‘Goedemorgen, mevrouw, Wagon-Lits roomservice. Heeft u goed geslapen?’
‘Ja, dank u wel! Waar zijn we?’
‘Uw koffie, mevrouw! Ik zet hem hier neer op het klaptafeltje.’
‘Dat is geweldig! Oh, het is al ochtend!’
‘We zijn ongeveer een uur voor aankomst in Praag, mevrouw, de trein heeft geen vertraging. Het is een prachtige ochtend vandaag, mevrouw. De hemel is helder. Het is momenteel 19 graden.’
‘Oh, zijn we er al bijna?’
‘Geen haast, mevrouw, ik zal u tijdig waarschuwen, dat weet u. Hier staat uw koffie!’
‘Oh, dank u, ja, hij is erg heet!’
‘Drink hem zo heet mogelijk, mevrouw, en geniet ervan. Maar pas op in de bochten! Dat u zich niet brandt!’
‘U bent een zorgzame treinbutler, meneer. Vertel me, heeft u thuis een vrouw en kinderen?’
‘Op dit moment heb ik mijn koffie, mevrouw, en die drink ik ook heet, zoals hij is. Verder ben ik onderweg, van A naar B.’
‘Van A naar B?’
‘Van A naar B. Bij wijze van spreken dan. Omdat de bestemming me niet uitmaakt, mevrouw. U bent onderweg naar Praag. Maar de trein rijdt verder en keert op een gegeven moment weer terug. Ik ben aan boord van de trein en ben eigenlijk helemaal niet onderweg. Ik ben waar mijn gasten zijn, mevrouw. Gasten zoals u, hoewel... gasten zoals u...’
‘Oh, meneer!’
‘Ik wens u een goede aankomst, mevrouw. En een veilige reis naar huis. Mag ik vragen, bent u op een heenreis of op een terugreis?’
‘Beide tegelijk, meneer. Het is echt beide tegelijk!’
‘Dat had ik al gedacht, mevrouw, als u het toestaat. Dus beide tegelijk. Men leert de mensen op een bepaalde manier kennen als ze onderweg zijn.’
‘U bent een kenner, meneer, dat voel ik.’
‘Dat doet me goed om te horen, mevrouw. En u lijkt me ook niet zo onderweg als veel van onze reizigers. U reist. En tegelijk bent al thuis. Mag ik u een goede reis wensen?’
‘Graag, meneer! En u een plezierige werkdag.’
‘Ah, maar ik ben maar een eenvoudige butler. Beslist geen conducteur of de machinist. En toch, dat met dat plezierige werken? Dat klopt wel! U bent een echte kenner van de ziel, als u me toestaat. Maar nu, adieu voor u, het ontbijt wacht op u in de restauratiewagen. Ik zal een tafel voor u reserveren. Neem echter alle tijd die u nodig heeft. Neem alle tijd!’
De butler verdwijnt ondertussen. Alsof hij doorzichtig wordt, en oplost in het niets.
‘Dank u,’ zegt ze nog, en ‘Adieu!’
Net als bij Alice in Wonderland is de butler al weg. Alleen zijn glimlach is er nog. Bij Alice was het de glimlach van de kat. En bij haarzelf?
Ineens is ze weemoedig. Er gaat van allerlei door haar ziel, wat allemaal niet erg op elkaar klopt.
Wat een man! Ideaal, eigenlijk.
Is het wel een mens? Zo ineens oplossen, en dat met de tijd en reizen en toch el aangekomen zijn..
Een engel! Het is natuurlijk een engel!
Maar, maar… een engel die koffie serveert?
Ze zucht, drinkt haar koffie en bladert in het prospectus van de nachttrein-service. Wagon-Lits in de een en twintigste eeuw. En dan valt haar blik op de tekst:
“Bij de bediening van onze gasten maken wij gebruik van de nieuwste generatie robots. Uw e-steward staat ten allen tijde tot uw beschikking. Mocht u vragen, klachten of opmerkingen hebben, dan kunt u de QR code scannen en uw commentaar achterlaten. Wij wensen u een prettige reis.”
Ze zucht opnieuw. Ze bevindt zich nu in een complexe, onoplosbare, metafysische, een en twintigste-eeuwse puzzel. Ideale man, engel, robot. Wie is wie?


