Na nog een wandeling door het stadje te hebben gemaakt is Marie-Rose het hotel binnengelopen. In de foyer leest ze op een groot affiche dat vanavond Claude Ferrier een pianorecital zal geven in de grote zaal en daarbij eigen werk ten gehore zal brengen.
Het loopt helemaal over haar rug naar beneden: Claude is een pianist en schrijft zijn eigen muziek!
Ze loopt meteen naar de receptie. Ze talmt, Eerst vraagt ze naar Denise en laat haar kaartje bezorgen. Ondertussen informeert ze losjes naar het concert. Bijna uitverkocht. Maar er blijken nog kaarten te zijn.
Nog kaarten! Ze reserveert ogenblikkelijk twee plaatsen. Die zijn helemaal vooraan. De piccolo komt op haar af en overhandigt ondertussen al het antwoord van haar vriendin: een sierlijk kaartje met daarop gedrukt in krullende cursieve letters Denise’s naam.Daaronder met de hand geschreven dat ze op dit moment op haar suite is, nummer 210. Dat is één verdieping hoger dan Marie-Rose. Ze neemt de lift.
Even later zitten ze samen in de salon van Denise, Marie-Rose op de steenrode canapé, Denise in een kanariegele fauteuil. De suite van Denise is wat kleiner dan die van haarzelf en wat minder luxueus. Marie-Rose verwondert zich hierover want ze had gedacht dat het andersom zou zijn: dat Denise de royalere behuizing zou hebben hier, met meerdere kamers en met persoonlijke bediening, omdat ze dat op de een of andere manier lijkt uit te stralen. Maar de werkelijkheid is dus anders.
En nu moet en zal ze Denise meteen vertellen. Tegelijk wil ze de belevenis van vanmiddag en de verrassing over het concert eigenlijk ook nog voor zichzelf houden. Door deze innerlijke tegenstrijdigheid komt ze met haar verhaal veel verwarder over dan ze in feite is. Maar is ze dat? Verward? Ook dat weet ze niet goed.
En wat ze zich ook voorneemt, verward of niet, voor zichzelf houden of niet, in minder dan geen tijd is alles eruit.
‘…. en dan blijkt hij dus vanavond hier te zijn en ik had net afscheid van hem genomen,’ ratelt ze vlug, ‘en ik weet niet zo, en zeg Denise, had jij al plannen voor vanavond? Ik wil mijn dans-meneer ook wel eens horen, denk ik. En wil je met me meegaan naar dit concert? Het is hier in het hotel! En we kunnen vooraan zitten. Ik heb eigenlijk al plaatsen geregeld en was bang dat het uitverkocht zou zijn en dat was het ook haast en ik wil alles zien en stel je voor: we hebben plaatsen op rij één, midden vooraan, en het begint over anderhalf uur! O, dat duurt dus nog vreselijk lang. Ja? Kom je mee? Zeg je ja? Toe, alsjeblieft!’
Denise hoort het opgewonden verhaal aan inclusief de verwarring en de ladingen neemt haar vriendin lachend maar ook moederlijk op.
‘Natuurlijk wil ik met je mee. En ik ben ook benieuwd naar deze monsieur Ferrier. Om een aantal verschillende redenen zal ik maar zeggen. Maar weet jij wel zeker dat jij mij daarbij wilt hebben?’
‘O, heel graag! Alsjeblieft! En help je me ook bij het opmaken?’
‘Het..het opmaken! Toe maar, zeg! Dus je wilt je ook heel mooi voor vanavond maken?’
‘J-ja. Eigenlijk wel.’
‘Echt? Lieverd,dan is het heel simpel. Dan hebben we weinig of niets te doen. Want dat ben je al.’
‘Denise, toe! Doe nou niet zo flauw! Help je me?’
De oudere vrouw keek haar met een glimlachje aan.
‘Ik hoor en zie’ zei ze, ‘dat dit echt belangrijk voor je is. Ik heb geen hart van steen. En hoewel ik je nog niet lang ken, word ik nu pas echt nieuwsgierig naar die monsieur Ferrier. Dat is een indirect compliment dat ik jou nu maak, mooi Roosje van me. Eh, omdat.. Ach, ik ga je dat ook niet uitleggen. O, je snapt me echt niet, zie ik. Vooruit dan maar: omdat ik denk dat jij niet zomaar zó onder de indruk van iemand zult zijn. O, je snap je het nog steeds niet? Ik zie het. Tja, maar dat komt omdat jij nu alleen maar aan die meneer Ferrier denkt. Maar ik kijk naar dit roosje en ik weet dat die niet zomaar een roosje is. Wat? Nog altijd niet gesnapt, Marie-Rose? Ongelooflijk!
Nou, dan krijg je de volle laag. Je bent een prinses en dus ben ik benieuwd naar deze prins! Want prinsessen vallen nu eenmaal op prinsen. Dat is algemeen bekend. Als het goed gaat tenminste. Dus natuurlijk kom ik mee! Ik wil dit met eigen ogen zien. We kleden ons mooi aan. En ik help je met opmaken. Ik heb nog een collier met oorhangers die jij volgens mij moet dragen vanavond. Weet je misschien waarom?’
‘Nee, Denise, echt niet. Wat voor collier dan?’
‘Oh, Je bent zó lief!’ lachte Denise, ‘Echt helemaal in de bonen! Wat denk je? Gewoon omdat die jou heel mooi zullen staan. Daarom. Maar dat zien we straks wel. En hoe wil je gaan? Moet het chic?’
Marie-Rose dacht even na in een vlaag van haar normale denkvermogen dat ze ineens tot haar verwondering ergens nog bleek te bezitten.
‘Ja,’ zei ze, ‘Het moet echt chic. Dan voelt het goed. En als hij daar niet tegen kan dan is dat maar zo. En ik doe het ook niet alleen voor hem. Ik doe het ook omdat we uit zijn en er een concert is!’
‘Van dat laatste geloof ik helemaal niks!’ zei Denise, ‘Volgens mij doe je het voor hem. En daar is toch ook niks mis mee? Na afloop zul je hem vast willen ontmoeten en dan.. enfin. Ik zie nog wel wat mijn rol is in het geheel. En òf ik wel een rol heb in dat geheel. Behalve mij nu óók chic maken.’
‘Denise, en vanavond wil ik heel graag met je onder de sterren langs het strand wandelen!’
‘Weet jij zeker dat je dan niet liever met je grote kunstenaar wilt wandelen? Geen publiek. Jij met hem samen?
‘Dat weet ik heel zeker. Je moet nooit overhaasten! Ik zou het echt fijn vinden! De wereld bestaat heus niet alleen uit monsieur Ferrier hoor!’
‘Misschien volgens de wetenschap niet,’ zei Denise, ‘maar als ik jou zo meemaak lijkt dat wel zo. Marie-Rose, kijk nou toch niet meteen boos naar me! Ik plaag je maar. Vanavond laat gaan we dan samen naar de sterren kijken. Zonder jouw musicus. Maar ik ga dan niet in mijn gala langs het strand. Dan weet je dat alvast. We spreken nog wel af! Wat en hoe, en dat soort dingen. Kom, jongedame. We gaan je mooi maken. Belachelijk plan, want dat ben je al. Maar toch gaan we dat doen.’



