Marie-Rose in 2021:
De trefzekerheid van de loop der gebeurtenissen heeft me achteraf altijd verbaasd. Schijnbaar kun je zo doelloos lijken en in werkelijkheid ga je kaarsrecht op je doel af. Wie doet dat eigenlijk? Ben je dat eigenlijk wel zelf? Word je geleid? Of ben je dat nou juist zelf? Echt hoor, we deden maar wat. Dat dacht ik toen tenminste, terwijl ik ondertussen recht op mijn lot afliep.
We slenterden langs de waterlijn. Het fijne van een strandwandeling is dat je eigenlijk nooit op de route hoeft te letten. Je loopt langs de zee en de golven. Het is steeds hetzelfde maar verveelt nooit. Ik kende het strand van de Mediterranee niet goed. Denise zei dat ze hier vaker geweest was. Ik vertelde dat ik vaak aan zee was geweest bij Trouville in Normandië. Denise zei dat ze het daar niet kende. Ik vroeg haar of ze de impressionistische schilderijen van Monet kende met strand erop.Ja,’ zei Denise, ‘die ken ik.’
‘Dat is Trouville,’ zei ik, ‘De schilderijen geven een prachtige impressie.
Het was daar op de een of andere manier witter en frisser, en hier was het op een bepaalde manier donkerder maar het licht was warmer en intenser. Dus hoe kon het dan donkerder zijn?
‘Omdat de kleuren dieper zijn?’ vroeg Denise.
‘Omdat de zon sterker is en zij de kleuren zowel verdiept als helder maakt? Dus licht wordt lichter en donker wordt dan donkerder?’ vroeg ik.
‘Ik ben geen schilder, zei Denise, ‘maar ik weet dat schilders het altijd over het licht van de Provence en de Côte d’Azur hebben.’
Wij liepen in dit licht. Het kwam als het ware nog vóór de indrukken van het water, het geluid van de branding, het krijsen van de vogels, en het geroep van de spelende kinderen. De plaats waar we ons bevonden lag aan een baai, waardoor de strandweg kromde en je de huizen steeds van een andere hoek zag en de heuvels van verschillende kanten. Het was daardoor in zekere zin een kleine wereld die iets geborgens had, ondanks de weidsheid van de Middellandse Zee. Die was tenslotte ooit de zee van hele antieke Grieks-Romeinse wereld was geweest, met schepen die uit Klein-Azië kwamen, Libanon en Cyprus, Egypte en het land van de Moren.
We hadden onze schoenen allebei uitgedaan en liepen met zanderige voeten. We kwamen in de buurt van een kleine haven en zagen dat er naast vissersboten pleziervaartuigjes aangemeerd lagen: roeiboten, kano’s, en kleine zeilbootjes. Er was een plaats waar roeiboten verhuurd werden en achter een omheining lagen slanke wedstrijdboten die er heel anders uitzagen dan de logge kuipen voor ongeroutineerde badgasten. Er was een lange aanlegsteiger.
Vanaf het land leidde een andere steiger naar een houten gebouw dat direct aan het water stond en op palen stond zodat het de hoogteverschillen van eb en vloed kon weerstaan. Daaraan vast half in het water en ook op palen een groot terras met een balustrade waar geanimeerde stemmen te horen waren.
‘Deze plaats ken ik.’ zei Denise, ‘Het is het gebouw van de roeiersvereniging. Het is openbaar toegankelijk. Er zijn vaak feesten. Er wordt bijna elke dag gedanst. Heel leuk en sfeervol, zo boven het water. ‘s Avonds zijn er guirlandes van olielampjes. Ze hebben meestal goede muzikanten en de keuken is ook goed. Ik denk dat roeien erg hongerig maakt.’
‘Wat een fijne plek!’ riep ik, ‘Ik wil er graag kijken. Kom je mee?’
Maar Denise sloeg de uitnodiging af.
‘Ik ben niet zo in de stemming.’ zei ze, ‘Ik heb het erg fijn met je gehad. Maar ik voel ook de melancholie in me. Dat is primam hoor. Want eigenlijk zoek ik die juist op in deze dagen. Dus liever loop ik nu alleen terug naar het hotel.
Wil je graag naar binnen? Of eh..buiten eigenlijk. Kijk, neem de trap vanaf het strand.’
‘Ik ga.’ zei ik, ‘En zien wij elkaar dan straks weer?’
‘Graag, lieve Marie-Rose. Ga maar. We zien elkaar vast weer gauw. Ik wens je veel plezier.’
Ze draaide zich om en ging de weg terug. Ik keek haar na. Een lange en statige vrouw, mooi, en elegant. Inderdaad een beetje melancholiek. Toen ik Denise’s gestalte kleiner en kleiner zag worden terwijl ze opnieuw langs de vloedlijn liep dacht ik weer aan de schilderijen van Monet. Daarop zag je soms ook zulke vrouwen over het strand lopen, met parasols en dat statige dat Denise ook had. Gezien en vereeuwigd door een kunstenaars-oog en met penselen.
Ik liep naar het houten trappetje,klom de treden op en kwam boven uit op het roeiersterras.



