De zaal is zwart. De lampen zijn fel en wit. Een zwart-witte wereld.
Zou de aankleding een eerbetoon zijn aan het ontstaan van de film? Lange tijd was die ook een zwart-wit medium . De abstractie leidde tot prachtige camera- en opnametechniek. Een soort collectieve oefening in vertaling van scènes naar filmbeelden, voordat de kleuren op het witte doek verschenen.
Deze zaal, mijmert de kunstenares van vanavond, is deze vormwereld bewust zo ontworpen? Of was dit onbewuste of half-bewuste genialiteit van de architect?
De stoelen hebben in elk geval kleur. Ze zijn rood. Felrood. Heel erg bioscoop.
Had Rozemarijn kunnen verzinnen dat ze vandaag uitgerekend in deze zaal terecht zou komen om dit programma te spelen? Het houdt haar bezig nu ze ineens in die grote zaal van het auditorium zit. Ze heeft er ineens enorm zin in.
Direct buiten de zaal is er de lichte foyer met al dat glas. Daar vind je meteen de intensieve lichtwereld van de Meditterranée. En hier in het binnenwerk geen spoor van pastel of vloeiende lijnen. De vormen in de zaal zijn op het scherpe af duidelijk omlijnd.
Als kunstenaar waardeert ze het dat ze deze contrastrijke, abstract gevormde wereld te overwinnen heeft en door de kracht van haar programma en met niets dan de muziek uitgerekend het Franse licht daarin binnen te brengen heeft.
Haar medium is de vleugelpiano . En die eigenlijk precies zo abstract en zwart-wit. Haar wereld is die van acht en tachtig zwarte en witte toetsen. De toetsen hebben toegang tot wereld al in stukken gebroken. In de oneindige overgangen tussen de tonen en klanken zijn vooraf de acht en tachtig keuzes gemaakt.
Het is zo totaal anders dan de stem of de viool. Daar kan je zelf kiezen uit de oneindigheid.
Toch kun je ook met deze toetsenwereld alle kleuren en tonen zelf maken en mengen, alsof je pigmenten uitstrooit en ze met de olie mengt voor ze op het palet komen. Het is altijd een beetje toveren. Inclusief dood en opstanding. Het leven bevrijden uit het dode ding. En vooral in dit programma. En de muziek van deze componist-.
En daar komen al die mensen op af!
Ze kan er nu niets meer aan doen. Ze heeft nu eenmaal voorgoed die sterke verbinding met deze impressionistische wereld, die zelf wel uit licht lijkt te bestaan. Vroeger was bij haar die verbinding nog instinctief. Als kind had ze het al. De tijdparadox die ze levend heeft doorstaan accepteert ze voortaan. Als iets groots, maar het blijft ook huiveringwekkend.
En de vraag waarom ze als kind al iets met deze muziek mee had is tegelijk beantwoord en onbeantwoordbaar geworden. Feit is dat ze er nu eenmaal mee verweven is.
Niet erover nadenken. Gewoon gaan spelen voor dit publiek. Twee dagen geleden was ze net terug en in ontreddering. Toen ging het ook. Vanavond is ze soeverein.
Het lukt direct. De stijlvolle zwart-witte wereld wordt spelenderwijs overwonnen, niks geen film-noire. Het teruggevonden licht schijnt in de duisternis waar meer de dan tweeduizend mensen haar spel volgen. Wat fijn dat jullie gekomen zijn!
Het uit zich in de puntjes van de schitteringen, in het pointilisme. In het kunnen weergeven van wateroppervlakken en erdoor gefascineerd zijn, in het losweken van de kleuren uit de dingen waar ze zo vast omheengeplakt lijken maar die hun eigen ongrijpbaar zijn hebben. De kleurenwereld is net weer anders is dan de lichtwereld. De kleuren hebben licht nodig hebben om te verschijnen.
De grote magie is dat dat met klank ook gaat.
Ze speelt vanuit die lichtwereld. Zelf zit ze achter de zwarte Bösendorfer concertvleugel en bespeelt zwart-witte toetsen in een zwarte zaal met witte lampen, en natuurlijk dat rood van de cinema-achtige stoelen felrood. De ambiance mist totaal het etherische van pastelkleuren. Maar ze heeft zoveel waardering en bewondering voor deze setting.
Het Zuid-Franse licht is zò sterk dat je vaak catacomben moet scheppen om het te kunnen ontvluchten. Niet alleen door in je huis de jaloezieën te sluiten maar ook op plaatsen waar je samenkomt met anderen donkerte en afgrenzing te ervaren. Ergens niet ver van hier, aan deze zelfde kust sprak tweeduizend jaar terug Maria Magdalena gloedvol en geinspireerd. Ze deed dat in een grot.
Alsof je in de wereld van de slaap en de nacht bent en de duisternis der zinnen nodig hebt om van daaruit het licht dat in je is te vinden en het te herscheppen. Maar dat deden die impressionisten dus in hun stijve tijd. Ze liepen met kachelpijphoeden op hun hoofd, ze herschiepen licht in de duisternis en de benauwdheid.
Hun wereld snapte dat weliswaar nog niet maar zat er toch al op te wachten. Omdat het gewoon aan de tijd was. Het was hard nodig. Er was ook nog meer duisternis op komst. Het licht moest echt een flink handje geholpen worden en de kunstenaars waren zelf ook maar dienaren in dit geheel. Maar wie gehoorzamen kan werkt mee en schept. Dient en schept.
In die wereld is haar geliefde, de man die maar schept en schept. Hij schept die wereld of die wereld schept hem, wat is er eerder: de kip of het ei, de gebraden kip voor mijn part, Pilu, of misschien is het allebei. Wat zou hij nu aan het doen zijn?
Ze heeft nooit geloofd in de eeuwige rust. Rust heb je nodig om uit te rusten maar dan is er toch het scheppende licht om je weer helemaal fris te maken? Zou het zo zijn? Ze ziet dit keer geen monsieur Ferrier in een pak en een baard achterin staan. Ze speelt rechtstreeks vanuit de lichtimpuls van haar klankdichter en landschapsschilder.
Ze speelt recht in de harten van haar publiek, dat inmiddels ook al hondertwintig jaar verder is en hier zeer ontvankelijk voor geworden is. Het is echtr niet allemaal hard en kaal in onze tijd.
We zitten hier met twee- en-een-half-duizend mensen in het donker en vieren het licht. Wat een ruimte, wat een setting! De plek van de film, de bioscoop waar het donker is en waar je naar beelden uit licht kijkt, de omgekeerde camera obscura, want de beelden zijn gevormd en spreken nu tot je ziel. Zij doet het niet direct met het licht, zij doet het via de klank, maar het licht leeft daarin, en de kleuren en de geuren en de beelden.
Daar is ze mee bezig. Soms vertelt ze tussendoor wat over de werken die ze speelt. Over dat Moorse paleis in Sevilla, over de regendruppels op de bladeren, over de maan boven het water, over het paleis van de mandarijn. Ze haalt er ook andere componisten bij. Want gelukkig ben je nooit alleen. Ook als kunstenaar niet, al lijkt soms zo.
Ze speelt dus ook de Vallei van de klokken van Maurice Ravel. Ze laat het publiek even glimlachen als ze een paar maten speelt uit Morgen van Edvar Grieg. Ze laat bewust de modernen weg. Ze blijft trouw aan die ene tijd waarin zich haar eigen geheim afspeelde. Ze zegt dat ook. Dat ze trouw blijft aan deze periode. Want ze is tenslotte behalve concertpianiste ook muziekpedagoog. Ze hitst haar auditorium op om toch zelf veel te luisteren naar muziek die daarna gekomen is, en ook in films goed te luisteren. Ze hebben Ferrier uiteindelijk dus wel begrepen en in hun hart gesloten, zegt ze. En dan keert ze weer terug tot Ferrier zelf. En ze speelt weer als een klein meisje in de licht- en kleurwereld van zijn pastellen.
Ze zegt tussendoor nog dat hij zichzelf een gemankeerde landschapsschilder vond. Ze glimlacht daarbij en herhaalt vragend dat woord.
‘Wat? Gemankeerd? Wat vinden jullie zelf?’ hetgeen een klein applausje en vertedering oproept in de zaal, terwijl ondertussen de eerste deskundigen zich al hun hoofden erover beginnen te breken waar Ferrier dat dan toch gezegd zou kunnen hebben.
Want er is niets over bekend, helemaal niets. Hij heeft het aan niemand geschreven. De uitspraak is niemand bekend. Maar ja, La Vandevelde zegt dingen toch niet zomaar, of was dit dan misschien toch een slip of the tongue van haar? Heeft ze dit dan toch zelf verzonnen? Maar, Vandevelde, het is tegelijk zo raak!
Ze komen er natuurlijk niet uit.
Ze zegt:
’Het begint tijd te worden om af te ronden. Buiten is de zon ondergegaan en de sterren zullen er zijn. De zee ruist vandaag zo zacht. Ik zal afsluiten met een eenvoudig walsje, maar zó gelaagd en zo teder! Het liefst zou ik zeggen: kom alsjeblieft op de dansvloer en dans! Maar doe dat later. Want ik zie al: we hebben hier binnen geen plek ervoor. Daarvoor zijn we met teveel. Forget about me, chers amis. Ik heb jullie alleen maar de ervaring willen overbrengen. Ik heb deze muziek niet gemaakt.’
’Ferrier was zelf een matige danser.’ vervolgt ze, ‘Waarschijnlijk omdat hij altijd zat te spelen, zoals ik hier nu ook vastgeplakt zit aan de toetsen. Maar als het anders was? Als hij niet zijn walzen zat neer te pennen, en ik niet zat te spelen? Als hij hier was dan zou ik hem ten dans vragen. In plaats van te spelen zou ik met hem willen dansen.’
Dat raakt haar natuurlijk veel meer dan ze als artieste op het podium laat zien, maar haar hartsgeheimen vloeien vanzelf over in de creatie. Het programma eindigt met die bijzonder innige en eigenlijk eenvoudige muziek waarop ze de gracieuze eeuwigheid van de dans voelde ontstaan.
Haar handen spelen. Maar eigenlijk danst ze ergens op een houten vloertje in de open lucht met haar geliefde. Ze draagt min of meer diezelfde jurk met de rode biesjes als toen. Wat een genade dat ze die zomaar gevonden heeft!
Het concert is uit. Ze is netjes binnen de anderhalf uur gebleven.
Nu nog de toegift, denkt ze, terwijl ze het applaus in ontvangst neemt. Hoe ga ik dit doen?
Maar als je goed voorbereid bent lijken dingen vaak vanzelf te gaan.



