Denise heeft laten weten dat ze naar het concert komt en gevraagd of ze nog samen wat kunnen gaan eten. Rozemarijn gaat daar graag op in, want het concert begint pas om negen uur. Ze zitten vooralsnog incognito op het grote terras van het Palais des Festivals et des Congrès en kijken weer eens uit over de Méditerranée waar de avond begint te vallen.
Rozemarijn eet weinig, zoals meestal voor een concert. En ze drinkt alleen water.
Denise vertelt dat ze na afloop direct met de trein naar Montpellier vertrekt, waar familie van haar woont. Ze zal misschien voor de toegift al moeten vertrekken.
Eenmaal terug in de artiestenkamer laat Rozemarijn laat haar nog het couvert met het gedicht van Pierre zien. Ze verbazen zich er samen uitvoerig over. Dan nemen ze afscheid. Rozemarijn nodigt Denise uit gauw naar haar huis in Brussel te komen.
‘Oh ja!’ zegt Denise, ‘ik heb natuurlijk je contactgegevens al. Weet je nog, een week geleden in de TGV? We hadden elkaar net ontmoet en toen hadden we onze smartphones nog. Heb jij de jouwe al terug trouwens?’
‘Ja,’ zegt Rozemarijn, ‘hoezo? Jij niet?’
‘Niet direct,’ zegt Denise, ‘ik kreeg de mijne pas gisteren terug. Ik dacht dat die voorgoed in, laten we zeggen: de mist der tijden verdwenen was, maar toen was er ineens een pakje bij de receptie. En daar zat die in. Met een briefje erbij: We hebben uw telefoon gevonden, in een mooi wat ouderwets handschrift en een adres. Ik ben dan zo dat ik die mensen wil bedanken dat ze mijn spullen gevonden hebben dus ik ging vanochtend nog erheen. Ik kom in de straat. Ik zoek naar het huisnummer. En wat denk je? Het adres bestaat niet.
‘Denise, wat was het adres dan?’
‘Klein stukje lopen maar vanaf ons hotel. 4 Rue Lambert. En weet je wat nou het gekke was? Nummer twee was er wel. Een of ander levensmiddelenzaakje. En nummer zes ook. Dat was een bakkerij. Ik loop naar binnen want de bakker heeft op zondag open. En ik vraag ze daar naar 4 Rue Lambert.
‘Nee mevrouw,’ zeggen ze, ‘er is geen nummer 4. Nooit geweest ook. Een of andere malligheid in de nummering in onze straat. En veel te veel gedoe om het te corrigeren. En, zegt de bakker me, ik zeg nog tegen onze gemeente: u hoeft toch alleen maar nummer 2 in nummer 4 te veranderen? Ah, monsieur, zeggen ze daar , maar dan klopt het nog steeds niet, wel? In een straat beginnen de huisnummers wel vaak bij de twee, maar niet bij de vier. Om het echt netjes te doen zou je dus alle honderdzestig andere huizen moeten omnummeren. Kunt u zich voorstellen wat voor ellende dat teweeg zou brengen? Daarom laten we het maar zo. ‘Dus,’ zegt de bakker, ‘zo zit het, madame. We zijn dus buren met de zaak op nummer 6. En er zit echt niks tussen. Zoals u zelf ook al heeft kunnen zien.’
Iets doet Rozemarijn besluiten dit zo te laten zoals het zich aan haar vriendin heeft voorgedaan.
‘Bizar, Denise, ik vind het echt bizar.’
Dat vindt ze ook. Dus is het geen leugen. A white lie.
Dit past natuurlijk! denkt ze, Het tijdreisbureau is er niet meer. Het hoort natuurlijk helemaal bij de branche dat het er dan ook nooit geweest is.
‘Maar,’ zegt Denise, ‘ik heb mijn telefoon weer terug. En daar staan jouw contactdata in. Ik laat je nu, want je wilt je vast omkleden en je voorbereiden. Ik ben heel benieuwd naar vanavond. Ik heb een heel gewoon plaatsje ergens in de zaal. Dus ik betwijfel of je me kunt zien. Ik ga luisteren. En ik denk aan je!’
En ze nemen afscheid.



