Ze is zojuist klaar met de tweede keer inspelen op de grote concertvleugel en is teruggekeerd naar de haar toegewezen artiestenkamer. Daar staat een divan met kussens. Ze gaat erop liggen en doet een klein dutje. Ongeveer een half uur later wordt er geklopt
‘Entrez!’
Een geüniformeerde jonge man verschijnt.
‘Madame, er werd bij ons een pakje voor u afgegeven. Alstublieft!’
Ze bekijkt het nieuwsgierig. Een gelige gevoerde envelop, met in ouderwetse geschreven letters haar naam erop en verder geen adres. Er staat een afzender, verder alleen een straatnaam:
Agence des voyages, 4 Rue Lambert
Een briefje en een couvert, met een touwtje erom. Het couvert.Het komt haar ergens bekend voor. Het briefje:
Chère Marie-Rose, bij het opruimen kwam ik dit tegen. Ik dacht dat u het wel graag zou willen hebben. Ik ben zo vrij geweest in het couvert te kijken, waarvoor uiteraard mijn verontschuldiging. Maar daardoor wist ik dat de inhoud inderdaad voor u bedoeld is geweest. Tenminste dat vermoed ik zeer. Het couvert is uit 1901. Het ga u goed. Met de meest hartelijke groeten van uw reisbureau.
“Het couvert:” de oude man gebruikt net als zijzelf de ouderwetse benaming voor “envelop.” Het is niet dichtgeplakt. Ze opent deze. Ze haalt het gedicht van Pierre eruit. Met het opschrift in zijn handschrift: pour Marie-Rose, une rencontre ce souvenir de Pierre. Voor Marie-Rose, een ontmoeting, dit aandenken van Pierre.
Daar staat ze. In haar chamois jurk met de rode biesjes en met het gedicht van Pierre in haar hand. Ze betast nieuwsgierig het papier. Dat is toch niet mogelijk! Ze schrikt er haast van. Deze brief is honderdtwintig jaar geleden geschreven. Maar het papier is niet vergeeld en ruikt niet muf. Het is alsof het maar een paar dagen oud is, en niet meer dan een eeuw. De vouwen zijn niet gerafeld of gebarsten. De inkt is niet verbleekt of verweerd. Hoe kan dat?
Nu is het iets wat haar vooral emotioneel raakt omdat ineens de tekenen van haar verblijf in de andere tijd haar omgeven. De jurk en het gedicht. Terwijl zij dacht dat alles spoorloos vervlogen was.
Weken later ontwaakt de analytica in haar en brengt ze het papier naar een grafoloog, die het op zijn beurt naar een laboratorium van de universiteit van Leuven zendt en haar later persoonlijk zijn bevindingen meedeelt:
‘Het handschrift is authentiek en van begin twintigste eeuw. Het gedicht is bekend. U krijgt de vindplaats in onze bibliotheek. De inkt is zoals die toen gebruikt werd. Ook de samenstelling van het papier is bekend. Die hoort ook bij die tijd. Alleen, madame, (gevolgd door een wat hulpeloos gebaar), wat we niet kunnen verklaren is dat het papier níet oud is qua leeftijd en de inkt óók als nieuw is, terwijl zij qua samenstelling dat wél zijn. Alsof het document dus uit twee verschillende tijden tegelijk afkomstig is. Uit de onze en uit begin 20e eeuw. U vindt het misschien raar, dat ik dat zo zeg, madame, Wij vinden het ook raar eerlijk gezegd. Maar dat is wat ons onderzoek opgeleverd heeft. En voordat je met een verklaring komt is het altijd belang respect te hebben voor de resultaten van gedegen onderzoek. Dus voorlopig is onze conclusie een onzinnige: Dit document is afkomstig uit twee tijden tegelijk, madame, hoe absurd het ook klinkt.’
Ze gaat zich alvast klaar maken voor het concert. Haar mouwloze zwarte concertjurk met de lovertjes hangt al naast de spiegel. De zwarte schoentjes met platte hakjes staan naast elkaar en een aantal panties liggen op tafel zodat je er nog eentje kunt ruïneren.
Ze neemt een douche en zit daarna nog even in haar gewone kleren van overdag.
Nu (helaas) niet de nieuwe chamois jurk met de rode biesjes, de rode schoentjes en de strohoed. Het drietal heeft ze opgehangen, neergezet en op tafel gelegd, vlak bij elkaar. Daarnaast ligt het gedicht van Pierre. Ze kan er vanaf haar zitplaats naar kijken. Het geeft haar een warm en veilig gevoel.
In een opwelling besluit ze de nieuwe jurk vanavond tóch te dragen, samen met de rode schoentjes en haar haren op te steken. Haar zwarte concertjurk blijft vanavond in de kleedkamer hangen.



