Rozemarijn is snel klaar en heeft nog veel tijd. De middag brengt ze door in de mondaine badplaats. Er is geen spatje regen en geen zuchtje wind en al helemaal geen eenzaamheid, allemaal dingen waarnaar ze stilletjes verlangde. Misschien is dat meer iets voor Engeland. Langs dramatische kliffen lopen en nooit zonder paraplu de deur uitgaan. Ze geeft zich maar over aan het vrolijke zomerweer zoals dat vandaag hier is en ach, het is eigenlijk ook echt leuk.
Ze heeft zoveel intensiefs beleefd de afgelopen dagen. Ze is telkens in contact geweest en in gesprekken. Het is nu fijn om op te gaan in de menigte en in winkeltjes rond te kijken, belachelijk dure kopjes koffie te drinken op mooie terrassen, parfums uit te proberen en die dan toch niet kopen, krankzinnige handtassen door haar vingers laten gaan en voor de vorm weifelen, weer stukjes langs de boulevard slenteren, even het zand onder je voeten voelen vlak bij zee.
En dan heeft ze ineens geluk. Van het materiële soort.
Want ze ziet in een boetiekje een jurk hangen die haar helemaal doet denken aan de jurk die ze in 1901 droeg. Deze is van een mengsel van katoen en viscose. Dat hadden ze toen nog niet, denkt ze meteen, maar wat valt de stof daardoor mooi soepel! En het is dezelfde kleur chamois, en zowaar met motieven van bleekgroene rozen. Die jurk was eigenlijk tijdloos, en dat blijkt ook nu weer. En vooral zijn er die helderrode biezen langs de mouwtjes en langs rug en hals, en is ook de lijn van decolleté precies goed. Niet teveel en zeker niet te weinig, en de rode biesjes zijn ook onder aan de zoom. En als je draait, dan draait de rok zo mooi, op de two step bijvoorbeeld, of de wals..En deze jurk past haar perfect. Alsof die door de lange jaren heen naar haar toe is gereisd en geduldig op haar komst heeft gewacht.
‘Oh, deze, s'il vous plaît.’
‘Deze jurk staat u echt beeldig, madame!’
’Dat zegt u maar…’
‘Nee, nee, madame, ik zeg het ook als een jurk een klant niet staat, en dan weet ik meestal wel een andere voor haar. Daarom komen mensen zo graag bij me terug. Maar ik meen het, u krijgt er iets toverachtigs van. En uw Frans is zo mooi, maar het is niet van hier. Bent u soms een Belgische?’
‘Ja, dat heeft u goed! Weet u, ik heb ooit eens zo’n jurk gehad en….’
‘Oh,oh, die heeft u zeker heel erg gemist?’
‘Ja!’ Ze voelt ineens hoe het haar emotioneert, ‘Ja, heel erg!’
’Wat fijn dat u uw jurk dan nu weer gevonden hebt. En dat ik die hier voor u op een hangertje heb mogen bewaren.’
‘Eh…. een rare vraag misschien. Heeft u er misschien schoenen bij?’
‘Dat vind ik geen rare maar een leuke vraag! Ik ga u helpen zoeken. Ik zou zeggen rood, vanwege de biesjes….?’
Ze loopt even later op straat in de jurk, met rode schoentjes en ook een strooien hoed waarbij de verkoopster zelf het lint op maat heeft gemaakt en er voor haar omheen genaaid heeft.
Ze heeft verrukt haar klant voor de spiegel laten bewegen en draaien.
‘Ik weet niet wat het is madame! Terwijl kleding toch mijn vak is. Maar u krijgt een uitstraling van…Ik zou het l’air du temps kunnen noemen, maar dat parfum past nou net niet bij u! O, u vindt ook van niet. Heerlijk parfum, vintage, maar voor een andere vrouw. Wilt u dat ik u iets anders opdoe? Oh, u moet werken? Wat? U bent pianiste? Ik dacht al dat u kunstzinnig was. Zeer vereerd met uw klandizie, madame. Och, och, wat een schoonheid in mijn winkeltje..’
Haar andere kleren heeft de verkoopster netjes opgevouwen. Ze bevinden zich met het bonnetje in de papieren tas van de boetiek.
Ze loopt over straat in de rode schoentjes. Het is inderdaad toverachtig. Ze voelt zich innerlijk gedragen door licht.
‘Marie-Rose, ja! Dat ben ik!’ denkt ze als ze even haar spiegelbeeld in een etalageruit ziet bewegen, terwijl ze over straat gaat.



