Rozemarijn had er nog net op tijd aan gedacht om roomservice voor de volgende ochtend vroeg te boeken. Ze had een flinke werkdag voor de boeg, en op de een of andere manier voelde dit Rozemarijnig aan en niet “Marie-Rosig.” Dat was misschien voor later. Maar nu even geen ruimte voor al teveel verfijnde esoteriek en ontwikkeling. En daarom Rozemarijn vandaag. Ze werd wakker van de steward die aan de deur klopte. Ze riep: Entrez! en hij kwam binnen met een wagentje met daarop het ontbijt.
‘Goedemorgen. madame Vandevelde. Het is zeven uur. U had toch dit tijdstip besteld hoop ik? Volgens onze hotelagenda komt om acht uur uw Personal Assistant om de dag met u door te nemen. Zal ik vragen of zij naar uw suite komt of wilt u liever in de lobby met haar afspreken? Vanzelfsprekend hebben wij spreekkamers ter beschikking en reserveren er graag één voor u.’
‘Stuur haar maar hier naartoe. Acht uur zei u?’
‘Acht uur ma’am. Enjoy your breakfast, o pardon u bent franstalig.’
‘Oh, I got the message allright. Thank you very much.’
Dat is waar, dacht ze, Engels is de wereldtaal geworden, zelfs in Frankrijk.
Ze was ook de Personal Assistant bijna vergeten. Heel erg personal was die niet, want deze persoon hoorde niet zozeer bij haar persoon, maar bij haar volgende optreedlocatie. Vanavond in het Palais des Festivals in Cannes. Dat was een bijzonder eervolle optreedplek en stond gepland als de afsluiting van haar mini-tournee in Zuid-Frankrijk. Aangezien het ook de plek was waar telkens het beroemde filmfestival plaatsvond waren ze daar wel gewend om de optredende kunstenaars tijdig van assistentie te voorzien, waarschijnlijk door schade en schande in de loop der jaren wijs geworden. Ze had de intelligente jonge vrouw, die Nadine heette maar waarvan ze de achternaam niet had onthouden, al aan de telefoon gehad.
Nadine had de afspraak van vanochtend geregeld en gezegd dat madame Vandevelde zich nergens zorgen om hoefde te maken.
Heel veel zin had ze niet in vanavond. Dat kwam door alle emoties van de afgelopen dagen en omdat ze Claude inmiddels lichamelijk miste.
Ik heb gewoon ontwenningsverschijnselen, dacht ze, maar dat vond ze zelf veel te afstandelijk gezegd. Ze miste hem gewoon heel erg, en het deed pijn.
Ze verlangde naar uiterlijke eenzaamheid. Naar regen en wind, lopen langs de rotsen van de kust, heel veel lopen en honger en dorst krijgen en daar niet meteen wat aan kunnen doen. Daar verlangde ze eigenlijk naar. Dat zou haar stemming althans een beetje tot uitdrukking brengen.
In plaats daarvan dit feestelijk concert, omringd worden door luxe en goede zorgen, publiek en het backstage gedoe, wat gezellig heette te zijn maar waar ze geen behoefte aan had. Ze zou het wel over zich heen laten komen natuurlijk. Maar ze besefte ook vaag dat haar verdriet maar een sluier was van iets dat veel dieper lag. Daar rustte eigenlijk iets heel anders. Het was niet zo gemakkelijk daarmee één-twee-drie contact te krijgen maar dat andere was er, ze wist dat. En dat was voldoende om de dag van vandaag aan te gaan. Dezelfde kracht had ze al gevoeld toen ze volkomen overvallen was geweest van het zien van de concertaankondiging hier in het hotel. Ze was net terug van haar verre reis en door elkaar en ontdaan. En toch had ze heel duidelijk het gevoel gehad: het concert moet doorgaan!
Ze nam het ontbijt en dacht ondertussen aan haar hotelsuite van de afgelopen dagen, in werkelijkheid van honderdtwintig jaar geleden. De suite van nu was voorzien van veel moderne apparatuur en meubilair maar was toch nog herkenbaar gebleven. Dat had voor haar iets enorm geruststellends. Ze waande zich even in dat andere bed terug, voorzien van een tijdloze café au lait en verse croissants.
Ze mijmerde en was weer half in die andere tijd. Maar ze veerde weer terug en bedacht dat wat zogenaamd haar eigen tijd was haar veel meer mogelijkheden bood, en haar een positie schonk die in de tijd van Claude op zijn minst twijfelachtig zou zijn geweest. Maar dit was ook dubbel. Ze was er eigenlijk niet meer zo zeker van.
Want ze had zich daar helemaal niet zwakker gevoeld, en ook niet zonder invloed. Ze was daar juist heel erg zichzelf geweest, vond ze.
Ze nam een douche en kleedde zich aan, ditmaal in een wat zakelijke strakke rok en een zwierige blouse met witte kant en halflange wijd uitlopende mouwtjes. Ze ging zitten voor de spiegelcommode. Ineens wist ze heel zeker dat ze voor hetzelfde meubel zat van honderdtwintig jaar terug dat toen de reflectie van Marie-Rose had weergegeven. Ze herinnerde zich haar verwondering toen ze er voor het eerst in had gekeken en de spiegel een beetje magisch leek toen die heel even een reflectie van haar als Rozemarijn had voorgetoverd en hoe het beeld haar dit als vrouw van begin twintigste eeuw gefascineerd had.
Ze bestudeert opnieuw haar spiegelbeeld. En ze moet het erkennen: Marie-Rose is er niet meer uit weg te denken. Ineens is ze volkomen helder en neemt ze besluiten.
Het eerste besluit neemt ze terwijl ze zittend mijmert.
Gelukkig staan vanavond hoofdzakelijk werken van Ferrier op het programma. Ik moet alvast nadenken over de toegift. Wat zou die kunnen zijn? Het kan zijn dat ik hem weer zie, zoals ik hem afgelopen vrijdag zag. Met wat voor ogen kijk je dan eigenlijk? Hij zou het zonder aarzelen de ogen van de ziel hebben genoemd en daarin heeft hij natuurlijk weer gelijk. Met diezelfde soort ogen keek hij ook naar mij toen ik op de voorste rij zat en hij intuïtief wist dat ik door de tijd heen gekomen was. Als ik naar hem probeer te kijken met zulke ogen, dan weet ik in ieder geval al waar ik het zoeken moet. Ik wil dat de toegift voor hem is. Of ik hem nu zie of niet. En dan is hij voor mij mijn verten-man, de landschapsschilder. Ik weet nog niet precies wat, maar de toegift zal voor hem zijn en het moet met verten of vergezichten te maken hebben.
Het tweede besluit komt meteen er achteraan. Het is bondig en verrassend.
Het wordt tijd om mijn artiestennaam te gaan dragen. ‘Nee, Claude, niet Mimi! Dat blijft ons geheimpje.’
En dan meanderen de mijmeringen:
Mijn artiestennaam wordt zoals ik heet wanneer ik die mooie en gevoeligere versie van mezelf toelaat die me de afgelopen dagen geschonken werd. Ik weet niet door wie. Iets of iemand heeft me die naam gegeven. Claude was het niet. Maar hij heeft er wel mooie en lieve dingen over gezegd. Waar zou die naam toch vandaan zijn gekomen? Ik weet het niet. Maar die naam wil ik gaan dragen: Marie-Rose Duchamps. Nog niet vanavond, denk ik. Nog even Rozemarijn. Dat staat ook op alle aankondigingen. Maar in de nabije toekomst wel. Ik zal het er eens met mijn manager in Amsterdam over gaan hebben.
Ze werpt een kushandje naar haar spiegelbeeld. Marie-Rose, yeahh. definitely. Even geduld nog..
Er wordt geklopt. Ze roept weer; Entrez!
En Nadine treedt binnen.



