Rozemarijn had een rechte, witte linnen jurk aan en zwaaide naar haar.
‘Hoi, Denise! Nu heb ik dan eindelijk eens een keer op jou mogen wachten. Ik vind het fijn eigenlijk. Want dan word ik nieuwsgierig naar je en stel me voor hoe je straks zult verschijnen. En nu ben je er. Hoe is het? Kom zitten!’
‘Lieve Marie-Rose, zeg mij eerst: hoe was je nacht?’
‘Shaken, not stirred. O, heel flauw, een James Bond grapje. Maar nu geef ik die vraag meteen terug. Hoe was de jouwe?’
‘Likewise. Maar dat is eigenlijk steeds zo. En daar wil het graag met je over hebben! Maar ben je wel in the mood om het daarover te hebben?’
‘Altijd die zorgzame Denise. Moet je luisteren, ik vind jou heel lief. Maar dat vind ik ook als je niet zo zorgzaam doet. Maak je over mijn mood even geen zorgen. Ik bevind me in een zee van pijnschurend liefdesverdriet. Maar anders dan vroeger heeft niemand me de bons gegeven. En ik ben ook niet kwaad of wanhopig weggelopen. Het doet wel pijn. Maar de liefde zelf is sterk en stralend. En het is all in the game. Dat zei hij, Claude zelf min of meer ook, maar dan natuurlijk in het Frans. Ik zit wel heel veel Engels er tussendoor te gooien, merk ik. Dat komt misschien omdat ik dat de afgelopen dagen niet kon doen. Ze waren niet echt handig met Engels, daar….’
‘Ik weet het.’ zei Denise.
Haar leap of faith, de sprong in het duister had ze daarmee gedaan. Nu was er geen weg terug meer mogelijk. Rozemarijn pikte de boodschap haarfijn op.
‘Maar ik weet dat jij dat weet! Want jij was daar ook.’
‘Ja,’ zei Denise, ‘ik was daar ook! En daar moeten we het volgens mij nu over hebben.’
De jonge vrouw keek haar onderzoekend aan. En toen klaarde haar gezicht op.
‘En jij was bijna de hele tijd in mijn buurt! Echt. Dat betekent zo veel voor mij.’
‘Ja,’ zei Denise, ‘maar voor je nu verder reageert: ik begrijp er zo mogelijk nog minder van dan jij. Kijk, jij was geloof ik nog op een soort van missie. Ik wil nu niet teveel gaan psychologiseren. Want dan lijkt het net alsof ik er wat van snap. En dat is niet zo. Volgens mij kwám jij ergens voor. Dat werd ook relatief snel duidelijk! Ik heb het je daar ook gevraagd. De vorige keer dat we op dit terras zaten, weet je wel? Nou ja, op de vorige versie van dit terras. Ik had half door dat er ergens iets niet klopte. Jij volgens mij niet.’
‘Nee,’ gaf Marie-Rose toe, ‘toen nog niet.’
‘Ik half. En ik wist eerlijk gezegd zelfs niet precies of ik echt met jou aan het praten was of.. laat ik zeggen met een soort overgrootmoederversie van jou. Toen ging jij praten over jouw onduidelijke plannen, en het ging over liefde. Maar dat was heel gewoon. We waren in een vrouw tot vrouw conversatie. Het werd ook leuk, je was origineel, ik kreeg de indruk dat jij het was, en je was ook innig. En toen liet ik het een beetje los. Ik nam het allemaal maar zoals het was. Maar ik was daar dus. Ik zat in dat eerdere concert, net als gisterenavond. Ik gaf jou inderdaad toen de juwelen om te dragen die ik gisterenavond zelf droeg. En ik heb inderdaad twee keer kennisgemaakt met jouw monsieur Ferrier. Ik heb ook waarderende en ook wel wijze dingen geloof ik over hem en over jullie gezegd. God mag weten waar ik het vandaan haalde maar ik meende dat ook echt. En ik zag jullie samen.
Maar Marie-Rose of Rozemarijn: onderhand wist ik zelf dus niet hoe ik ooit in dat hotel gekomen was. Samengereisd met jou. Dat wist ik. Maar het laatste stukje weer niet. Want ik zat toen alleen in een rijtuig. En ik leek ook eerder in het hotel aangekomen dan jij want jouw aankomst daar heb ik nog gezien. Zoals ik bijna alles heb gezien. En nu ben ik hier teruggekomen. En weer min of meer tegelijk met jou. Alleen weet ik totaal niet hoe! Jij wistt tenminste nog dat er een soort storm of een onweer was geweest. Oh ja, ik heb jou geholpen je mooi te maken voor Ferrier die speelde. Natuurlijk hielp ik je! En ik moest er bijna van huilen toen ik je zo zag. Je was zó mooi, je was zo lieftallig! En wat een eeuw is dat daar! Wat een tijd voor vrouwelijke schoonheid en charme! En dit wil ik je ook nog zeggen: het klopte wel maar ook weer niet wat ik je zei gisterenavond over verliefd zijn. En dat spijt mij, hoewel ik inderdaad op vrouwen val. Maar het is anders en ik weet niet hoe, en ik weet eigenlijk heel weinig. Niks eigenlijk. Het is bij mij één grote warboel. Zo. Nu weet je het. Exit wijze vriendin. This is the real chaotic me.’
En voor het eerst sinds zij elkaar kenden zag Rozemarijn de tranen bij haar vriendin verschijnen. Die veegde ze een beetje nijdig weg.
‘Niet doen!’ zei Rozemarijn, ‘Laat ze toch komen! Ach, lieve, lieve Denise van me!’
‘Het was zo’n ontzettende warboel,’ snikte Denise nu,’ en dat is het nog steeds, Rozemarijn!’
Rozemarijn? Nee, ik moet Marie-Rose zeggen. Ze is inderdaad veranderd, dacht Denise. Marie-Rose keek haar teder aan.
‘Neem dit mooie kanten servetje even. Hier! Voor jou, een zakdoek.’
Denise bette haar ogen.
‘Is mijn mascara doorgelopen?’ informeerde ze toen.
Marie-Rose lachte.
‘Nou en of! Je hebt nu een prachtige dramatische blik. Met vegen en zwarte randen en zo. Nee, niet wegpoetsen!’
Maar Denise had het al gedaan. Hetgeen erg jammer was voor het kanten servetje.
‘Denise, ik heb een vraag. Kan dat?’
‘Toe maar, lieverd!’
‘Wat deed jij daar eigenlijk al die tijd?’
Denise werd ineens kalm.
‘Weet je?’ zei ze, ‘dat is nou de beste vraag die je kunt stellen! Wat deed ik daar? Dat heb ik me zelf ook afgevraagd. Er gebeurde van alles. Het antwoord is natuurlijk een heel verhaal.’
‘Vertel!’ beval Marie-Rose. En nu was zij het die teder langs het gezicht van haar vriendin streek. Die haalde gierend en schokkerig adem, maar was duidelijk opgelucht. En ze begon.
Discussion about this post
No posts



