Rozemarijn is net wakker geworden.
Rozemarijn! denkt ze nijdig. Ga de boom in, Marie-Rose! Laat me met rust!
Direct voelt ze een golvende draaikolk in zich. De vortex zuigt haar naar beneden naar een donker meer van pijn en maar niet kunnen bevatten waarom ze niet bij haar geliefde kan zijn. Het maakt haar intens verdrietig en woedend. Maar ze merkt ook dat in de poel van het bittere donkere water tegelijkertijd haar liefde is, en meer dan een mens uit kan houden. Je zou erin kunnen verdrinken.
Maar dat gebeurt niet. Is ze weer even teruggegleden in een droomwereld? Daarin proeft ze van de bitterheid van het water. Maar tot haar verrassing is het als mede, de drank bereid uit honing. Het is bitter maar smaakt ook zacht en zoet. Ze wordt weer wakker. De smaak van het bitterzoete water heeft ze nog bijna in de mond. Maar ze is nu in de bovenwereld, waar het 2021 is. Ze is in bed maar houdt het niet uit in bed. Ze moet opstaan en bewegen.
Ze gaat eruit. Ze trekt haar joggingbroek aan en een T Shirt, doet haar haar in een paardenstaart, doet factor 50 op, gympen aan en een zonnebril en gaat langs het terras het strand op. Ze gaat hardlopen. Heel hard! Nijdig en verbeten. Ze rent een flink eind. Hijgend komt ze bij de golfbrekers aan. Ze pauzeert slechts heel even om op adem te komen, en rent weer terug. In zo hoog mogelijk tempo. De concentratie op het trainen helpt haar. De pijn wordt minder. Bij de bar op het terras hijgt ze uit. Ze neemt een smoothie en meteen daarna een espresso. Even later is ze terug op haar kamer. Er ligt een beleefd briefje bij haar deur dat vermeldt dat de roomservice al had doorgekregen dat mevrouw was opgestaan voor ze bij haar waren gekomen en iets op het terras heeft gebruikt en stelt voor haar nu de volgende dag een ontbijt op bed te brengen, tenzij mevrouw natuurlijk andere wensen heeft, gewoon ons laten weten mevrouw maar zonder tegenbericht doen we het zo en we wensen u nog een prettige dag.
Ze neemt een douche. De warme en koude waterstralen masseren haar huid. Ze komt een beetje tot rust.Als ze uit de badkamer de slaapkamer binnenloopt heeft ze alleen haar ondergoed aan.
In een opwelling gaat ze zitten achter de ouderwetse spiegelcommode die tussen de ramen in de kamer staat en kijkt naar haar spiegelbeeld. Ze ziet alle sporen van ontreddering op haar nog onopgemaakte gezicht. Maar dat houdt haar eigenlijk niet bezig. Ze kijkt ineens geïnteresseerd naar haar eigen beeld en ziet iets dat haar voorheen niet was opgevallen. Ze vindt zichzelf ineens een beetje hard en recht, hoewel ze naar klassieke schoonheidsbegrippen mooi is en haar dertig jaren haar nauwelijks getekend hebben.
Het is alsof ze ineens aan een ander beeld van haarzelf gewend is geraakt. Kan dat zijn, dat je innerlijk een ander beeld van jezelf hebt dan je uiterlijk? Je hoort dat oude mensen wel zeggen. Dat ze het jeugdige beeld nog in zich dragen en verrast zijn wanneer ze zichzelf in een spiegel of op een foto of in de reflectie van een etalage zien. Maar zo is het bij haar niet. Het is het vertrouwde beeld dat haar aankijkt. Haar interpretatie is veranderd. Was het andere beeld een beeld van haarzelf in de afgelopen dagen? Uit die andere tijd? Ze moet moeite doen en wil zich herinneren. Maar je ziet jezelf tenslotte maar soms. En de wereld waarin zij zich daar bewoog was veel minder voorzien van spiegelende wanden en oppervlakken, pas-spiegels, loungespiegels, deuren met spiegels dan de moderne wereld. En waren de mensen daar dan anders en er minder mee bezig hoe ze eruit zagen? Vast niet. Er werd anders gebouwd. De wereld van staal, beton en al dat spiegelende glas was er nog niet. Kwam het daardoor?
Maar nee, ze herinnert zich toch. Het aankleden was daar een hele toer. Het vroeg om meer zorgvuldigheid en tijd. Als vrouw liet je je schoonheid veel meer zien dan nu. Of in elk geval anders, met duizend details, met de fijnste afstemmingen van je handtas tot het rouge dat je vandaag gebruikte en dat anders was dan de vorige dag. Je reisde dan ook niet met een rolkoffer maar met grote hutkoffers. En je spiegelcommode had je als dame elke dag hard nodig. En langzaam komen de herinneringen bij elkaar en vormen het beeld. Hoe zij er daar als Marie-Rose had uitgezien, en hoe zij daar op subtiele wijze fysiek anders was geweest, ronder en zachter. Maar nu zij dit weet en dat beeld in zekere zin herkent komt pas de grote ontdekking.
De hardheid die ze meende gezien te hebben was slechts een iets grotere gestrektheid in haar gezicht. Het oordeel van daarnet is eraf. Misschien zijn we met z’n allen wat langer tegenwoordig dan een eeuw geleden. Ook haar gestalte die toch wel heel erg bij haar past. En haar naam Rozemarijn: Claude had het een mooie naam gevonden die bij haar paste, had hij gezegd.
Maar hij had ook gezegd dat Marie-Rose zo straalde. Ze had er bij hem liggen huilen toen hij dat zei. Omdat het zó verplettterend waar was, en omdat het met zoveel liefde gezegd was. Haar ogen worden weer vochtig en glanzen in het spiegelbeeld.
En ineens ziet ze het. Ze wordt er zo door verrast dat ze selfies van haar smartphone erbij haalt. Foto’s van voor haar Grote Reis, zoals zij die al was gaan noemen. Ze kijkt en vergelijkt. Tussen de emoties door lukt het haar goed diagnostisch te kijken en wetenschap te bedrijven. Ja, maar echt ongelooflijk, hè? Daar is het. Subtiel, maar onmiskenbaar. Ze kijkt en vergelijkt met haar spiegelbeeld. Hoe kan dit? Iets in haar uitdrukking. Maar ook iets in de vorm van haar gezicht en wat extra ronding in haar armen en handen. Iets ondefinieerbaars in de lijn van haar schouders en de vorm van haar boezem. Ze is veranderd. Het is zò subtiel dat je het gemakkelijk op inbeelding kan schuiven. Maar probeer je dat en schuif je het weg, dan verzet het zich en veert weer terug. Het heeft een ijzersterke wil van zichzelf. Want dan is het er gewoon weer. Iets van die stralende lieflijkheid van Marie-Rose uit 1901 is in haar overgegaan. Zachte stralende kracht die in feite sterker is dan haar vroegere hardheid. Vroegere? Daarmee velt ze het vonnis.
Ze marchandeert nog met zichzelf. Ze probeert nog vol te houden dat het niet zozeer Marie-Rose is, die ze ziet, maar haar liefde voor Claude. Dat die haar stralend maakte en verzachtte. Maar ze merkt dat dit geen stand houdt, zelfs niet als dit ook best ook waar zou kunnen zijn omdat ze door de liefde voor deze man en door de man zelf van binnen ingrijpend veranderd werd. Circulaire afhankelijkheid. Dat begrip komt haar te hulp. Dat kent en respecteet ze. In plaats van oorzaak en gevolg, Zou Marie-Rose er zijn geweest zonder Claude? Maar was ze niet al Marie-Rose toen ze hem ontmoette en hem ten dans vroeg?
Ik ben en was dus al Marie-Rose!
Zo houdt het stand. Iets lieflijks en oersterks wat uit een andere tijd afkomstig lijkt is naar hier in deze tijd bij haar aangekomen. En dat is zij zelf, beseft ze. Het is geen vervorming of vermomming. Integendeel, het is wie ze is.
Ze is weer op datzelfde punt als gisterenavond. Maar toen kwam het nog van buiten. Nu in de ochtend heeft ze ermee gestreden en nu weet ze het. Ze was Rozemarijn. Maar ze is vooral Marie-Rose. Ze is meer zichzelf geworden.
Toen zij dit mysterie aanvaardde kon ze onbevangen zijn over hoe ze vandaag was. Ze hoefde zich niet meer vast te klampen aan beelden die de digitale media van haar 21e eeuwse versie tot dusverre vastgehouden had. En ze hoefde daar ook geen opvattingen over te hebben.
Zo werd in de energieke, nijdige en allengs schuw wordende verkenning, de diepe verwondering en uiteindelijke nederigheid waarmee ze naar haar spiegelbeeld keek, haar latere artiestennaam geboren.
Die waarmee zij uiteindelijk bekend is geworden.
Marie-Rose Duchamps.
Maar dat wist ze die ochtend nog niet.



