Terwijl ik nog aan het bijkomen was van mijn eerste, ja wat eigenlijk?... mijn eerste ontzetting, viel mijn blik op de aankondiging op een groot affiche in de hal van het hotel. Op de beeldschermen in de lounge las ik dezelfde aankondiging.
Er stond te lezen dat “vanavond in de grote zaal op de antieke gerestaureerde Pleyel vleugel een concert zou worden gegeven..”
Dit kan niet waar zijn.
”….bestaande uit verschillende werken van de componist Claude Ferrier en gespeeld door….”
Laat dit alsjeblieft niet waar zijn.
”..door de Vlaamse pianiste Rozemarijn Vandevelde die haar zomers verblijf aan zee combineert met een concerttournee in het zuiden van Frankrijk en vanavond als eregast in ons hotel tot onze grote vreugde dit concert geeft.”
Ineens realiseerde ik me dat ik de afgelopen dagen mijn beroep van concertpianiste compleet vergeten was. Het was waar ik vandaan kwam ook op geen enkele manier ter sprake gekomen. Die wereld van begin twintigste eeuw was misschien ook zo dat je als vrouw niet naar je beroep gevraagd werd. Ze waren er natuurlijk toen ook geweest, vrouwelijke kunstenaars. Maar in wat ik daar had meegemaakt had had mijn eventuele professionaliteit op kunstzinnig vlak gewoon geen enkele rol gespeeld. Heel vreemd. Alsof die uitgegumd was geweest. Waarom dat zo was? Waarschijnlijk had dat niet alleen met de conventies van toen te maken gehad, maar had het een diepere reden. Ik had een beetje een vermoeden. Maar dat was iets voor later om uit te puzzelen.
Nu eerst dealen met deze aankondiging, dit concert. Waarom juist nu? En nog wel muziek van hem. En waarom geen enkel gevoel van: Oh ja, da’s waar ook? waarom geen “aha!” bij mij? Waarom zelfs nu nog dit mistige gevoel? Alsof dit concert en zelfs de hele tournee tijdens mijn afwezigheid bekokstoofd was. Maar dat kon toch niet? Dit moest toch na overleg met mij geprogrammeerd zijn geweest? Was ik dan zó in de war?
Ja dus. Kennelijk.
’God nee!’kreunde ik hardop, ‘Niet dit. Niet nu. Dit kan ik helemaal niet.’
Maar ik wist tegelijkertijd dat ik het wèl kon. Technisch in ieder geval. Maar emotioneel? Veel te heftig. Afzeggen dan maar? Op het laatste moment? Een plotselinge ongesteldheid veinzen? Kon ik maar met iemand overleggen. Was Denise er maar!
Tot mijn verbijstering zag ik Denise de roltrappen van het hotel afdalen, gewoon alsof het zo hoorde.
O, daar ben je dus!’ riep ze me tegemoet, ‘Ik dacht al, waar ben je toch gebleven?’
‘Denise! Hoe ben jij hier gekomen?’
‘Wat? Rozemarijntje! Met de trein natuurlijk, net als jij! Wat is er? Je ziet er bleek en eerlijk gezegd ontdaan uit! Is er iets gebeurd? Kan ik wat voor je doen?’
Ze vroeg heel lief en bezorgd.
En ik werd direct emotioneel en barstte in snikken uit.
‘Oh Denise, wat fijn om je te zien. Maar ik weet niet waar ik moet beginnen!’
‘Wat is er? Heb je slecht geslapen?’
‘Ik heb.. ik kom net… Oh,ik weet het echt niet waar ik moet beginnen. Het is zo verwarrend. Heb je tijd voor me?’
‘Maar natuurlijk heb ik die! Ik heb alle tijd! Gunst, lieve vriendin van me, je bent helemaal overstuur, zie ik! Kom mee, je zult misschien geen hap door je keel naar binnen kunnen krijgen maar we hebben onze ontbijtafspraak nog, weet je nog? Onze tafel is op het buitenterras gereserveerd en ik heb al factor 50 opgedaan. Kom je mee?’
’Ik kom mee. Heel graag. Ik weet alleen niet of ik wat kan eten. Maar ik wil je vertellen, maar ik weet nog steeds niet….’
‘…. waar je moet beginnen.’ vulde haar oudere vriendin behulpzaam aan, ‘Kom nou eerst maar mee. Dan gaan we zitten. En als we niet privé genoeg zitten, nou, dan verkassen we naar een ander plekje. Plaats genoeg hier. En anders gaan we naar boven naar jouw of naar mijn suite. Je hebt mijn volle aandacht.’
Ik liet me min of meer willoos door haar meevoeren richting het terras. Het was moderner maar zag er op verbazende wijze hetzelfde uit als de plek die ik van de afgelopen dagen kende. Het uitzicht op de zee was hetzelfde. Alleen passeerde af en toe vanaf de zee een dalend vliegtuig richting de luchthavens van Cannes en Nice.
Het ontbijt bleek in deze tijd dezelfde overvloed te hebben, opgebouwd rond stapels croissantjes met van alles erbij, en ook de koffie was volgens de beste Franse tradities. Alleen moest je het hier allemaal zelf halen aan een buffet en je liep dan met je dienblad. Het was vreemd om in plaats van een leger ijverige kelners ineens zoveel machines te zien. Machines voor de koffie, machines voor gekoeld water, voor sap, voor brood. Heel veel techniek. Het was me voorheen nooit zo opgevallen.
Ik stortte mijn hele hart bij haar uit toen ik eenmaal ergens een willekeurig beginnetje gevonden had. Gaandeweg werd mijn verhaal consistenter en omlijnder. Denise bleek een voorbeeldige luisteraar en een bekwaam interviewer. Zo zelfs dat ik me heel even afvroeg of dat misschien ook haar vak was, mensen interviewen. Zij bevestigde mij dat later.
Ik praatte en praatte maar er waren gelukkig ook weldadige pauzes. Meestal als zij een verwonderde vraag stelde of iets opmerkte wat gewoon ontzettend to the point was.
Haar eerste onderbreking vond ik zowel zakelijk als ontzettend lief omdat ze daarmee impliciet mijn verhaal erkende.
‘Wat denk je dat Claude nu aan het doen is?’
‘Wat bedoel je met nu, Denise?’
‘Tja, dat is natuurlijk na dit verhaal niet meer zo gemakkelijk. Ik denk dat ik bedoel: in aansluiting aan jullie dag. Dus jullie gisteren op jullie dag die tragisch of in elk geval dramatisch eindigde. En nu is dan de volgende ochtend, nadat…. nadat jij bent weggeraakt. Of hoe zie je dat eigenlijk?’
‘Dat weet ik natuurlijk niet zeker.’ zei ik, ‘Ik ben nu hier.Maar ik denk dat ik inderdaad gisteren nacht in de storm ben weggeraakt.’
’Okay. Laten we daar nu even vanuit gaan,’ zei haar vriendin, ‘Dat is dan dus echt dramatisch. En, wat denk je? Hoe is dat daar verder gegaan? Hoe is het nu met hem?’
Ik probeerde uit alle macht door de mistflarden van de tijd heen te kijken wat natuurlijk niet erg lukte. Maar ik had wel een beeld in me van een Claude, die een zoekactie naar mij was gestart. Ook als hij weet had dat ik van de verre kusten stamde van een andere tijd. Er gingen een heleboel gedachten door me heen:
Zijn ongerustheid is groot. Het is nu geen tijd voor aanvaarding. Het is tijd om eerst alarm te slaan en te gaan zoeken en hulp te halen en te proberen…. ja, dat zou hij doen. Want wat als ik helemaal niet terug zou zijn gereisd in de tijd maar in zee was geraakt en meegesleurd was door het water? Hij zou dus eerst proberen mij terug te vinden. Er raakten ook toen vaker mensen weg aan zee en aan het strand. Hoe deden ze dat in die tijd? Waren er dan georganiseerde zoekacties? Schakelden ze de prefectuur van de politie in?
‘Ik denk dat daar nu een zoekactie loopt, antwoordde ik, ‘ of eh.. toen liep.’
‘Weet je wat? We doen even of het niet uit een andere tijd is, maar gewoon op een andere plek.’ bood Denise aan, ‘ Dat praat en denkt volgens mij gemakkelijker.’
‘Dank je, Denise, dat helpt. Dus ze zijn aan het zoeken geslagen. Dat weet ik niet, maar het ligt voor de hand.’
’En die zal dus uiteindelijk op niets uitlopen.’ stelde Denise vast, ‘en dat zal hem veel pijn doen! En hoe zal dat zijn voor hem?’
‘Daarvoor moet ik dan toch de tijd erbij halen. Uiteindelijk zal hij tot de slotsom komen dat ik ofwel dood ben of terug ben gegaan naar deze tijd. Of allebei.’
‘En hoe is het voor jou, Rozemarijn? Waar is hij nu? Is hij nu dood? of is hij in zijn eigen tijd? Of is het allebei?’
Ik barstte in snikken uit.
’Ja, dat houdt me de hele tijd bezig! Ontzettend zelfs. Hij is van 1862. Hij is dus honderdnegenenvijftig jaar geleden geboren.’
’Nou ja,’ zei Denise opzettelijk luchtig, ‘dan is hij niet meer één van de jongsten. Maar jij was daarnet nog bij hem zei je. En je was daar dertig. Want dat ben je nu ook. Dus dan was jij eh… wanneer was dit allemaal, zei je?’
’Het jaar 1901! En volgens mij was ik daar vijf en twintig. Ik geloof dat ik daar wat jonger was. Tenminste zo lijkt het.’
‘Nou, dan was je dus 1876 geboren. Dat is honderd vijfenveertig jaar geleden. Nou, ook best wel een poosje terug. Ik bedoel daarmee te zeggen: maak je daar nu aösjeblieft niet zo druk over en breek je je hoofd niet. Tijd is een heel raar iets, dat blijkt maar weer. Maar er is ook nog het tijdloze. En dàt bracht jullie toch samen? Ja? Is dat zo? Mooi. Dan is dat er dus nog steeds. Omdat het tijdloos is! En jullie zitten nu allebei waarschijnlijk met precies dezelfde puzzel. Jullie zijn waarschijnlijk met hetzelfde bezig. Waar is de ander? Waar is mijn geliefde? Is die dood of nog niet geboren of is die ergens anders?’
Ik ben niet helemaal eerlijk tegen haar, dacht Denise ondertussen, maar de jonge vrouw is zó overstuur, en terecht ook, dat ze mijn verhaal er niet ook nog bij moet krijgen! Dus keeping up appearances. Later praten we wel bij. Nu eerste hulp bieden.
‘Oh, dat is wel mooi wat je zegt!’ hoorde ze Rozemarijn zeggen, ‘Mijn verstand begrijpt het niet, maar het doet me wel goed en troost me ook een beetje.’
‘Gelukkig. Zeg, Rozemarijn van me, vanavond hè? Ga je het doen? Ga je spelen?’
‘Denise, weet je wat ? Ja, ik ga het doen. Ik kan het. En ik wil het. En als het me breekt, dan denk ik er maar aan wat hij tegen me zei. Hij zei dat als ik terug zou gaan hem dat breken zou. En dat hij daar ja tegen zei. Omdat dat bij liefde hoort. Dat zei hij, Denise! Ik hoop alleen nu maar dat ik vanavond professioneel genoeg zal zijn om te kunnen spelen en dat ik tegelijk niet een hard masker zal dragen. Want ik wil zijn muziek echt kunnen spelen.’
’Wat sterk. wat dapper van je. Ik kom luisteren, Ik zal in de zaal gaan zitten, op de voorste rij.’
‘Maar je mag dan niet naar me kijken, Denise! Tenminste niet als ik naar jou kijk!
‘O, dat begrijp ik. Ik beloof je dat ik mijn best zal doen. En na afloop?’
‘Oh gunst ja. Denise, meestal zijn er dan allerlei dwepers. Ik weet niet of ik die aankan.’
‘De dwepers. O ja. Zal ik jou dan maar zo snel mogelijk ontvoeren?’
‘Ja, zo snel mogelijk! Maar’ snikte Rozemarijn nu weer, ‘we gaan dan niet een wandeling in het maanlicht aan zee maken hè? Dat kan ik echt niet aan!’
Denise wist waaraan de jonge vrouw dacht maar vond dat ze voor nu moest blijven veinzen.
’Wie heeft het daarover?’
‘Dat deden we toen! Eh…. volgens mij was jij er ook.’
Denise voelde dat ze in een netelig parket verzeilde.
’Zo. Was ik er ook? Eh…. andere keer daarover alsjeblieft, Roosje van me. Dan heel graag zelfs. Maar dat is voor nu way too much denk ik. Nou, dat is dan afgesproken. Zeg, en als je het toch niet redt met vanavond, geef je me dan even een seintje? Ik verzin dan wel wat waardoor je niet optreden kunt. Ik doe dan wel of ik je manager ben. Ik kan een heel zakelijk gezicht opzetten als het moet. Kijk, zó.’
Ze deed het heel even voor. Het verwarde Roosje tegenover haar moest ondanks alles erom lachen. Ze nam afscheid en was weer met haarzelf alleen en met haar voorbereiding van een concert met lading.
Morgen de scherven opruimen, dacht Denise, en haar om vergeving vragen.
Rozemarijn:
Het ging, Ik hoefde niet te cancellen. Denise had me een beetje gerustgesteld. Er was iets vreemds met haar, maar dat kwam later wel. Ik weet eigenlijk niet meer zo goed wat ik de hele dag deed. Ik dwaalde wat verwezen door het hotel en over het strand. Ik heb mezelf ergens gedwongen wat te eten en te drinken maar weet niet meer wat. Ik heb in de middag een uurtje gerepeteerd en ingespeeld. Ik was heel verrast, het was vreemd. Ik verbaasde me erover dat ik een goede pianiste was, terwijl de affiches om me heen mijn optreden aankondigden. En ik wist ook echt wel dat ik er hard voor had gewerkt om een goede pianiste te worden.En ik had het programma van vandaag al in de vingers. Echt waar. Ik vijlde hier en daar wat bij en deed nog wat études omdat ik merkte dat ik enkele dagen geen piano gespeeld had. Dat is meestal niet erg. Dat was het ook nu niet, maar toch is het dan fijn je reflexen opnieuw aan te scherpen en je contact met die mooie Pleyel-vleugel te verdiepen. Talent hebben is één ding, maar discipline heb je nodig.
En die had ik. Die avond zat ik er. En ik speelde zijn muziek.



