Marie-Rose zit voor de grote mahonie spiegelcommode die tussen de balkondeuren en één van de grote ramen in haar kamer staat. Ze kijkt naar haar beeld in het glas.
De vrouw die zij ziet zitten is het haar bekende spiegelbeeld. Maar vandaag kijkt ze met andere ogen. Ze is nieuwsgieriger dan anders. Minder gericht op het toilet maken dat nu eenmaal dagelijks moet gebeuren. Meer op hoe ze zelf is. Een soort visueel zelfgesprek.
Het ronde in haar gezicht valt haar op. Ook de hoge jukbeenderen die het tegelijk wat driehoekig maken. Haar halflange donkerbruine haren zijn nog warrig van de nacht. Ze begint ze te borstelen. De lichte neiging tot krullen springt erin. Ze beginnen levendig te glanzen onder de aandachtige streken met de haarborstel. Ze heeft die gisteren kennelijk uitgepakt samen met haar andere cosmetica, maar kan zich dat allemaal niet goed herinneren.
Even is ze verrast als ze op het gelakte hout van de borstel in messing ingelegd de initialen “MRD” ziet. Ze vraagt zich in een fractie van een seconde af van wie die zouden kunnen zijn. Maar dan is er direct het vanzelfsprekende antwoord: van haarzelf natuurlijk, van Marie-Rose Duchamps. Even is ze verbaasd over haar eigen verbazing. Ze moet lachen om zichzelf. Hoe bestaat het! Je eigen initialen niet herkennen?
Misschien toch een beetje laat gemaakt gisterenavond? Wat teveel champagne?
Ze begint zich op te maken. Vanwege de warme zomer doet zij het spaarzaam. Het hoognodige aan blanketsel op haar gezicht. Een beetje haar fijngetekende wenkbrauwen aanzetten, het levendige van haar zwarte ogen iets meer verlevendigen met een dun lijntje, de wimpers vandaag laten zoals ze zijn. Wel met kwastje en rouge het beetje blos tevoorschijn toveren dat je op blanketsel nu eenmaal nodig hebt. De lippen in rozerood aanzetten, maar ook subtiel. Haar gezicht wordt door het opmaken almaar verfijnder en transparanter.
Haar kleren liggen opgevouwen op een tafeltje. Het ziet ernaar uit dat de hoteldienst ze heeft opgehaald, opgefrist en opnieuw gestreken. Ze vindt zichzelf vandaag verbazend onhandig met haar korset, zowel bij het aandoen als bij het dichtrijgen. Het lijkt wel alsof ze alle ervaring ermee kwijt is! Maar dat is toch absurd? Zo’n gewone dagelijkse handeling!
In haar fantasie ziet ze het zomerse strand voor zich. Ze stelt zich de zachte warme wind voor die aan haar kleren trekt. In een opwelling besluit ze haar korset vandaag eens niet aan te doen. Ze heeft die eigenlijk ook niet nodig met haar goede figuur. Ineens wordt een korset voor haar iets dat ze met het keurslijf van de stad associeert en daar wil ze nu niet zijn. Ze houdt op met rijgen en trekt de koorden weer los. Ze laat het korset gewoon van zich afvallen. Het komt met een plofje naast haar bed op de grond terecht en ze laat het daar liggen. In plaats daarvan neemt ze een lange witte zijden sjaal en wikkelt die een paar keer stevig om haar boezem. Ze besluit dat dit voor vandaag voldoende is onder de chamois zijden jurk die nu volgt. Die met de lichtgroene tere bloemmotieven en met de rode biesjes langs de hals, waarover ze zich als een kind verheugt. De biesjes lopen door, onder aan de halflange mouwen en bij de zoom aan de onderkant. Ze kiest een smalle zijden sjaal die bijna dezelfde kleuren heeft als haar jurk. Ze probeert bij dit ensemble alvast haar strooien zomerhoed uit die haar gelaat omlijst, haar donkere haren tevoorschijn laat springen en een groen zijden bandje heeft dat past bij de bloemen van haar zomerkleed. Haar schoenen zijn vandaag de helderrode sandalen.
Tegen de zijmuur van de kamer staat de grote houten hutkoffer die haar op de reis vergezeld heeft en waarin alles opgeborgen lag. Haar kleding, haar parfums, haar schoenen, warmere kleding en jassen voor koude dagen die waarschijnlijk niet zullen komen en een flinke hoeveelheid boeken en schrijfpapier. Alles is allang uitgepakt, opgehangen en in de kasten en laden van haar kamer opgeborgen. De kamer is compleet ingericht en ook al duidelijk tot háár kamer getransformeerd.
Terwijl ze door het vertrek loopt valt haar blik weer even op de spiegel. Ineens meent ze een ander beeld te zien. Het is bijna als haarzelf maar toch een beetje anders. En wat vreemd! Bijna nog meer vertrouwd dan daarnet.
Wat ziet ze daar? Het was als een flits en alweer voorbij. Wat ze meende te zien dus. Was het wel haar spiegelbeeld of was het inbeelding? Alle details zijn echter in haar ziel blijven hangen. Ze verwondert zich daar nu over. Ze leek een stukje langer, en ook slanker en rechter. Op de een of andere manier ook nuchterder en zakelijker dan nu. Het allergekste: ze was zongebruind. Dat is echt vreemd. Hoe kan dat nou? Dat is toch iets dat je volgens je opvoeding ten allen tijde dient te vermijden, als dame zijnde?
En ook die blik van haar uit dit spiegelbeeld, of was wat het? Minder rond, minder zacht. Wakker, zelfbewust. Ze kijkt of ze het geheimzinnige spiegelbeeld misschien nog eens kan betrappen. Maar het keert niet terug. Ze heeft echter iets gezien en direct herkend. Wakker, zelfbewust en eigengereid, dat zijn eigenschappen die bij haar horen. Eigenlijk, denkt ze, worden die verdoezeld door mijn verfijnde lieftallige uitstraling van jonge vrouw uit de gegoede stand. Die is ze nu eenmaal. Maar ik heb dan toch maar mooi zelfstandig besloten alleen naar de zee van de Zuid-Franse kust te reizen! En dat is allerminst vanzelfsprekend geweest. Het was ronduit spannend zelfs en ja, ik ben dus eigengereid.
Maar wat merkwaardig om ineens in een flits zulke eigenschappen van je in de gedaante van je uiterlijke spiegelbeeld te zien. Nou ja, dan leek dat uiterlijk maar was het niet. Het was meer een beeld van haar innerlijk. Letterlijk ingebeeld.
Ze kan de ervaring niet goed plaatsen. Maar dat geeft niet. In haar ziel is de vraag binnengekomen. De vraag beitelt nu aan haar: Wie ben ik dan eigenlijk? Wie ben ik dan het meest?
Ze heeft daar nu geen antwoord op. Ze neemt haar reticule, haar handtas. En waar is ook alweer haar zijden wit met steenrode parasol? O ja, beneden natuurlijk bij de receptie. Ze hoeft die niet zelf heen en weer naar haar kamer te dragen.
Ze heeft afgesproken op het grote terras aan de zeezijde. Daarom houdt ze haar strooien hoedje op. En de parasol heeft ze nog niet nodig omdat daar grote zonneschermen zijn. Halverwege de ochtend heeft ze daar een afspraak met die nieuwe vriendin die ze opdeed tijdens de treinreis hier naartoe. Om tien uur tweede ontbijt met Denise. Alle verdere plannen voor de dag komen daarna.
Ze verlaat haar kamer. Ze loopt door de hoge gang met de gestucte bogen en komt in het grote centrale trappenhuis. De trappen draaien om de liftkoker van doorzichtig sierlijk smeedijzer. De hoteldirectie is zeer trots op dit moderne wonder. De lift wordt gebruikt om hotelgasten van beneden naar boven te brengen maar is niet geschikt voor afdalend verkeer. De garçon de levage, de liftman in zijn uniform is de enige die wél op- en neerwaarts mag gaan, vaak vergezeld van bagagestukken. Die mogen ook in beide richtingen mee.
Marie-Rose gaat te voet. Ze daalt de trappen af, van de eerste verdieping naar de begane grond. Trappen afdalen is iets dat ze altijd al bijzonder graag doet. Het geeft haar een zalig zwevend gevoel.



