Het was inderdaad poulet rôti geworden in de herberg. Eerlijk verdiend, met dank aan Scott Joplin en aan de oude tingeltangel met haar vergeelde toetsen en kringen van wijn- en bierglazen op het gebarsten politoer.
‘Eigenlijk is het nu tijd voor een siësta’ meende Claude, terwijl hij zijn mond afveegde met een groot geruit servet, ‘Maar dat kunnen we ook doen als we thuis zijn.’
‘Hè ja, thuis, ….’ zuchtte ik. Maar ik wist niet of hij de draagwijdte van mijn verzuchting echt bevatte. Ik verlangde er zò naar weer in het huis te zijn, met de keuken, de tuin, de veranda en vooral dat lieve slaapkamertje.
‘Claude, zullen we dan maar gauw weer een rijtuig zoeken? Of past dat niet bij onze stand, als Pilu en Mimi?’
‘Mimi, voor jou zou ik een faillissement riskeren!’
‘Hoeft niet Pilu, ik koop je dan meteen weer vrij.’
‘Waarmee eigenlijk, Mimi?’
‘Oh, da’s waar. Dat weet ik niet. Volgens mij moest ik alles achterlaten. Je weet wel, daar in die..’
‘Arme stakker. Berooid dus. Maar dank voor het aanbod. Kom. We zoeken een rijtuig.’
Maar nu bleek het toch echt siësta te zijn. Waar de koetsiers en paarden van de fiacres zich allemaal bevonden was een raadsel voor ons. Ze waren nergens. En er was ook geen telefoon. We deden er maar niet te moeilijk over. Claude zei dat hij de accordeon best goed op zijn rug kon dragen, en dat er onderweg wel ergens water te vinden zou zijn. Met een beetje stevig doorstappen zouden we in een uur en een kwartier weer bij het huis aankomen. En daar wachtte ons dan de siësta.
‘Je hebt het voordeel van een goede gids,’ zei Claude, terwijl we de straten van het stadje achter ons lieten, ‘want we gaan natuurlijk niet over die stoffige landweg terug, waarlangs we gekomen zijn. Monsieur Pilu heeft de weg vaker gelopen en kent inmiddels de mooie en beschutte weggetjes door velden en bosjes. En met watervoorziening!’
‘Loop jij graag, Claude?’
‘Nee.’ zei hij, ‘Ik loop niet graag. Maar het is wel goed voor me. Dus Pilu zorgt eigenlijk voor mijn gezondheid. En monsieur Accordéon ook. Die voegt nog een extra sportief element toe.’
Ze gaan lopen. Het is een heel eind. Buiten het plaatsje gekomen gaan ze snel van de weg af. Kleine groepjes bomen wisselen af met weiden die groen zijn als er water in de buurt is, en geel als de droogte vat op ze heeft. Hier en daar staan kleine graanvelden. Niet groot en golvend zoals in Noord-Frankrijk maar een beetje verdwaald. Misschien meer voor thuisgebruik aangelegd. Waar hellingen zijn is de grond droog en staan de wijnstokken met hun zware wortels te blakeren in de zon. De wijnranken zijn nog groen en teer en zullen nog de rijping van de hele augustusmaand nodig hebben.
Af en toe klimt de weg omhoog en wordt hun moeite beloond met een uitzicht. Eenmaal staan ze zo hoog, dat ze in de verte de Middellandse Zee zien glinsteren in de middagzon. Ze gaan zitten. Ze nemen het landschap met de geuren en het zingen van de vogels in zich op.
Later pauzeren ze opnieuw in het gras bij een beekje. Daar liefkozen ze elkaar half zittend en liggend. Claude vertelt dat hij bijna zeven jaar geleden een muziekstuk schreef over een boself die in de hete middag ligt te slapen bij een bron.
‘Ohlala!’ zegt Marie-Rose, ‘Dat klinkt op de een of andere manier heel erotisch.’
‘Ja.’ zegt Claude, ‘Dat zeggen de meeste mensen als ze de titel horen.’
‘En is het dat ook?’
‘Tja,’ zegt hij, ‘ Ik heb het gewoon gemaakt. Ik weet het niet. Bestaat er zoiets als erotische muziek?’
‘Ja, die bestaat.’ zeg ik.
‘Het is nogal beeldend, geloof ik. Het is een beetje loom.’
‘Je bedoelt: zoals hier nu? En zoals wij hier nu?’
‘Ja, zo ongeveer.’
‘Erotisch dus. Geef me hier een kus. Nu.’
Ze leunt achterover. Zijn kus mengt zich met de kruidige bloemengeuren en het murmelende geluid van het beekje en de zon die door het grijsgroen van een paar wilgen en door het lichte groen van een paar lindebomen heenspeelt met gouden glans. Ze heeft haar ogen wijd open. Het kussen is lang en loom, vervuld van de zoetheid van hun liefde. Haar rok ligt wijd uitgewaaierd om haar heen in het gras. Boven hen ziet ze de hemel met voorbijdrijvende stapelwolken.
Het beeld is zó intensief, dat ze er helemaal in wegdroomt.
Ineens glipt een herinnering voorbij langs alle verbodsbordjes van tijdreizen. Het is een bijzonder moment. Als de herinnering komt veert ze overeind.
‘Claude! Er gebeurt iets bijzonders! Ik herinner me ineens iets!’
‘Je herinnert je toch van alles, mignonne? Scott Joplin bijvoorbeeld. En dat je je porte-monnaie hebt laten liggen in die eeuw van je. Wat herinner je je nu dan, wilde geurige roos van me in het gras?’
’Ontzettend spannend! Wil je wel geloven dat ik me waarschijnlijk dat muziekstuk van je herinner waar je het net over had? En snap je wat dat betekent, o kunstenaar?’
Hij veert ook overeind.
‘Echt? Ken je het dan? Herinnert je het?’ zegt hij, ‘Maar als dat zo is, dan betekent dat dus….’
‘Exact. Jij nu zeggen!’
‘Ik zeggen… wat praat jij soms raar!’
‘Het is zo spannend. Toe dan!’
‘Alors, dat het muziekstuk in die toekomst van jou dus nog bekend zal zijn!’
‘Haal dat woordje ‘nog’ er maar vanaf, mon amour! Als het is wat ik dénk dat het is, zal het zelfs heel bekend zijn. En erg geliefd. Hoe is dat nu trouwens? Is het nu ook bekend, Claude?’
‘Oui. Het is eigenlijk een van mijn weinige stukken die echt succesvol zijn geworden. Ook al worden er de vreemdste dingen over geschreven.’
‘Zullen we dan even testen?’
‘Testen, wat is dat?
‘Oh, is dat ook een nieuw woord? Ik bedoel ermee: ik zing het begin en jij zegt dan of het klopt.’
‘Marie-Rose! Dat vind ik echt opwindend! Ik bedoel dat nu muzikaal, hoor!’
Ze lachen allebei.
‘Het andere opwindende misschien als we thuis zijn?’
‘Je zegt “thuis” hè, Marie-Rose?’
‘Ja, thuis.’
‘Het wordt ook meer thuis door jou. Weet je dat?’
Ze veegt de zoveelste traan weg.
‘Liefste,’ vraagt hij zacht, ‘hoe gaat het begin?’
En daar is het. Stiekem door de barrières van de tijdreisdouane heengeglipt. Het is er in volle glorie. Ze neuriet de begintonen van Le rêve d'un jeune elfe dans la forêt, de droom van de jonge elf in het bos.
Zijn gezichtsuitdrukking is onbeschrijfelijk.
‘Je houdt me niet voor de gek?’ vraagt hij nog, ‘Je hebt het niet hier ergens gehoord?’
‘Claude, wannéér dan? Ik ben hier net! Ik was niet van hier, hè? Ik zou het heel graag hier ergens hebben gehoord. Liefst gedirigeerd door jou. Maar ik was mijn hele leven ergens anders. Het klopt dus, hè?’
Hij begint in zijn handen te wrijven. Hij ziet er heel gelukkig en tevreden uit. Hij begint te brommen en te spinnen als een tevreden kater:
‘Húmmmmm-hum tidilalàa …. ‘
Een beetje hees. Hij is nu eenmaal geen goede zanger. Wel oermuzikaal. Marie-Rose had het daarnet zelf mooier geneuried. Maar het is van hem. En dat hoor je.
‘…la-la-la húmmmmmm.’ kraakt hij. ‘Ja, het klopt! Het klopt helemaal! Dat is het!’
‘Let op, love. Dan stellen wij hiermee wetenschappelijk vast. Niet alleen de muziek van Scott Joplin heeft de 21e eeuw bereikt maar ook de werken van Ferrier!’
‘Betekent “love”: mon amour?’
‘Jouw Engels is echt slecht, mister. Oh pardon. Monsieur.’
‘Luuvv dan. Maar wel een kleine correctie. Laten we nu echt wetenschappelijk concluderen: in elk geval één stuk van deze eh… Ferrier. Exact blijven, hè?’
‘Oui, mon professeur.’ zegt ze deemoedig, ‘Maar het zijn er dan vast wel meer.’
‘Die ene is voor mij al geweldig!’
Marie-Rose krijgt ineens van hem een enorm on-erotische kameraadschappelijke klapzoen midden op haar voorhoofd en een liefdevolle stomp die helaas een beetje hard uitvalt.
‘Au!’ roept ze, ‘ Woesteling! Zeg, is dit liefde?’
‘Oh, mille excuses!’ roept hij terug, ‘Ja dat is het! En ook enthousiasme!’
‘Waarvoor: voor mij? Of voor jouw eigen werk dat de gruwelijke tand des tijds schijnt te hebben doorstaan?’
‘Voor jou! Omdat je zo mooi kunt zingen!’
‘Je bent een afschuwelijke slijmbal!’
‘Wat is een slijmbal?’
‘Jij. Een vleier.’
‘Aha! Nou, vergeef me daarvoor. Maar je zingt echt wel mooi.’
‘Pas op, hoor!’ dreigt ze, ‘Of ik ga in mijn tijd verklappen dat al jouw werken eigenlijk door de grote Pilu Doudou geschreven zijn.’
‘O nee! Genade, genade!’ roept hij lachend, ‘Doe dat alsjeblieft niet!’
‘Maar jij kunt het dan lekker niet controleren!’
‘Hmm, dat is zo. Je hebt gelijk. Heel vervelend. Dat vraagt dan om maatregelen. Dus moet je mij nu zweren dat je dat niet zult doen!’
‘Zweren? Moet ik nu zweren? Maar waarop moet ik dan zweren?
‘Waarop? Dat is toch duidelijk! Op mijn baard natuurlijk. Waarop anders? Zweer het! Nu!’
Ze legt plechtstatig onmiddellijk de hand op zijn baard maar zo, dat ze tegelijk met haar hand hem de mond snoert.
‘Wmm! Hrgmmm!’ protesteert hij luid, maar omfloerst, ‘Waat wijn wond wos!’
‘Stil jij! Stoor me niet. Ik ben aan het zweren!
Ik, Marie-Rose, aangespoeld aan de oevers van de tijd van de wonderlijke doch geniale Claude Ferrier, niet zijnde Pilu Doudou zoals door boze tongen wordt beweerd zweer hierbij plechtig en met de hand op de baard van voornoemde Claude Ferrier, dat ik nooit en nimmer zal verklappen dat de werken die worden toegeschreven aan voornoemde Ferrier in werkelijkheid zijn gemaakt door Pilu Doudou. Zo, nu mag je weer praten. Was het zo goed?’
‘Nee! Nu is het juist helemaal verkeerd!’
‘Verkeerd? Hoezo? O ja, sorry, eh ik bedoel: excusez. Ik heb me gewoon even vergist. Kan gebeuren hè? Ik moest me ook zò concentreren! Ik doe een nieuwe poging. Ik zweer hierbij plechtig met de hand op de warrige baard van voornoemde Pilu… oh nee: Claude Ferrier dat de werken die over de rivieren van de tijd heen tot in verre toekomst de harten der mensen zullen raken afkomstig zijn van niemand anders dan Ferrier zelf. En zeker niet van die tijdgenoot Doudou. Weet je? Dat laatste misschien gewoon weglaten. Dat brengt mensen maar op verkeerde ideeën. Die hele Pilu dus doodzwijgen. Deed ik het nu wél goed?’
‘Zo was het goed. Tenminste, zeg eens: is mijn baard echt zo warrig?’
‘Ja, heel warrig.’
‘Mooi. Dan klopt het. Ik ben nu tevreden en gerustgesteld.’
‘Claude, één vraag nog. Wat gebeurt er eigenlijk als ik deze eed breek?’
‘Dat mag je niet doen! Maar als je dat doet dan kom ik je halen!’
Ze begint onmiskenbaar te stralen.
‘Echt? O, maar dat is voor mij een sterke reden om de eed te breken! Ik zou niets liever willen. En dan ben jij er en dan zet jij zelf alles recht! Maar liefste man, helaas heb ik nu al gezworen. En mijn lippen zijn dus verzegeld. Wat jammer! Het is gelukkig ook allemaal onzin. Ik zou de eed nooit breken. Hoewel? Als jij mij dan komt halen?’
Haar stemming slaat ineens helemaal om en er komen tranen….
‘Dat zou ik het mooiste vinden wat ik mij maar kan wensen!’
Hij wordt heel zacht en teder. Hij slaat zijn arm om haar heen. Ze huilt bij hem uit.
‘Wat moet ik met dat stomme tijdreizen? Ik wil hier blijven!’
‘Kom maar heel snel met met mee. Het is nog maar een klein stukje. Het bed zal ondertussen opgemaakt zijn. Want de huishoudster zou komen. We moeten het nodig weer in de war gaan maken. Zo warrig als mijn baard. Kom je met me mee, liefste Marie-Rose?’
‘Mee met jou. Mee naar huis.’ snuft zij. Ze veegt de tranen weg maar die blijven vloeien.
‘Het is allemaal zo mooi,’ stamelt ze met een klein stemmetje, ‘Maar ook zó breekbaar. Oh, mijn liefste!’



