‘Ik moet nu even heel zachtjes met je praten.’ fluisterde hij hees, ‘Dat komt omdat het over een erg onfatsoenlijk onderwerp gaat. Het gaat om iets wat de kippen hier beslist niet mogen horen! Anders hebben we misschien nooit meer eieren.’
‘Goed,’ zei ik, ‘ik zal zwijgen als het graf!’
‘Als je straks maar zingt als een nachtegaal! Let op! Ik heb een kunstwerk geschapen. Een groots en meeslepend kunstwerk. Een meesterwerk. Helaas beledigend voor het pluimvee hier. Maar wel geschikt voor de markt.’
‘Je maakt het erg spannend! En jij denkt dat ik de verantwoordelijkheid aankan om dit grote kunstwerk te.. Eh, is dat trouwens wat je van me wilt? Dat ik dat meesterwerk van jou ga zingen?’
‘Zo is het!’ riep Claude triomfantelijk,’Je bent, zoals altijd, zeer vlug van begrip! Luister daarom naar mijn poëtisch mirakel. Je hebt het trouwens zó onder de knie. En daarmee treden we dan op. Jij zingt. Ik doe de accordeon. Hou je vast. Het lied gaat zo. “Le poulet rôti”. Hmm, hmm.’
‘De gebraden kip?’ Ik keek het geamuseerd aan, ‘En ik dus zingen. Claude, heb je misschien ergens een tekst? Dan kan ik meekijken en het meteen leren.’
’Briljant!’ riep hij, en giechelde ondertussen, ‘Die heb ik. Ik zal die voor je halen. Klein momentje.’
Hij verdween door de keukendeur. In de salon hoorde ik gestommel, even een bijna verschrikt pianoaccoord, een deur die piepte, vlugge voetstappen en daar was hij alweer, met een papier met ezelsoren in een hand. Hij gaf het vel aan mij. Le poulet rôti. Met hanepoten erop gekalkt, daaronder gekriebel van muzieknoten met doorhalingen en vlekken, er tussendoor de woorden van zijn meesterwerk.
Ik kon niet helpen dat ik dacht: Dus zo schreven ze echt in die tijd, jemig, wat een vreemde krullen en probeerde deze gedachte te onderdrukken omdat die me aan een museum deed denken, terwijl ik hier met mijn geliefde was.
’Klaar?’ vroeg hij.
’Klaar.’ zei ik, ‘Zing!’
Hij zette in met een stem, die hij expres rauw aanzette.
Je suis allé au marché aujourd'hui
Je voulais du poulet rôti
La vendeuse dit va les attraper oui oh oui
Car mes poules n’ont pas d’envie
Cococòdeti coco, Cococò cocù coco
Mes poules continuent de s’enfuir
Cococòdeti coco, Cococo cocù co co
Et mon mari dort dans la haie
Ik keek afwisselend naar Claude, die pathetisch, nogal schor en verbazend vals zong, voor zo’n geweldige musicus, en naar het papier en nam zo kennis van de wonderlijke inhoud:
De gebraden kip. Lied door Pilou Doudou.
Ik ging vandaag naar de markt jaja
Ik had trek in gebraden kip
de marktvrouw zei: ga die vangen maar jaja
want mijn kippetjes zijn weggeglipt.
toktoktók, kuku cocu
toktoktok, kukeleku
Mijn kippen lopen steeds maar weg!
tok tok tok, kukeleku
tok tok tok, kuku cocu
En mijn man slaapt in de heg.
‘Nou, zo gaat die dus!’ riep mijn geliefde vrolijk, ‘Mooi hè?’
Ik keek hem verbijsterd aan.
‘Claude, moet ik dit echt zingen?’
’Ja. Natuurlijk. Hoe vind je het dan?’ vroeg hij quasi onschuldig en keek mij daarbij verdacht lief en zoet aan.
‘Hoe ik het vind? Nou, afgrijselijk, natuurlijk!’
Hij begon keihard te lachen.
‘Ja,’ riep hij, ‘het is..’
Hij kwam niet uit zijn woorden en proestte het uit..
’O, Marie-Rose, mon amour! Hoe je erbij kijkt! Onb-b-be…. hihi… onbetaalbaar! Echt! Pff! Ja natuurlijk! Is het niet verschrikkelijk? Echt zó ontzettend dom en plat!’
We waren het hierover dus eens. Ineens kreeg ik een vreemde gedachte.
‘Maar beste Pilu, dit is toch wel erg riskant.’ zei ik bezorgd, ‘Besef je niet het vreselijke gevaar? Straks zal nog blijken dat uitgerekend dit lied de tand des tijds overleefd zal hebben en nog zal bestaan in 2021!’
’Ja! ‘ hinnikte hij, ‘En alle grote werken van die Ferrier zijn al lang ten onder gegaan. Opgeslokt door de Grote Vergetelheid! Weggesnaaid door die ene grote, weggelopen Gebraden Kip!’
Ik kon er niets aan doen. Maar ik moest er ook ontzettend om lachen.
‘En,’ joelde Claude, die van geen ophouden meer wist, ‘de kip is beland in de dikke buik van die door zijn vrouw bedrogen, snurkende en vermoedelijk stomdronken man in de heg! Eerst heeft dus die mythische kip al mijn werken opgepeuzeld! En de mythische dronkelap heeft daarna de kip zelf verschalkt. En nu is dus alles weg, foetsie! “Ferrier? Huh? Ferrier? Nooit van gehoord. Oh, nu u het zegt: was die misschien een tijdgenoot van de grote Pilu Doudou?’
Hij had me aangestoken.
‘Hou op, Claude! Ik krijg buikpijn van het lachen! Weet je, maar het is eigenlijk een heel leuk idee. Oh sorry, niet dat jouw werken sneuvelen! Dat juist niet. Maar met jou naar de markt gaan. En natuurlijk ga ik daar dan zingen! Heb je er begeleiding bij? En wie heeft eigenlijk die ontzettend lompe tekst gemaakt? Toch niet Pierre? Die is daarvoor veel te fijnzinnig!’
‘Nee, wat dacht je? Ikzelf natuurlijk!’ snoof hij, ‘En ook een gevoelige melodie en een begeleiding! Een lekker domme. Gewoon hoempa hoempa hoempapa. Ik heb tenslotte niet voor niets compositie gestudeerd hè? Dus, Marie-Rose, je doet het. Voor mij en voor het vaderland. Ik bedoel voor Pilu Doudou.’
‘Mon amour, voor de grote artiest Doudou doe ik alles! Nou ja, bijna alles. Niet wat wij vannacht deden. Maar hoe heet ik zelf als artieste dadelijk?’
‘Wat dacht je van Mimi Doudou? Pilu et Mimi?’
Dit kwam op een week plekje bij me binnen, midden in alle gekkigheid.
‘Oh, dan zijn we dus getrouwd?’
Ik voelde me dromerig worden. Hij ook. Hij grapte nog steeds maar er was iets bijna onzegbaar teders binnengeslopen toen hij zei:
’Ja, Mimi, wij zijn vanochtend eerlijke, getrouwde marktkunstenaars. We verdienen hiermee onze boterham, een kruik wijn en een slaapplaats.’
’Onder die heg uit dat lied zeker?’
‘Ben je gek? In een echte herberg! Op strozakken met vlooien.’
‘Brrrrr!’
’Ach’ zei hij, ‘dat went wel. Bovendien weten Pilu en Mimi niet beter. Kom, zullen we even oefenen?’
We oefenden in de salon. We hadden het werk inderdaad in een mum van tijd rijp voor de uitvoering. Zelfs wat pasjes van de two step werden door ons ingebouwd in het geheel.
’Kijk, dat gaat lekker,’ zei hij tevreden, ‘Nu al klaar met repeteren! Kijk, we nemen deze hoed mee en dan zul je eens zien. Één keer zingen levert misschien wel twee hele francs op! Eén voor jou en één voor mij. Dat is toch mooi?’
‘Maar dat is toch bijna niets?’
‘Het is genoeg voor een kruik wijn,’ zei hij, ‘En in het café speel ik dan nog op de valse piano die ze daar hebben staan. Dat vinden ze leuk, Zolang ik maar niet mijn eigen muziek speel. Daarom ben ik ook Pilu. En ergens heb ik er ook echt plezier in.’
Mijn dromerigheid nam toe. Ik merkte dat ik naar dit bestaan begon te verlangen. Pilu en Mimi, getrouwd, arm als de mieren, en samen gelukkig.
‘Dan hebben we daarmee ook al ons middagmaal verdiend.’ zei Claude.
‘Poulet rôti zeker? En wat ga je daar spelen?’
‘Iets vrij nieuws.’ zei hij, ‘Het is nu al heel populair. Eigenlijk vind ik het niks. Maar het is wel leuk en eigenlijk erg goed geschreven. Drie jaar geleden, in 1898. De tot dusverre meest beroemde ragtime van een Amerikaanse componist die Scott Joplin heet. Het is al overgewaaid naar Frankrijk. Het stuk heet The Maple…’
‘De Maple Leaf Rag?’ onderbrak ik hem ineens, ‘Maar Claude, Claude! Die herinner ik me ! Wat spannend! Ik weet hoe die gaat!’
’Echt? Maar Ma..ik bedoel Mimi, werpt dit niet een heel somber licht op de overlevingskansen voor mijn eigen kunst?’ zei hij, maar er was de twinkeling van humor in de ogen, ‘De Maple Leaf Rag herken jij alleen al aan de titel. Maar van mijn muziek herken je niets?’
Hij probeerde heel zielig te kijken. Maar het was natuurlijk de terechte vrees van een werkelijk goede kunstenaar. En dat was hij nu eenmaal. Het antwoord kwam diep uit mijn ziel.
‘Oh liefste, ik heb hier al over lopen mijmeren. Serieus! En ik denk dat dat een goede reden heeft! Mocht ik ooit weer terugkeren, dan weet ik bijna zeker dat ik alles wat jij ooit geschreven hebt weer zal kennen, en me ook zal herinneren hoe ik waarschijnlijk met jouw mooie muziek als klein meisje al ben opgegroeid. Het zit allemaal in me. Dat denk ik. Maar waarschijnlijk opgeborgen in een soort schatkamer met de deur op slot gedaan, met een gouden sleutel. De sleutel is verstopt op een bijzondere plek. Een plek van vergetelheid. Ik denk dat die gemaakt is, juist omdat jij zo belangrijk voor me bent.’
Ik was over mezelf verrast toen ik me dit hoorde zeggen. Maar het klopte ergens, ik voelde het. Het waarom snapte ik niet precies, maar Claude kreeg ineens tranen in de ogen. Hij was ontroerd. Ik kuste hem.
‘Maak je druk om die Maple Leaf Rag!’ zei ik, ‘Die is in zijn soort leuk, maar van een heel ander formaat dan wat jij laat horen.’
’Je t’aime, tu sais.?
’En ik hou van jou. En er is dus een schatkamer. Maar jij kunt dat andere, dat leuke ding dus spelen?’
‘Natuurlijk. Zal ik hem je laten horen? Alleen ben ik benieuwd, lieve mysterieuze femme touchée par le temps! Hmm..je zei dat je die kende?’
‘Claude, wat een idee? Als ik je goed begrijp! Je bedoelt dat we dit even uitproberen?
‘Ja. Dus hoe gaat die volgens jou?’
‘Nou, zó!’ En ik humhumde de begintonen.
Hij knikte. Als hij onder de indruk was liet hij het niet merken. In plaats daarvan speelde hij meteen virtuoos en met gemak uit zijn hoofd de Maple Leaf Rag. Hij had er duidelijk plezier in. Ik luisterde en kon mijn voeten er niet bij stilhouden. Dat hoorde nu eenmaal bij dit genre.
’Ja,’ zei ik, toen hij klaar was, ‘Dat is hem. Inderdaad. Wat bijzonder!’
’Die gaat dus straks op de cafépiano.’ zei hij, ‘Plus nog meer van hem. Mensen vinden dat echt leuk. En ik ben dan helemaal Pilu. Ga je nu met me mee? Mimi?’
‘Oui, mon Pilu, bien sûr! Ik volg jou waarheen je ook gaat.’
‘Ma mignonne, we nemen onderweg een rijtuigje. Ik ga niet de hele weg met mijn accordeon lopen sjouwen. We komen vast wel wat tegen.’
‘Claude, bestaat er al zoiets als een rijtuigjescentrale? En hebben ze daar telefoon? Is zoiets handigs als de telefoon eigenlijk al uitgevonden?’
‘Ja, moderne dame, dat wel,’ lachte hij, ‘maar die is heel duur. En de lijnen zijn schaars en slecht. Deze afgelegen plek heeft natuurlijk geen telefoon. Rijtuigjescentrales met telefoon bestaan ook nog niet, denk ik. Ik heb er tenminste nooit van gehoord. Ik vind het een briljant idee trouwens. En zo’n centrale zal vast veel baat hebben bij jouw telefoons. Maar natuurlijk alleen wanneer de meesten van hun klanten er ook één zullen hebben en dat is hier niet zo.’
‘Weet je dat het in mijn tijd zonder kabels gaat? Gewoon door de lucht? En dat je je telefoon gewoon in je tasje hebt. Of jij in jouw binnenzak.’
‘In jouw tijd kan uiteraard alles,’ zei hij, ‘alleen al omdat jij daar vandaan komt. En toch moest jij naar hier komen. Naar ons, holbewoners in beestenvellen met knotsen, wij van de prehistorie.’
‘Voor echte liefde, Claude. Liefde voor jou.’
‘Voor liefde, Marie-Rose. Kom, we gaan. Neem je je hoed mee? Het wordt flink warm vandaag! Het kan zijn dat er vanavond onweer komt.’



