We zaten aan een overvloedig ontbijt. Claude danste tussen fornuis en keukentafel heen en weer en diende almaar meer gerechten op, alsof hij zijn geliefde in één enkele ochtend met al zijn specialiteiten wilde laten kennismaken. De zon scheen door de kleine raampjes van de keuken naar binnen op de tafel met het rood geruite kleedje. Daarop prijkten gestoofde tomaten, gebakken eieren, vers gehaalde croissantjes, grote koffiekoppen en koel water in een glazen karaf met de verse kruiden uit de tuin. Het rook heerlijk. Alles glansde in het ochtendlicht in de meest verleidelijke kleuren. Er verschenen gebakken paddenstoelen met peterselie, gevulde paprika’s, en courgettes pruttelden in een romig sausje, en..
‘Hou op, Claude! Je mag me niet zo vetmesten!’
‘Wat? Smaakt het je niet? Ik heb weer nieuwe melk geschuimd. Nog een café au lait, lief?’
‘Het smaakt heerlijk! Maar je maakt me dik!’
’Ha. Wat? Jij dik en rond?’ hij lachte zijn gutturale lach en kneep me vrijpostig in mijn bovenarm, ‘Nou, maar dan hebben we nog wel even wat voor de boeg. De kippetjes hebben ook weer flink gelegd vanochtend. Monsieur Coquelicot niet, die had andere zaken aan zijn rode opgewonden hoofdje. Dus nog een eitje doen, liefste? Misschien nu een gekookte, in tweeën gesneden, met vers gemaakte sauce mayonnaise en ik snijd de bieslook even die ik net uit de pot naast de deur heb gehaald, en ik kook ook nog een paar eitjes voor ons om straks mee te nemen..’
‘Zeg, Claude! Dit is helemaal geen Frans ontbijt!’
‘Nee, dat heb je goed. Maar wel een echt Ferrier-ontbijt. Onvervalst, volgens de beste tradities van het huis, les meilleures traditions de notre maison, bereid.
Buiten kon je de kippen horen kakelen. Ik gaf me gewonnen. Het was echt heerlijk en vreemd genoeg had ik enorme trek.Er kwam dus nog meer café au lait, met heel veel opgeklopte lait, en ook heel veel café, die hij maalde in een porseleinen koffiemolen aan de wand waarvan hij de grote slinger als een bezetene rondzwengelde. We tafelden en de zon klom hoger. Toen onze fysieke grenzen eindelijk waren bereikt en er met de beste wil van de wereld niets verder gegeten of gedronken kon worden zat hij eindelijk op zijn stoel tegenover me. Hij had de rugleuning naar voren gedraaid, zat met zijn benen eromheen en hield zijn grote armen behaaglijk rustend op de leuning. Het vetmesten van zijn 21e eeuwse geliefde was overduidelijk zijn project waar hij met groot plezier in was opgegaan. Hij keek tevreden naar mij, het resultaat. Hij droeg weer zijn onderhemd zonder mouwen dat ik van de roeiers kende boven een wat slobberige grijs linnen zomerse broek en liep blootsvoets. Hij zag mij naar hem kijken en lachte opnieuw.
‘Dik en rond.’ zei hij, ‘Je ziet aan mij wat dit ontbijt regime uiteindelijk teweegbrengt. Ik heb deze ondeugd voorlopig maar geaccepteerd. Er staat dan weer tegenover dat ik niet drink. Dat is voor een Fransman best opmerkelijk.’
‘Waarvoor nemen we eigenlijk gekookte eitjes mee?’ vroeg ik hem, nog kauwend op een laatste croissantje waarvan ik traditiegetrouw de stukken in de kom met hete melk en koffie voor me op tafel doopte.
’Om straks weer op te eten natuurlijk! En om de kippen hier voor te blijven.’
‘Ik bedoel, waar gaan we straks heen?’
‘Mariekerose, ik plaag je maar wat. Ik had je vraag allang gesnapt. Let op. Ik heb ook zo de duistere krochten van mijn ziel. Daar heb ik je wel een beetje over verteld maar die zijn eigenlijk niet zo aanwezig wanneer ik op deze plek in Zuid-Frankrijk ben. Jij hebt vast ook zo van die duistere krochten. Maar jij bent speciaal. Jij bent buitengewoon begenadigd! Omdat je op dit moment bijna alles vergeten bent.’
‘Gunst, ja! Daar had ik nog niet zo bij stil gestaan! Dat is natuurlijk zo! Dat is inderdaad een bijzondere situatie!’
Ja, dat is het echt. Meestal moeten mensen moeite doen om zorgen en frustraties opzij te zetten als die niet net op dat moment juist de volle aandacht nodig hebben, of je dat nu wilt of niet.’
‘Ik weet waar je het over hebt, maar inderdaad..het is alsof ik op vakantie ben. Niet gewoon, zeg! Misschien komen ze terug als ik me meer herinner.’
’Geen heel gezinsleven, hoop ik. O sorry! Als dat wel zo is, dan is het zo, Marie-Rose. Dan hou ik net zo veel van je. Denk jij dat je in jouw verre eeuw kinderen hebt?’
’Eerlijk gezegd niet, mon amour. Nog niet.’
’Zou je ze willen?’
Ik schoot meteen vol. Natuurlijk. En het liefst met jou, dacht ik.
‘Het liefst met jou’, flapte ik eruit. Het had geen zin om dit achter te houden.
Hij hield het luchtig.
’Echt? Oh..Ça me touche, tu sais? Het ontroert me. Zie je trouwens de geboorteakte al voor je, chérie? De moeder is Marie-Rose Duchamps, geboren, nou ja eh..’ Hij hield in.
‘Ik weet het niet zeker, Claude. Maar ergens in de negentiger jaren. Van deze eeuw! En jij?’
‘De trotse vader is van 1865. Best wel een leeftijdsverschil, hè?’
’Je zou het niet zeggen, mon chéri. En als hier onze..’
’Onze dochter..’
’Dochter?’
’Ja, dat denk ik.’
’Bon. ..als hier onze dochter geboren wordt, dan eh..is ze overgrootmoeder tegen de tijd dat ik zelf geboren ga worden.’
Ik keek hem tartend aan.
’Komt tijd komt raad’ zei hij, ‘We hoeven er nou ook weer geen problemen bij te verzinnen. Misschien is dat alleen een administratief probleem, en geen echt probleem.’
’Ik lieg me er wel doorheen.’ zei ik, ‘als ik jullie maar heb. Maar Claude, het ging over krochten van je ziel. Vertel eens? Wat hebben die met het meenemen van gekookte eieren te maken? En op wat voor expeditie gaan we vandaag?’
Hij glimlachte en zijn ogen waren op me.
‘Liefste, ik ben op dit moment óók in een bijzondere situatie. Die situatie ben jij. Wie mijn volle aandacht heeft ben jij. En daar ben ik heel blij mee. Heb je trouwens écht wel genoeg gehad?’
Ik knikte.
‘Luister. Het is iets leuks. Ik heb een plan dat ik aan je wil voorleggen. Ik wil je graag meenemen naar één van mijn uitlaatkleppen. Ik zal je dat woord even uitleggen: dat is een beeld dat afkomstig is van het automobiel. Dat is een nieuwe uitvinding. Zeg maar een soort paard en wagen. Maar dan zonder paard! Alleen de wagen..’
‘Ik ken die dingen, Claude.’
’Oh! Dat is waar. Natuurlijk ken je die. Daar had ik even niet aan gedacht.’
‘Ze heten auto’s. Er rijden er in mijn tijd echt heel veel van rond. Een beetje teveel zelfs. En mannen praten heel graag over auto’s.’
‘Huh? Waarom?’
‘Ja, dat doen ze nu eenmaal.’
‘Gunst. Wat apart. Nou, laten praten, zou ik zeggen. Terug naar de uitlaatklep. Het zit zo. Soms wil ik heel even niet de Grote Onbegrepen Doodserieuze Gefrusteerde door Geldzorgen en Minachting Geplaagde Kunstenaar zijn. Die ben ik dan even zat. En dan ga ik naar een stadje hier vlak in de buurt. En dan ben ik niet die saaie monsieur Ferrier, maar Pilu Doudou, een rondreizend artiest. En vandaag is daar marktdag! Die dag is daar erg geschikt voor. Kom je mee?’
’Wie?Zei je: Pilu Doudou?’
‘Ja.Zo heet hij. Maar waarom kijk je zo naar me? Is er iets mis met Pilu?’
Ik voelde iets om mijn mondhoeken kriebelen. Ik schoof mijn stoel terug. Ik nam hem zo van iets meer afstand op. Ik zette mijn meest taxerende blik op, helaas zonder bril. Dat zou fijn zijn geweest voor het effect. Maar ik had geen bril.
‘Ik denk, Claude,’ zei ik langzaam en proberend serieus te blijven, ‘eh, excusez, ik bedoel P..pilu,’ ik onderdrukte een giechel,’ dat ik heel even aan het idee moet wennen. Maar dat ik graag m-met hem mee ga. Met Pilu. Als je dat goed vindt tenminste, Claude. Niet jaloers worden op Pilu, hè? Wat een volstrekt krankzinnige naam trouwens! Dus begrijp ik het goed? Deze Pilu: is die dan minder onbegrepen, minder doodserieus in zijn hoog streven en minder geplaagd dan.. jij?’
’Ja, precies! Je snapt het. Veel minder! Eigenlijk helemaal niet!’
‘Maar dan ken ik die Monsieur Pilu heel goed!’ riep ik, ‘Want zo ken ik jou ook! Ik maak jou voornamelijk juist niet doodserieus mee of geplaagd. Ja, door mij. Ik plaag jou regelmatig. Maar dat is wat anders. En dat doe ik omdat ik je zo'n fijne man vind. Je bent ook ernstig. Maar dat is heel wat anders dan doodserieus. En je bent voor mij ook niet onbegrijpelijk. Maar Claude, jij kunt dus deze eh..Pilu voor de grote wereld goed verstoppen?’
’Ja,’ grinnikte hij, ‘ik ben daar echt goed in. Dit is natuurlijk ironisch bedoeld. Nou, maar straks is-ie er dus wel! Want marktdag. En dus: Mesdames et Messieurs: Pilu Doudou gaat optreden vandaag. Ik heb de accordeon bij me. Mijn vraag is: ga je mee?’
Oh, maar dat heb ik toch al gezegd? Heel graag. Daar moet ik natuurlijk bij zijn, Pilu!’
Ik vond de naam zó gek, en die werkte zó op mijn lachspieren dat ik hem zo vaak mogelijk wilde zeggen.
‘Mooi, zei hij, ‘dan vertrekken we dadelijk samen. Nou heb ik nog wat bedacht. Ik heb jou gisteren horen zingen. Ik wil je vragen, als je nou toch meekomt, of je dan wilt zingen! Je hoeft geen ja te zeggen natuurlijk! Maar ik zou het geweldig vinden.’
Ik moest er heel even over nadenken maar kwam daar eigenlijk niet echt aan toe. Omdat het lachen de hele tijd als kleine parelende fonteintjes in me opwelde. Het was ontzettend bevrijdend.
’Zingen? Met P..Pilu?’ proestte ik, ‘Maar dat zal dan wel heel anders zijn dan met het gevoelige gedicht van Pierre gisteren!’
‘O, zeker. Je zult ons echt niet terug herkennen!’
‘Nee, mon amour, dat denk ik ook niet. We gaan het doen. Heb je enig idee wat we gaan zingen?’
‘Ja!’ hinnikte hij nu, ‘dat heb ik!. Ik h..heb een lied klaarliggen. Een perfect lied. Echt een s-serieuze, pfff!….k-k-kan.. kandidaat. Hhoei! Luister! En huiver!’
Bij die laatste woorden liet hij zijn stem samenzweerderig dalen. Hij wenkte mij naderbij, zodat ik met stoel en al dicht bij hem aan tafel ging zitten. Hij boog zich voorover over zijn eigen houten stoel met de rugleuning die nog steeds achterstevoren stond tot onze hoofden heel dicht bij elkaar waren. Hij rolde met zijn ogen en zwaaide pathetisch met een wijsvinger.



