Ik werd wakker in het hotel.
Huh? Rozemarijn? dacht ik nog, terwijl het kamermeisje alweer de gordijnen openschoof en met het dienblad in de weer was. En zoals dat vaak gaat: de naam en een heel stuk van de droom waren ineens weg.
Wat heb ik toch gedroomd? Weer iets met die geheimzinnige treinreis. Een heel gesprek. Sommige delen heel helder, andere delen ver weg.
Het kamermeisje was er weer, met op een zilveren dienblaadje een kaartje. Van Claude.
Roos, sterk en mooi! Goeiemorgen! Het rijtuig staat gereed en ik heb een ontbijt laten inpakken voor ons. Kom je gauw? Het is geen erg lange rit, ongeveer een half uur of drie kwartier als de paarden nog slaperig zijn. Het gaat niet om het ritje maar om de bestemming. RSVP Claude.
Répondre s’il vous plaît. Antwoord alstublieft.
In mijn tijd een WhatsAppje terug. Hé, een herinnering! Maar wel een hele futiele zeg. Ik weet nu nog steeds niet wie ik eigenlijk ben!
‘Kan ik een antwoord van u overbrengen, mevrouw?’ vroeg het kamermeisje.
’Ja, wacht even. Kun je me een kaartje en mijn vulpen brengen?’
‘Natuurlijk! Alstublieft.’
Ik schreef:
Dag mooie gevoelige man! Natuurlijk kom ik gauw. Maar een dame heeft even tijd nodig voor haarzelf en voor wat ze meeneemt. Over een half uur ben ik beneden. Marie-Rose.
Het lukte me! In een half uur. Ik had me kunnen laten helpen met inpakken maar deed het liever alleen. Ik wist niet waar ik me op in te stellen had en besloot met van alles rekening te houden. Daardoor werd het toch nog een hele koffer. Ik liet deze naar beneden brengen en krabbelde nog een klein briefje voor Denise. Dat ik liefdevol ontvoerd werd door Claude en er daarom niet was.
In de hal stond hij met een aantal koffers. De mijne stond er al bij.
‘Fijn!’ zei hij, ‘Daar ben je al. Wat snel! Kom, we gaan! Het rijtuig staat voor u gereed, madame!’



