Marie-Rose
De tijd heeft vandaag de neiging gehad zich heel vreemd te gedragen. Soms waren er zeeën van tijd waarin we samen waren. Wanneer we die zeeën overgevaren waren bleek het op de klok maar een heel klein beetje later te zijn. En dan waren er ook andere momenten die heel snel gingen. Meestal buiten. Of in gezelschap of zoals net; met muziek en een dans en een maaltijd, die zó voorbij leken en waarbij de wijzers van de klok wel op hol geslagen leken.
Ook de wijzers van de grote zonneklok aan de hemel lijken sprongen te hebben gemaakt, als een jong veulen dat pardoes van de ene plek aan de hemel naar de andere springt, verder de avond in. Toen we de orangerie verlieten was het niet meer middag maar avond. Het was zó verrassend dat Claude er zijn zakhorloge nog bijgehaald heeft om te bevestigen wat we met onze ogen konden zien. De zon was bijna onder. Het is laat geworden. Al bijna nacht.
Denise had afscheid genomen en was naar haar kamer teruggewandeld. Wij stonden in de tuin en keken elkaar aan.
Ook naar het hotel? Of wat anders?
‘Even wandelen nog. Lopen langs het strand?’ zegt één van ons.
‘Ja, langs het strand! Kom mee!’ zegt de ander.



