Ze zitten daar nog. Ze kijken elkaar aan. Ze vragen zonder woorden. En ze knikken allebei. Ja.
Hun blikken gaan even naar binnen en weer naar elkaar. Ze kijken allebei opnieuw vragend. Ze geven allebei antwoord. Nu hoorbaar.
’Ja!’
Ze staan op, nemen elkaar bij de hand en lopen over de planken van het terras het hotel binnen.
‘Kom je mee naar mijn suite?’ fluistert Marie-Rose.
Ze lopen hand in hand de trappen op. In de gang geeft ze hem vaag teken even te wachten. Ze gaat vlug voor hem uit om te kijken of niet nét op dit moment haar kamers worden gedaan. Binnengekomen ziet ze dat haar bed al opgemaakt is. Er zijn verse bloemen neergezet. Haar jurk van gisteravond die ze op een stoel neergelegd had is op een hanger gedaan en prijkt langs de klerenkast. Op de spiegelcommode staat een verse, helderrode roos in een kristallen vaasje. De spiegels reflecteren de bloem van drie zijden. Op de tafel bij het raam staat de karaf met water bijgevuld met twee kristallen waterglazen er omgekeerd naast. De suite is gedaan.
Ze loopt weer terug de gang in, en neemt de hand van Claude. Ze trekt haar zomers geklede metgezel met zich mee. In het voorbijgaan snel het houten bordje “Prière de ne pas déranger”- niet storen alstublieft, aan het haakje buiten op de deur hangen. Als ze binnen zijn draait ze de sleutel om en legt die op het tafeltje bij de deurpost.
Ze staan dicht tegenover elkaar in de grote kamer. Het felle licht van buiten is gefilterd door de heen en weer bewegende vitrages op de zachte wind die door de balkondeuren naar binnen waait. Het is geen tijdstip of stemming om elkaar de kleren van het lijf rukken. Ze kleden elkaar langzaam en aandachtig uit Het is als een aandachtig ritueel. Zij zijn jasje. Hij haar omslagdoek. Zij zijn hemd. Hij haar blouse. Zij stapt zelf uit haar rok, en hij maakt zelf het touw van zijn linnen broek los zodat deze naar beneden glijdt. Zij is net als gisteren zonder korset. Ze reikt hem het uiteinde van de sjerp waarmee zij haar borsten heeft opgebonden. Ze lacht van plezier als ze in de rondte tolt terwijl hij haar afwikkelt. Als zij uit de sjerp losgekomen is duizelt het haar. Ze weet de uiteinden te vangen en slaat die als een anker zo stevig om hen beiden heen, haar borsten nu strak tegen zijn borst. Ze maakt een pakje van hen beiden en knoopt hen aan elkaar vast. Ze wedijveren om het uiteinde van de sjerp wie die vasthouden zal. Ze strijden en wringen die een paar keer uit elkaars handen en de sereniteit wijkt. Ineens heeft hij beet. Hij houdt vast en trekt haar daaraan meetrekt naar het bed. Ze volgt en streelt hem. En dan leidt ze hem ineens af door hem plotseling zijn laatste onderkleding af te stropen zodat hij even met de voeten erin verstrikt raakt en wankelt waardoor nu zij hem verder naar zich toe kan trekken richting het bed. Ze verlangzamen en zijn ineens heel stil bij elkaar. Pas op uitnodiging van haar ogen die hem wijd en aandachtig aankijken ontdoet hij haar van haar laatste kledingstuk.
Ze hebben ze de grote witte wereld van het bed bereikt.
Ze zijn zó vanzelfsprekend samen, allebei met grote ogen elkaar aankijkend, bekijkend, verkennend. Alles lijkt licht. Ook hun donkere ogen hebben lichtjes. Hun donkere haren glanzen. Zijn huid is bijna net zo licht als de hare, hij is sterk gebouwd maar heeft ook iets teers over zich. Hun eerste keer samen is als de zon bezig is naar haar zenit te klimmen, en de witte vitrages haar felle licht verstrooien, verzachten en overal uitgieten in de kamer. Ze versmeltenmet elkaar versmelten in die hoogzomerse lichtwereld die overal om hen heen is en rechtstreeks hun zielen binnenstroomt. Het maakt ze zelf tot deel van een lichtwereld.
Marie-Rose draagt al iets van weten in zich dat ze een grote reis hier naartoe gemaakt heeft. Ze heeft afstand overbrugd die niet alleen ruimtelijk is. Nu is ze hier met hem. Zoveel inzicht is haar uit haar droom van vannacht overgebleven. Het waarom van haar reis en alle precisie is in de wereld van overdag alweer vervaagd. Dat is goed want dit houdt haar zuiver. Er is die enorme wijsheid in die haar verre overstijgt. Het vage besef ergens anders vandaan te komen laat haar de oneindige kostbaarheid en tederheid van dit moment ervaren, maar ook de breekbaarheid van de liefde naast alle kracht ervan.
Ook dit is eigenlijk een universele waarheid, niet bijzonder maar gewoon en tegelijk zo heilig.
Claude heeft van haar achtergrond en herkomst geen weet. Maar hij voelt wel hoe zij anders is en ongebruikelijk, en heel vanzelfsprekend een sterke energie meebrengt die hem van vrouwen tot dusverre niet bekend is. De heldere kracht ervan in verbinding met haar overgave maakt dat hijzelf in zijn gevoeligheid van kunstenaar groeit en paradoxaal ineens veel meer grond onder de voeten krijgt. Tegelijk is het voor hem evident. Hij voelt heel diep, heel dankbaar dat het Marie-Rose niet om zijn kunst gaat. Niet om wat hij doet maar om wie hij is.
En dan zwijgt al dit. Ze zijn overstegen door het aloude heilige wat groter en omvattender is dan hen beiden als personen. Zij de vrouw die geeft. Hij de man die neemt, eet, drinkt, en een zonnestraal brengt. En mee wordt opgenomen in de heilige levensdans.
Marie-Rose realiseert later, na hun samenzijn, nog vaag dat ze iets tegen Denise had gezegd over haar gebrek aan ervaring in de liefde.
Ze voelt dat dat niet klopt. Dat het anders is, zonder dat zij zich daarvan op dat moment iets concreets herinnert. Ze is niet zonder ervaring. Maar samenzijn met hem is voor haar uniek en tegelijk universeel. In in zoverre klopt het dus wel. Ze wordt nu pas ingewijd in een mysterie van vereniging dat haar in deze intensiteit nog niet bekend was.
Ze zeggen, fluisteren en kreunen elkaars namen in elkaars oren. Ze luisteren naar de klank ervan. Marie-Rose wordt uitgesproken door de diepte van zijn warme bariton, de naam Claude geproefd en herhaald in de vurig zinderende, vibrerende melodieën en boventonen van haar mezzosopraan. Want de minnaars zijn allebei zo oer-muzikaal dat deze klanken bij het spel der zinnen erbij horen, naast wat hun ogen zien en wat hun handen aftasten en de extase van hun lichamen.
Ze voelt wat ze zich gisterenavond tijdens het concert nog niet toestond te voelen maar toch al ervoer. Het spelende en strelende van zijn handen naast hun kracht en behendigheid. Onder zijn liefkozingen kijkt ze heel even opzij terwijl hij haar hals kust. Ze denkt een moment aan het spelen van die jongens op het strand van daarnet. Zij zelf is nu zijn spel en instrument.
De extazen versmelten en worden opgenomen in de zomerse wereld. Die van zon in het zenit, de in de wind waaiende gordijnen, de geur van moeder zee, het binnendringend aroma van stevige kruiden vermengd de tere geuren van bloesems, van de stralende sterke roos voor de spiegel, van meezuchten met de ritmen der branding, je zoute tranen door je geliefde laten oplikken, en meecirkelen en meejuichen met de meeuwen.
Tenslotte zijn ze voldaan. Ze liggen naast elkaar in het grote bed te mijmeren. Hij gaat eruit en pakt de karaf met de glazen. Ze drinken elkaar toe met niets dan koel helder water. Er komen geen diepgaande gesprekken. Nu is niet het moment ervoor. Maar de momenten zullen vanzelf weer komen. Ze informeren niet naar elkaars verdere plannen voor deze dag. Deze dag is tijdloos en zonder plan.
Is het noodzaak of voorbestemming dat ze bij elkaar zouden komen?
Maar waarom is daar dan zo’n ingewikkelde reis voor nodig als het gewoon voorbestemd was? In de vervulling van hun samenzijn lijkt de vraag te vervagen. Dus misschien is het dat niet. Als ze maar deze dag samen doorbrengen. Niet vanuit een of ander groots plan of een bedoeling. Maar omdat zij zelf hier zijn en samen zijn. En omdat dit is wat ze willen.
Dat laatste is essentie. En zó evident dat ze het er helemaal niet over hebben. Ze drinken het water, het licht en elkaar uit één gouden beker van liefde.
Marie-Rose had echter gelijk: ze waren buiten eigenlijk al man en vrouw geworden nog voor ze de suite binnengingen om elkaar te beminnen.
En hun eerste ontmoeting van gisteren? Die was als het inslaan van de bliksem geweest, precies op de plaats waar zij allebei stonden. Ze heeft daar later nog vaak over nagedacht. Over de rol van de bliksem in hun samenzijn.



