Ik werd vroeg wakker, nog voor het ontbijt op bed. Ik probeerde weer in te slapen maar het lukte niet. Alsof een huisdier aandacht vroeg, een kat die mauwde en eten wilde, een hond die uitgelaten wilde worden en aan de deur krabt. Ik was ook weer niet zo wakker dat ik het meteen helder had en toen ik het ineens wel helder had moest ik om mezelf lachen.
Visitekaartje afgeven bij receptie en zo vlug mogelijk een ontbijtafspraak met Claude Ferrier maken.
Ik was zelf die kat die mauwde.
Vreemde droom gehad vannacht. Iets met uit een andere tijd gekomen zijn. Een jaartal zelfs erbij. In de droom was het 2021. Verre toekomst dus! Het gekke was dat dat niet eens heel spectaculair geklonken had. In die nachtwereld was het gewoon geweest. En nu, in de naklank ervan, op de één of andere manier ook. Tenzij je er natuurlijk echt over ging nadenken. Waarom zou je eigenlijk zo'n vreemde sprong in de tijd maken? Zou zoiets in het echt ook kunnen? Zou dat ergens goed voor zijn en een betekenis kunnen hebben? Waarom droom je zoiets?
Niet verder druk over maken. Nu uit bed en plan uitvoeren. Dat klinkt trouwens heel erg toekomstig, laten we zeggen erg 2021: als vrouw gewoon je plannen maken en die uitvoeren. Maar dan wel gebruik maken van dat handige Franse dames-voorrecht: dat je je niet hoeft aan te kleden maar in je peignoir op straat naar de bakker kunt lopen. Heel gewoon. Niemand kijkt ervan op. Dan kun je dus ook zo bij de hotelreceptie verschijnen. En peignoir. Maar niet en négligé, dat wordt ongepast.
In de badkamer hing zo’n omvangrijk exemplaar. Van het hotel, in obligaat dames-roze. Aldus in de roze ochtendwolk gehuld pakte ik van mijn schrijftafel één van mijn visitekaartjes met mijn naam erop en verder niets: Marie-Rose Duchamps.
Ik overwoog heel even mijn kamernummer erop te krabbelen maar verwierp dit. Dat ging me te ver. In plaats daarvan:
"Bonjour Claude. Prenons le petit-déjeuner ensemble! Sur la terrasse, peut-être? À huit heures, neuf heures, ou plus tard? Je suis déjà réveillé. Marie-Rose."
Dag Claude, laten we samen ontbijten. Op het terras misschien? Om acht uur? Of negen uur? Of later? Ik ben al wakker. Marie-Rose.”
Het paste er maar net op.
Parfum erop doen. Natuurlijk! Maar goed opletten. Heel klein beetje maar. Niet meer dan een vleugje. Jaja, ik ben alweer aan het flirten. En nu vlug naar beneden richting de receptie en het kaartje afgeven voor monsieur Ferrier.
Ik was al op de trap onderweg naar beneden en botste tegen iemand op.
‘Oh, mille excuses, madame! Duizend verontschuldigen, mevrouw!’ hoorde ik terwijl een bebaard hoofd zich snel terugtrok en een hand met een lichte buiging naar een wit overhemd werd gebracht.
Hij was het!
’
‘Wat? Claude? Jij hier? Zó vroeg op?’
‘Marie-Rose! Jij ook? Ik was eerlijk gezegd net onderweg om onder de deur van jouw suite door dit kaartje te schuiven..’
Het enige wat ik hierop wist te doen voelde weliswaar ontzettend onnozel. Maar het was tegelijk het enige juiste. Ik opende hulpeloos mijn hand en liet hem mijn eigen kaartje zien. We staarden naar elkaars kaartjes.
‘Claude, nu we hier toch op de trap staan: Geef jij mij maar die van jou. Dan krijg jij deze van mij! Ik was er net mee onderweg naar de receptie, toen jij..’
‘Wat een timing!’ zei hij. We begonnen allebei te lachen. ‘Nou hier dan, jeune madame, alsjeblieft!’
We wisselden onze kaartjes uit. Het zijne rook een beetje naar sigaretten.
‘Nu niks zeggen!’ zei ik, ‘Zullen we gaan lezen? Zou de hotelleiding het goed vinden dat we van deze trap onze leeszaal maken?’
We giechelden. We lazen. En ik las:
Bonjour, ma belle Marie-Rose! Avez-vous bien dormi? Prenons le petit-déjeuner ensemble! À quelle heure? Claude.
Dus: Goeiedag mijn schone Marie-Rose! Heeft u goed geslapen? Laten we samen ontbijten! Hoe laat? Claude.
Hij las ondertussen het berichtje van mij. We keken elkaar aan. Ik legde mijn vinger op mijn lippen als teken nog steeds niet te spreken. Ik knikte langzaam, schonk hem een glimlach en stak alle vijf vingers van mijn ene hand en drie vingers van mijn andere hand op. Mijn overgebleven ringvinger en pink konden nog net zijn kaartje vasthouden. Even nog stilte.
‘Om acht uur?’ informeerde hij, ‘of over acht minuten?’
En we begonnen allebei te proesten.
‘Een vreselijk dilemma.’ bekende ik, ‘Het liefst over acht minuten. Maar ik ben echt nog niet aangekleed. Dus dan toch maar om acht uur. Dat is trouwens over een half uur. En ik moet nog even een ontbijt op bed afbestellen.’
‘Zal ik dat even doen?’ bood hij aan.
‘Je láát het! Je bent een beroemdheid. En dan komt dat in de krant. “Beroemde pianist bestelt ontbijt af van dame uit het hotel. Een affaire? Of relatieproblemen? Lees verder op pagina 3!”
‘Nou, nou,’ zei hij, ‘dat is overdreven hoor. Hooguit in het plaatselijke sufferdje. En in die van vandaag lukt ze toch niet meer. Nou goed, afgesproken dan. Ik was een beetje vroeg wakker vandaag en dit was precies wat ik wilde regelen. Ik had alleen niet verwacht zo snel antwoord te krijgen!’
‘Geen antwoord. Een tegenvoorstel!’
‘Maar wel een erg passend en leuk tegenvoorstel.’
‘Claude, het kan wat mij betreft ook vóór acht uur. Alleen weet ik niet of we dan al ontbijt zullen krijgen. Eigenlijk was ik nog van plan weer terug in bed te gaan en te wachten op de café au lait die me dan gebracht zal worden. Maar ik heb er heel erg zin in. Ik bedoel niet die café au lait. Die ook natuurlijk, maar ontbijten met jou.’
’Chere Marie-Rose, als ik nu al met een eerste café au lait op de vroege ochtend vergeleken word voel ik zeer gevleid! Weet je wat? Laten we het zo doen. Laat gewoon je café au lait brengen. Bestel niks af. Dan hebben we nog ongeveer een uur, schat ik. Ik hou zelf erg van voorpret. Ik neem jouw kaartje mee en zet dat op mijn nachtkastje. En dan kijk ik daar naar.’
‘Krijg jij op jouw kamer ook café au lait?’
‘Dat weet ik niet. Ik betwijfel het. Jouw suite lijkt me nogal luxueus. Ik bedoel: eerste verdieping en zeezijde. Dat zijn meestal de chique verblijven. Ik ben natuurlijk ergens in het souterrain weggestopt in een soort artiestenslaapkamertje. Als ze me al met iets zullen wekken is het misschien wel cognac of pastis, vanwege het artiest zijn. Waar ik geen zin in heb trouwens, ik bedoel niet het artiest zijn, maar drank op de vroege ochtend.’
’Eh bien, dan gaan we het zo doen. Ik kan me dan ook rustig aankleden. En verkneukelen. Wees gerust Claude, ik ga straks niet chic hoor. We zijn aan zee, hè? Ik wil eigenlijk graag pootje baden. En mooi gemaakt heb ik me gisteren al. voor je!’
‘Voor mij?’
‘Ja, voor jou.’
Hij wist daar even niets op te zeggen. Ik vond hem extra leuk als hij verlegen werd.
‘Nou, tot straks dan! Dag Marie-Rose!’
Ik was opgewonden van plezier maar kreeg een stoute gedachte. O, jij leuke man, nu over iets struikelen of ergens tegenop lopen! Toe, alsjeblieft! Maar wel voorzichtig. Niet je pijn doen!
Het gebeurde bijna. Er was plots een traptreetje teveel toen hij met lange armen en benen en overduidelijk wild-enthousiast naar beneden stommelde, mijn kaartje zichtbaar tussen zijn vingers geklemd. Ik keek hem vertederd na.
Ik hoopte vurig dat hij straks niet in een dikke zwarte jas of met hoge hoed op, of allebei, op het terras zou verschijnen. Ik achtte hem daar wel toe in staat. Ik had hem alleen liever jongensachtig, zoals nu.
Claude mijmerde toen hij weer alleen was:
En dan kom ik haar op de trap tegen! En ze verheugt zich en is zo direct en speels! Haar kaartje ruikt naar haar. Maar dat heeft ze natuurlijk expres gedaan. Het grappige is dat ze humoristisch speelt met mijn aandacht en haar magnetische aantrekkingskracht maar dat ze tegelijk zeer serieus is. Ik bedoel niet zozeer naar mij toe. Daar ben ik niet meer mee bezig, daarvoor is onze ontmoeting al te intens. Serieus in de zin van: bijzonder wakker en onderzoekend. Zou ze zelf kunstzinnig zijn? Ze heeft het er met geen woord over gehad maar het zou goed kunnen. En ze is duidelijk zeer intelligent. Ik begrijp die mannen nooit die daar bang voor zijn.
‘Nou Claude,’ zei hij hardop tegen zichzelf, ‘de diagnose is wel duidelijk. Je bent zwaar onder de indruk van deze jongedame!



