Toen hij opkwam zag hij Marie-Rose meteen. Ze zat helemaal vooraan naast een elegante dame op leeftijd. Ze zagen er niet uit alsof ze familie van elkaar waren. Zijn voetstappen gingen richting de Pleyel vleugel maar aarzelden even. Dat was al genoeg voor een bijna onwillekeurige blikwisseling tussen hen beiden. Hij dronk de aanblik van haar in en werd er meteen zó ontroerd van dat hij een brok in zijn keel kreeg.
Zij zag er prachtig uit. Ze droeg een mouwloze chamois zijden wijd uitwaaierende japon met een diep decolleté die haar hals en schouders, en waarschijnlijk grotendeels haar rug bloot liet. Omdat ze zat kon hij dat laatste alleen raden. Om haar hals zag hij een witgouden collier schitteren. Waarschijnlijk was de sprankeling afkomstig van diamanten in het podiumlicht. Ook in haar oorhangers reflecteerde het elektrische licht als sterren. Evenals in haar grote donkere ogen, zag hij. Ze waren op hem gericht en hadden hem in zijn bewegingen gevolgd. Daarbij waren ze opgeglansd en haar lippen waren iets uiteengegaan. Vervolgens hield ze haar ogen even neergeslagen alsof ze een moment bij haarzelf moest zijn. Er volgde een tweede blik, waarin ze haast schuw weer naar hem opkeek op zijn podium. Haar donkere haren waren hoog opgestoken in een elegant wervelende wrong met een los, speels knotje bovenop. Het maakte haar voornaam zonder dat het de wakkere levendigheid van haar gezicht onderdrukte. Ze was echter duidelijk helemaal dezelfde met wie hij gedanst had die middag, of beter gezegd: vooral zij met hem. En samen plezier gemaakt. Maar ze was ook anders, alsof zij de hogere octaaf was van haarzelf die middag. Hij maakte direct deze muzikale vergelijking van geoctaveerde tonen, de hogere en de lagere die totaal ineenvloeien. Hij zag zijn vrolijke dansmaatje, maar ook de jonge, lieftallige koningin, Ineens kwam het hem ongelooflijk en haast ongerijmd voor dat hij vanmiddag zomaar met deze vrouw gedanst en vrolijke grapjes gemaakt had.
Zij zat rechtop in haar concentratie Onder haar japon schemerden witte fluwelen, of misschien wel suède leren schoentjes, met enkele zachtglanzende parels bezet. Hij had pijlsnel alle details van haar verschijning doorgenomen en ingeprent. Deze twee of hooguit drie seconden waren voor hem als iets van levensbelang. Iets om voor altijd in je ziel te bergen. Hij merkte ineens dat hij haar naam: Marie-Rose geluidloos op de lippen had. Hoe ze heette. Hij vond haar naam zó mooi en zo als zijzelf. De naam paste haar goed. Het edele en karaktervolle van het Franse Marie, in combinatie met de schoonheid van de roos. Maar de roos is ook sterk. Haar schoonheid is vitaal en onstuimig.
Twee, drie passen slechts, om de kleine weg van de coulissen naar de vleugel af te leggen. De tijd was even genadig vertraagd. Daardoor konden al deze indrukken door hem heengaan. En ook de plotseling opwellende enorme vreugde. Dat zij daar zit. De irrationele vreugde, zonder rede of proporties. Alsof zij een lange wereldreis heeft moeten maken om hiernaartoe te komen en hij haar heeft opgewacht. En nu is ze hier. Eindelijk! En nu is alles goed.
Eindelijk iemand van mijn wereld, dacht hij. Hij begreep zelf totaal niet wat hij daar mee bedoelde. Maar dat gaf niet. Het was op de één of andere manier evident. De tijd was ondertussen weer gaan weer lopen. Hij was aangekomen op zijn plek en stond bij de vleugel.
In de zaal zaten Denise en Marie-Rose naast elkaar. Ze waren zeker niet de enige opgedofte dames die avond. Ze wisten echter allebei dat ze er vanavond bijzonder mooi uitzagen en ook opvielen, met z’n tweeën daar op de eerste rij.
Denise hield zich nadrukkelijk op de tweede plaats. Ze droeg een donkerrode zijden jurk die korter was dan die van Marie-Rose, en die zij met haar slanke benen zeer goed kon hebben. In tegenstelling tot haar jongere vriendin droeg zij haar haren los en had ze opzij gekamd. Denise was zich er van bewust hoe leeftijdsverschil werkt als twee vrouwen samen zijn. Ze had met hulp van haar kleding, sieraden en haar houding haar zelfbewuste waardigheid benadrukt, terwijl ze heel goed wist hoe juist daardoor de jonge vrouw naast haar des te meer zou stralen en nog jeugdiger zou overkomen dan ze toch al was. Denise deed dit met liefde, omdat ze de grote opwinding van Marie-Rose voelde en die haar sterk ontroerde. Ze was allang tot de slotsom was gekomen dat haar vriendin niet iemand was die zomaar voor iets of iemand zou ontvlammen. Want ze was weliswaar jong maar niet naïef. En dus moest Ferrier wel een bijzonder mens zijn.
Één korte taxerende blik van Denise in de richting van het podium was voldoende geweest om haar vermoeden te bevestigen. Ja, Ferrier was uitzonderlijk. Gefeliciteerd, vriendinnetje van me, wie had dat nou gedacht, zo snel! Zeer benieuwd wat het wordt.
Marie-Rose had hem ondertussen zien opkomen. Ze had de aarzeling in zijn lopen meteen gezien toen hij haar zag. Hij keek haar aan en het was dezelfde open blik. Ze besefte ineens dat dit was hoe hij naar haar keek. Dat ontroerde haar vervolgens zo tot op het bot, dat ze haar blik neersloeg omdat haar ogen al vochtig werden. Daarbij had ze aan hun dansen die middag gedacht. Ze keek weer op en voelde zich zo verlegen. Daar was hij! Hij was helemaal diezelfde man met wie ze vanmiddag gedanst had en ook een beetje geplaagd. Ze herkende al zijn manier van lopen en de snelle blik waarin wijdten in warmte veranderden toen hij in contact met haar was. Maar hier was hij uiterlijk gemetamorfoseerd. Wat was hij indrukwekkend, in het stemmige zwart en wit van zijn formele kleding in plaats van hemd en zomerbroek, met zijn nu glad gekamde en gepommadeerde haren die vanmiddag nog wild en warrig waren geweest, en vooral door het doelgerichte en professionele meesterschap waarmee hij op het instrument afliep dat voor hem klaarstond. Hij bleef bij de boog van de vleugel staan en liet zich aankondigen. Hij was kunstenaar en was hier duidelijk volkomen aan gewend.
De aankondiging gebeurde door iemand van het hotel,met veel strijkages met nogal onecht overkomende superlatieven.
‘Ontzétttend vereerd… bijzondere gelegenheid.. monsieur Ferrier een veelgevraagd en ongelóóflijk bezet man… buitengewoon talent, unieke composities.. zéér begenadigd pianist..speciaal programma.. op verzoek van de artiest zonder pauze, en niet na ieder nummer applaudisseren alstublieft en tijdens het concert niet roken. De champagne na afloop is van het hotel.. grote dank voor uw komst, monsieur l’artiste, .. wij zullen allen drinken op u, en op een grootse toekomst voor de nieuwe Franse muziek..’
Hij liet het allemaal over zich heenkomen. Hij ging zitten en begon.
Vanaf dat moment vergat Marie-Rose de entourage. De zaal waar ze zat, haar eigen schitterende toilet, de lichten, het plafond, de gobelins aan de zijkanten, de geuren van verschillende parfums, het vaag zilte van de zee dat door de van horren voorziene geopende ramen naar binnen trok, de geluiden van de branding, op de achtergrond soms getinkel van glas- en porselein ergens ver weg in één van de keukens. Heel even was het er nog en schiep nog mee aan haar beleving. Daarna was het vervaagd. Voor haar waren er alleen nog maar de handen van Ferrier en wat daar uitstroomde.
Overgeleverd aan zijn spelende handen was ze buiten de tijd. En hoewel hij haar naderhand heeft verteld dat hij die avond heel voorzichtig is geweest in zijn muziekkeuze en goed in het gehoor liggende stukken had gekozen voor dit zomerse hotelpubliek, voelde zij direct het tijdloze en het vernieuwende in zijn muziek. Ze verbaasde zich ondertussen intens over zichzelf, hoe zij dit wist. Zij verwonderde zich over een muzikaal onderscheidingsvermogen waarvan zij niet begreep waar het vandaan kwam. Ze had toch niet echt verstand van muziek? Maar er begon ook al een soort twijfel aan haar ziel te knagen dat ze het misschien daarin bij het verkeerde eind had en dat ze het wel kon weten. Maar hoe en vanwaar dat dan kwam bleef haar die avond verborgen, terwijl ze naar hem luisterde. Deze muziek was nieuw, volstrekt nieuw. Maar tegelijkertijd was die op een voor haar onverklaarbare manier vertrouwd. Alsof zij haar hele leven erop had zitten wachten om nu juist deze muziek te horen.
Het merkwaardige en iets wat haar ook diep ontroerende was dat Ferrier niet eens een perfecte pianospeler bleek te zijn. Er waren soms lichte haperingen en aarzelingen. Maar dat kon ook komen omdat hij eigen muziek speelde. Misschien componeerde hij ondertussen wel verder aan zijn muziek? Bracht hij alweer wijzigingen aan terwijl de muziek uit zijn handen vloeide?. Of was hij misschien gewoon niet zo bezig met de perfecte uitvoering ervan omdat hij zelf de maker van de muziek was?
Ze keek gefascineerd naar dezelfde handen die haar licht en stevig vasthielden die middag tijdens de dans die zij hem leerde. Ze dacht terug aan hun warmte en hun kracht die zij geleidelijk had voelen opkomen zodra hij zekerheid kreeg in de danspassen. Deze kracht zag en herkende zij terug in zijn spelen. Er werd niet op de vleugel gespeeld. De vleugel werd be-speeld. Er zat milde maar dwingende autoriteit in. Het instrument had zich gewoon te voegen naar de aanraking van deze handen. Daarbij kwam zijn overvloedig en rijkgeschakeerd pedaalgebruik waardoor de muziek vloeiend was en steeds nieuwe verten tevoorschijn toverde. Het was muziek. Maar het zou net zo goed beeldende kunst kunnen zijn. Beeldende kunst waarbij je je ogen gerust kon sluiten omdat je alles gewoon zou blijven zien. Beeldende kunst, geschikt voor blinden. Aanraken met handen en voeten. Klank en tastzin.
Ze wil het uitproberen door haar ogen te sluiten maar het lukt haar niet. Haar blik is vastgeklonken aan zijn handen. Ze moet gebiologeerd blijven kijken. Daarbij is ze helemaal buiten elk tijdsbesef geraakt. Want ineens merkt ze dat er om haar heen geapplaudisseerd wordt. Het concert is ten einde. Het is alsof ze met een schok wakker wordt en weer merkt waar zij zit. Op rij één.
Claude Ferrier is opgestaan en buigt naar het publiek. Het applaus doet Marie-Rose pijn. Zó mat, zó burgerlijk-beleefd in vergelijking met hoe zij zijn muziek ervaren heeft! Ze merkt dat zij zelf nog helemaal niet geapplaudisseerd heeft. Nu zij daar achter komt blijft ze maar zo zitten, één en al verwondering.
Claude heeft vanaf het podium haar blik gezocht en gevonden. Hij ziet temidden van het beleefde, maar lauwe publiek op de voorste rij de jonge vrouw en haar metgezel zitten. De oudere vrouw heeft vertederd haar blik op de jonge vrouw gericht. Zijzelf zit onbeweeglijk, met grote verwonderde ogen en met haar handen voor haar boezem gevouwen. Ze lijkt daarin haast op een kind dat een sprookje heeft gehoord, maar is ook als een madonna die zojuist een aartsengel heeft gezien. Terwijl hij naar haar kijkt worden haar grote ogen wakker. Hun blikken haken in elkaar en elektriserende lichtjes van vreugde dansen tussen hen heen en weer. Voor hem zijn haar ogen het eigenlijke applaus. En hoe zij daar zit… het houdt hem bezig en.. En hij maant het publiek dat ze stil moeten zijn.
‘Mesdames et messieurs!’ zegt hij, ‘Op verzoek van één bijzondere gast vanavond in uw geëerd publiek, nu ja, als ik dat tenminste goed begrepen heb, en anders hoop ik dat deze persoon mij vergeven zal, op verzoek van deze persoon speel ik vanavond bij hoge uitzondering één toegift. En dan is daarmee dit concert ook gedaan, dames en heren. Weest u gerust, daarna is er uw champagne. Maar eerst komt nu dit geheel nieuwe stuk. Het heeft als titel: “La dame touchée par le temps et le moment.” De dame, aangeraakt en bewogen door de tijd en het moment.’
Hij gaat zitten. Hij speelt La dame touchée par le temps et le moment.
Marie-Rose was er direct zeker van dat hij het op dat moment componeerde. Hij heeft later toegegeven dat dat inderdaad zo was. Ook dat de muziek voor haar was geweest en direct uit dit moment was ontstaan. “Zo zag je eruit en dit waren de klanken die ik erbij hoorde. En dus kon ik het net zo goed voor je gaan spelen. En dat deed ik dus,” legde hij uit, “En verder kon niemand me iets schelen.”
Aangeraakt en bewogen. Door de muziek, door hem, door… wat een titel! dacht ze. En toen dacht ze niet meer en was in de klanken zelf. Het stuk duurde nog geen drie minuten. Er was weer applaus met diezelfde gezapige beleefdheid van mensen, die misschien meer voor de gelegenheid waren gekomen om samen in een zaal te zitten met andere mensen dan om echt kunst te ondergaan. Marie-Rose zat opnieuw onbeweeglijk op haar stoel. Maar haar ogen zongen en haar ziel was juist een en al beweging en ze voelde hoe zij opnieuw naar haar keek. Alsof ze een anker was, alsof hij haar dank verschuldigd was in plaats van andersom.
En toen was het concert afgelopen. Mensen begonnen op te staan en naar voren te lopen. De betovering brak.
‘Kom,’ zei Marie-Rose tegen Denise terwijl ze opstond, ‘ik wil naar hem toe. Ga je mee? Ik ga hem bedanken en jullie aan elkaar voorstellen.’



