PROLOOG
‘Als je gaat moet je alles achterlaten.
‘Alles?’
‘Nou ja, bijna alles. Alle zaken en bijzaken.’
‘Oh, geen bagage en zo?’
‘Het gaat echt wel wat verder dan dat. Wil je het echt?’
Ze dacht even na.
‘Is het gevaarlijk?’
‘Tja, gevaarlijk.. De reis zelf gaat altijd goed. Eenmaal op de plaats van bestemming sta je er alleen voor. Met wat je daar dan hebt.’
‘Met wat ik daar dan heb? Ik moest toch alles achterlaten?’
‘Jawel, maar dat betekent niet dat je daar niets zult hebben. Het is alleen allemaal anders. Jij blijft jij. Maar dat is het dan ook. Het is daar ook niet gevaarlijker dan hier. Je leeft. Leven is altijd gevaarlijk.’
Die laatste woorden bleven in haar hangen. Ineens wist ze het.
‘Ik wil het!’
Ze kreeg een stralende glimlach en een instemmende knik terug. Het werd ineens weer formeel. Haar handtekening moest worden gezet. Dat gebeurde hoffelijk en warm.
‘Neemt u dan even aan deze tafel plaats. Hier is uw stoel, madame.’
Er werd een map voor haar op tafel gelegd met daarin de schriftelijke opdracht.
‘Hier heeft u een pen. Hier tekenen alstublieft, madame.’
Daarna werden kristallen glaasjes tevoorschijn gehaald met donkerrode likeur om de zaak te beklinken.
‘Chère madame, à votre service. We zijn u heel graag van dienst. U zult dit niet berouwen!’



