Ze zouden nog uren zo kunnen doorgaan en alles om zich heen vergeten. John en La Demi-Lune hopelijk niet. Maar er werd aangebeld.
Daphne ging naar beneden. Hyacint en Trisha stonden op de stoep.
‘Hoi! Jij bent Daphne toch? Ik ben Trisha en zij hier is Hyacint. Je kent ons wel van school?’
‘Eh ja, ik weet wie jullie zijn.’
‘We komen om Rosanne mooi te maken voor vanavond. Niet dat ze dat nodig heeft want ze is al prachtig. Maar we komen toch. En dus gaan we haar nóg mooier maken.’
‘Nóg mooier.’ bevestigde Hyacint, een meisje met felblauwe ogen, een fijn getekend gezicht en glanzend bijna zwart haar waarin ze kunstig een pauwenveer droeg wat haar een exotisch voorkomen gaf.
‘Nou, kom maar binnen. We waren al begonnen. Ze heeft al gedoucht. Ik heb haar even een badjas gegeven. Ze zit boven. Willen jullie thee?’
Dat wilden ze allebei graag. Daphne ging het maken en stelde de meisjes even kort aan haar moeder voor die op de bank in de zitkamer aan het schrijven was in een groot schrift.
‘Mam, dit zijn twee vriendinnen van school. Ze komen het andere meisje dat boven zit helpen.’
De meisjes stelden zich aan haar moeder voor die erg op haar dochter leek. Op de een of andere manier eerder zo dan andersom. Een moeder die op haar dochter leek in plaats van een dochter die op haar moeder leek. De vrouw had iets mats en geresigneerds over zich. Alsof het leven aan haar voorbij aan het gaan was.
Trisha keek de vrouw even heel indringend aan, met een deernis in haar blik die niet leek te passen bij haar jonge leeftijd. Ze kon met haar zeventien jaren heel direct zijn en verrassende dingen zeggen.
‘Dag lieve mevrouw, u bent mooi. Maar u lijkt me ook verdrietig. U mag nooit de toekomst vaarwel zeggen! Ook voor u is er toekomst. Als u dat kunt geloven wordt u daarmee ook geholpen. Ik ben soms een enorme flapuit, maar ik zeg u dit toch. En u heeft een lieve, sterke dochter, vind ik.’
‘Och, lief kind, wat zeg je me nou? Ik begrijp het niet goed maar je hebt iets van mij goed gezien. Hoe doe je dat? En je troost me ook, al weet ik helemaal niet hoe. En ja, ik heb inderdaad een lieve dochter. Maar dat snappen veel mensen niet.’
‘Ik wel,’ zei Trisha, ‘en achter mij zijn de jongens ook altijd aangelopen. Daarom snap ik het waarschijnlijk. Ik kijk er doorheen. En u bent echt een lieve mevrouw. Mag ik u dat zeggen? En daarom verdient u ook heel veel liefde, en ook respect. Maar krijgt u die eigenlijk wel?’
Nu begon Daphne’ s moeder ineens hard te huilen.
‘Ach kind, als je eens wist!’
Hyacint mengde zich in het gesprek, heel bescheiden:
‘Mijn vriendin Trisha is bijzonder, mevrouw. Mensen worden wel eens boos op haar omdat ze de dingen zomaar zegt. Maar ze kletst nooit. En zoals ik haar ken, is wat ze zegt waar.’
‘Ja, het is waar,’ zuchtte Daphne’s moeder, ‘het is heel erg waar. Nou meisjes, dank jullie wel. Ik voel me door jullie gezien en ik voel me daardoor ook al wat beter. Maak je maar geen zorgen over me. Het komt wel goed.’
‘Dat denk ik ook.’ zei Trisha, ‘Ik heb er nu wel vertrouwen in. En u ook hoop ik. Dag mevrouw! We gaan nu naar boven.’
En weg waren ze.



