Maar na alle diepgang is het nu tijd voor wat anders. Rosanne gaat douchen, lang en aandachtig met heerlijk geurend douchespul en shampoo. Ze leent een witte badjas van Daphne. Ze zit met een handdoek om haar hoofd en ze drinken samen thee. En dan wordt het ineens heel geestig. De meiden hebben dikke pret.
Het begint ermee doordat Daphne vraagt:
‘Zeg, ken je die Franse filmster, Brigitte Bardot?’
‘BB? Ik ken haar van bladen. Maar nooit films van haar gezien.’
Daphne lacht.
‘BB in de bladen! Dan heb je vast wel een indruk Alleen al door de foto’s. Ze is een blonde vamp en een ongelooflijk sekssymbool. Ze heeft echt een geweldige uitstraling en is bloedmooi. Zelfs ik als meisje word duizelig van haar borsten. Ik heb ook nooit een film van haar gezien, hoor. Maar ik ken wel de titel van eentje ervan. Hou je vast. Die is geweldig. Et Dieu créa la femme. “En God schiep de vrouw”. Alleen klinkt dat in het Frans veel sensueler, vind je niet?’
‘Zeg dat wel! Et Dieu cré.. Hoe verder?’
‘..créa la femme.’
‘Daph! Ik ben meteen benieuwd naar die film. Okay. Bardot dus. En die is een rolmodel voor je?’
‘Ja, maar anders dan jij misschien denkt. Ze is namelijk dierenactiviste geworden. En ze meent het.’
‘Oh, wie zij zelf is, en …’
‘Ja, natuurlijk! Dát maakt haar voor mij tot rolmodel. En natuurlijk zet ze haar vamp zijn daarbij onbekommerd in. En krijgt natuurlijk veel dingen voor elkaar.’
‘Voilà, maar een perfect rolmodel voor jou dus!’ concludeert Rosanne.
‘Wat mooi! Oh! Aha! Dus dat spreekt jou aan.’
Daphne begint weer te giechelen.
‘Nou, in elk geval kreeg ik dankzij haar het volgende fijne maar ook gekke plan. Neem me nu niet te serieus, hè? Luister goed.
Wij blondjes hebben het dus zwaar. Ongelooflijk zwaar! Maar wij kijken veel verder dan onze pretty noses lang zijn. Tot ongeloof en waarschijnlijk dolle angst van het manvolk. De mijne is kort trouwens. Mijn neus bedoel ik. Daar zit dus het probleem. O, ik bedoel nu niet mijn neus. Sorry, Rosanne dat ik zo ontzettend warrig vertel. Het probleem is helemaal niet mijn neus maar het ongeloof en de dolle angst. Daarom droom ik van een wereldwijde liga. Een netwerk, een denktank voor mijn part. De verbinding van alle interessante, geëngageerde blonde vrouwen die verder kijken dan hun pretty noses. En hun noses hoeven ook niet pretty te zijn, maar ja, dat zijn ze vaak wel. Dat kan ik ook niet helpen. Zij ook niet trouwens. Dus waarom je daar blind op staren?’
‘Maar wacht even, Daph. Dat met de neuzen is me duidelijk. Maar blond? Hoe zit het daarmee? Moeten de vrouwen van die liga allemaal blond zijn?’
‘Ja. Natuurlijk! Want het is een liga van blonde vrouwen. Oh, je wilt dus lid worden, Rosanne? Tja, maar de regels zeggen er niets over dat je van nature blond moet zijn. Dus als je erbij wilt horen, hartelijk welkom! Maar dan wel eerst even: hup naar de kapper en bleken die boel!’
Ze kijkt Rosanne tartend aan. En ze proesten het samen uit bij het idee. Rosanne fantaseert erover dat ze bij de kapper zit. Dat ze het thuis niet van tevoren verteld heeft. Dat het een hele middag kost en nogal duur is, maar dat Daphne haar na afloop bekijkt, goedkeurend knikt en haar direct het officiële bewijs van lidmaatschap van de liga overhandigt. Dat hangt ze dan op in haar kamer, boven haar bed. Thuis schrikken ze ontzettend en moeten erg aan het blonde haar wennen. Zijzelf eigenlijk ook. Maar ze is de organisatie binnen en gaat ook meteen in het bestuur.
Daphne en Rosanne hebben allebei veel humor.
‘Ik weet van Marilyn Monroe,’ mijmert Rosanne, ‘dat ze ontzettend belezen was en veel verstand had van literatuur. Een vlijmscherp verstand. Maar ze wilden alleen kijken naar haar opwaaiende rok. Wel een mooie foto trouwens en meesterlijk geposeerd. En ze kon ook goed acteren en wilde tragische rollen spelen. Maar ze kreeg telkens de komische.’
‘Maar dan wordt de zaak toch extra duidelijk?’ zegt Daphne, ‘Want dit gevaar dreigt bij mij ook! Niks tegen opwaaiende rokken hoor, integendeel zelfs. Maar daarom is dus actie vereist. Ik weet nog niet precies hoe. Ik weet echter dat ik daar niet omheen kan. Het is een kwestie van overleven. Kijk maar.’
Ze somt op haar vingers de risicofactoren op.
‘Even de analyse. Één: ik ben een blondine. Twee: ik leef in een streek met veel wind. En Drie: ik draag meestal rokken. Nou, dat is dus duidelijk. Dat betekent gevaar, groot gevaar. Maar nu word ik wel bitter. Want met Marilyn Monroe liep het niet goed af. Verschrikkelijk toch? Echt heel tragisch!’
‘Daphne, je bent een interessant mens.’
‘Rosanne, dank je wel. Ik word helemaal week van binnen. Dit is misschien wel het mooiste compliment dat ik ooit heb gekregen! Weet je waarom?’
‘Omdat het helemaal niet over je uiterlijk ging?’
‘Precies. En dat terwijl we het over opwaaiende rokken hadden. Maar jouw reactie ging daar niet over. Die ging over mij. Ik moet je dus maar zo snel mogelijk Erelid of misschien zelfs Beschermvrouwe maken van mijn Bond der Slimme Blondines.’
‘Hm,’ mijmert Rosanne, ‘en dat ondanks mijn foute haarkleur? Een uitzonderlijke status dus. Ik hoop dat je deze stap aan jouw leden zult kunnen uitleggen. Maar ik snap het gevaar. Het valt dus echt niet mee!’
‘Och,’ meent het meisje, ‘laten we nou ook weer niet overdrijven. Het kan toch allemaal veel erger? Ik bedoel: ik kijk niet scheel. Ik heb geen pukkels en mis ook geen voortanden. Dus laten we niet zeuren.’
‘Je weet dat je ontzettend aantrekkelijk bent.’
‘Ja.’ zegt ze zonder enig spoor van ijdelheid, ‘Dat weet ik. Hoe zou ik dat niet kunnen weten? Ik heb er dagelijks mee te maken.’
‘Zullen we dan nu maar proosten met onze thee?’ stelt Rosanne voor.
‘Ja, goed. Maar waarop?’
‘Op jouw Geëngageerde Blonde Vrouwen Liga.’
‘O, maar dat is een mooie naam. Proost! Met dank aan de welwillende belangstelling vanuit de Bond van Slimme Brunettes. Heeft die dan John als beschermheer?’
‘Hè? Wat? John? Daphne toch, wat zeg je nou? Ben je gek? Natuurlijk niet! Niks ervan. John komt er niet in. This is women only!’
‘O ja, je hebt gelijk. Dom van me. Zeg Rosanne, ik bedenk me net: zijn de namen van onze bonden en liga’ s niet vreselijk seksistisch?’
‘Heel erg!’ lacht Rosanne, ‘En daarom gaan we ze ook nooit zo noemen! We gaan het beste voor een of ander hoog doel. Maakt niet uit wat dat doel is als het maar hoog is. En de haarkleur en het geslacht van de deelnemers zijn dan een onverklaarbare toevalligheid. Dat is weliswaar een beetje vals maar daardoor ook spannend. We hebben dus als dekmantel het goede doel. In werkelijkheid is er dat andere en eigenlijk veel hogere doel. En dat is nou eens niet seksistisch maar eh..hoe is dat woord ook alweer?’
‘Bedoel je emancipatorisch?’
‘O wow, dat klinkt heel mooi! Ja, emancipatorisch. Daarom gaat het dus. Om niets minder dan dat.
‘Zo is het! Echt wel! Maar..’
En nu spreekt Daphne plechtig en gezwollen en zwaait daarbij bezwerend met haar rechterwijsvinger:
‘Laten we wel reëel blijven, beste bondgenote. Het is afgrijselijk om te zeggen maar de situatie is deze: De mensheid is hier gewoon nog niet aan toe. Het is nog maar 1972. En dus werken wij noodgedwongen ondergronds. Ha fijn! We zijn dus een ondergrondse beweging! Zoals de Parijse metro dus. Die beweegt ook en is ook ondergronds. Dus weet je wat? Dan vestigen we daar meteen ons hoofdkwartier!’
‘Wat een goed idee!’ roept Rosanne, ‘Daar schudden we dus in de rammelende rijtuigen met onze blonde of bruine lokken. Oh, wat fijn! In Parijs dus. Daph, dat is echt een geweldig idee! Ik was daar ook al een paar keer. Jij ook? Dan stel ik voor dat we daar in een van de grootste metrostations onze ondergrondse jaarvergaderingen houden. Chậtelet is qua grootte het meest geschikt denk ik. Het liefst doen we dat dan tweemaal per jaar. In de lente en in de herfst. Want dan is Parijs op zijn mooist. Ik weet dat, want ik ben er toen met mijn ouders geweest. O, zie je het al voor je? Al die mooie blondines en brunettes in het metrostation tussen spelende accordeonisten. En alle uit manvolk bestaande opstoppingen die daar het gevolg van zijn. En la police die dit ondergrondse verkeer regelt en ons hoffelijk beschermt. En ze voorzien ons van café au lait et croissants, omdat ze geloven in ons doel en zonder dat ze het zeggen ook wel vermoeden wat ons eigenlijke hogere doel is. Want ze zijn zelf ook allemaal vaders die heel trots op hun dochters zijn. En ze zijn ook trots op dochters die uit het vreemde verre Holland komen. ‘
‘Precies,’ zegt Daphne, ‘Zo zit het. Gelukkig. Eindelijk iemand die het begrijpt. En je bent met de trein zò in Parijs. Dus waar praten we over? Zal ik dan maar alvast die afspraak bij de kapper voor je maken, Rosanne? Ik verheug me op onze samenwerking.’
‘Heel even wachten nog, Daphne. Dan kan ik me er nog wat meer op verkneukelen. Ik ga straks eerst nog even uit eten met John. Het is wel zo prettig als hij mij dan nog herkent.’
‘O ja, dat is waar, dat is dan wel handig. Nou, daarna dan maar.’
Ze zijn heerlijk op dreef geraakt.



