Rosanne bracht de middag door bij Daphne op haar kamer. Het was er licht en ruim. De kamer keek uit op de grote tuin aan de achterkant van het huis. Je kon de tennisbaan zien. Ook daar was weer een heel grasveld aangelegd en een groot half overdekt terras met tafels en stoelen en parasols, In de verte zag je de omheining en daarachter begon het zand, de natuurlijke glooiing en de vegetatie van het duinlandschap. Het namiddaglicht kwam prachtig en bijna vloeibaar door de kantelramen naar binnen.
In de kamer stonden banken en stoelen en lagen grote kleurige kussens. Er was een elektrische waterkoker. Daphne zette die aan en had even later een grote pot Engelse thee gemaakt. Ze haalde theeglazen met grote oren tevoorschijn. Rosanne keek nieuwsgierig rond. Ze zag dat een deur naar een van de zijkanten van het vertrek half geopend stond. Zou het meisje daar haar slaapkamer hebben? Waarschijnlijk had ze ook een eigen badkamer. Had ze dat op het strand daarstraks niet al aangeduid?
‘Ja, het is hier net een hotelsuite.’ antwoordde Daphne, ‘dat weet ik ook wel. Als ik eenmaal uit huis ben zal ik nooit meer zo kunnen wonen als nu. En ik wil dat ook niet. Ik wil dan het liefst hokken op een groezelige kamer in Amsterdam. Want het is hier op de een of andere manier niet helemaal echt. Wat vind jij? Begrijp je wat ik zeg of vind je maar een verwend meisje?’
‘Nee Daphne, dat is niet in me opgekomen. Ik begrijp geloof ik wel wat je bedoelt.’
Rosanne keek ondertussen verder rond en nam de sfeer van de kamer op. Maar hoewel die mooi ingericht was, ontbrak er iets. De sfeer dus! realiseerde ze zich ineens. Dus had Daphne gelijk. Er waren niet echt sporen van bewoning in dit vertrek, laat staan de gebruikelijke, ontstellende puinhoop van een meidenkamer, toebehorend aan een puberend meisje. Waarschijnlijk was hier heel veel huishoudelijke hulp.
‘Hoe ik het vind?’ vervolgde ze, ‘Eh, hoe zal ik het zeggen? Daphne, niet boos worden alsjeblieft, maar mag ik eerlijk zijn?’
‘Alsjeblieft! Wees eerlijk tegen me!’
‘Okay dan. Het lijkt nogal onpersoonlijk. Alsof het niet bewoond wordt.’
Daphne werd ineens heel fel.
‘Maar dat is het nou precies!’ zei ze.’ Dat is exact hoe het hier is, Rosanne. Ik voer hier een felle strijd die ik telkens verlies. O, gelukkig, je ziet het dus! Ja, het is hier net een hotel. Als ik iets omhaal en heel even weg ben en terugkom is het alweer opgeruimd!’
‘Wie doet dat dan? Je moeder toch niet?’
‘Mijn moeder doet helemaal niets!’ zei Daphne beslist, ‘Ze is heel intelligent en kan eigenlijk heel veel, maar ze doet niets. Het is best wel tragisch bij ons, hoor! Er is allemaal personeel. Die doen het. Rosanne, mijn vader verdient echt heel veel geld! Onvoorstelbaar veel. Maar wat ze over geld zeggen klopt. Ik weet dat nu dus al. Geld maakt niet gelukkig.’
‘En jij voelt je hier ook niet gelukkig.’
‘Nee, en daarom ben ik veel weg. Als ik terugkom, maakt mijn vader me verwijten. Hij zegt dan: “Je doet alsof we een hotel zijn waarvan je gebruik maakt als het je uitkomt.” En dan word ik heel boos en dan zeg ik: “Precies pa, het ís hier ook net een hotel! Je hebt het voor elkaar, hoor. We wonen niet in een huis maar in een hotel. Door al jouw rotcenten. En ik wil waar ik straks woon een grote gezellige warme puinhoop, en dat is dan mijn eigen puinhoop, en dat mag ik hier niet van jullie.”
Enfin, dan zijn we allebei erg boos op elkaar. We lijken natuurlijk op elkaar en zijn allebei energiek. Ik praat nu wel heel naar over hem en vind hem ook verschrikkelijk irritant. Maar ik hou ook van hem, hoor. En ergens weet hij dat ook wel. Toch staan we dan tegen elkaar te schreeuwen. En dan laat ik hem gewoon staan. Ik loop het huis uit. Er staat dan altijd wel een jongen met zijn scooter klaar om me ergens mee naar toe te nemen. En dan ga ik met hem mee. En dan leef ik.’
‘Altijd wel een jongen, zeg je?’
‘Ja, eigenlijk altijd. Nou ja, meestal zelfs een heel groepje. Zie je Rosanne?’ ze kijkt het oudere meisje even aan met iets waarvan Rosanne het gevoel heeft dat het een soort smekende blik is, ‘zie je, eh.. ik ben nogal in trek. Een beetje heel erg in trek. Kun je je dat voorstellen?’
Rosanne kijkt het jonge meisje aan.
Daphne kijkt terug. Oogcontact tussen bruine en blauwe meisjesogen.
Ze zeggen een poosje niets.
En ineens beginnen ze allebei keihard te lachen.
‘In trek?’ Rosanne proest het uit, ‘Nou Daphnetje toch! Leg me dat toch eens uit? Hoe kàn dat nou toch? Jij? In trek? Bij de jongens?’
Daphne knikt en lacht en lacht. Maar er komt ontspanning in, het is niet meer keihard. Even zijn er tranen bij haar, maar dan ziet ze er ineens vrolijker en ontspannen uit, alsof er iets is geregeld of rechtgezet. Het wordt een slappe lach en die blijkt heel aanstekelijk.
‘Ja!’ giert Daphne, ‘Ik blijk dus een soort snoepje. I’m a candy girl. Ken je dat afgrijselijke liedje trouwens? Sugar, sugar. Ik ben een bonbon. Of marsepein. Ja, jij dacht al die tijd dat ik gewoon van vlees en bloed was, hè Rosanne? Dat dacht jij toch? Nou, dat heb je dus mis! Ik schijn in werkelijkheid een soort gevulde koek te zijn, een boterbabbelaar, of misschien wel een zandtaartje. O, wacht eens! Ik ben de koekjes helemaal vergeten! Heel belangrijk. Ik heb lekkere koekjes voor je en ik ga ze nu halen!’
‘Wat heerlijk! Maar ogenblikje nog, Daph, waar heeft dit grote levensraadsel dan toch mee te maken?’
‘O, jij bent echt leuk! ‘antwoordt Daphne, ‘ Want je doet nu alsof je er niets van begrijpt maar je begrijpt het volgens mij helemaal. Volgens mij is dit iets, waar helemaal niks aan te snappen is. Het is gewoon zo. En er is niets aan te doen.’
Ze moeten allebei weer lachen.
‘Ja, ik doe natuurlijk een beetje alsof,’ geeft Rosanne toe, ‘want waardoor het komt weet ik ook niet maar het is overduidelijk. Het hangt met bakken om je heen! Full house. Je bent dus een rozentuin in een verder nogal kale en zanderige wereld. ‘
‘O, maar dat vind ik leuk! Eindelijk eens een positieve manier om naar onze malle rozentuin hier te kijken. De bloemen zullen er blij mee zijn. Maar ik hoef je dus niets uit te leggen?’
‘Nee, dat hoeft niet’.
‘Want,’ zegt het blonde meisje, ‘als ik heel eerlijk ben: ik kán het ook niet! Weet je, ik heb een enorm aantal schoonheidsfouten, hoor. Soms sta ik voor de spiegel en som ze weer eens op. Dat daar klopt voor geen meter. Mijn neus is echt raar en daar is het ook verkeerd en ook scheef en ik ben ook nog eens te dik. Ik heb eigenlijk maar rare benen vind ik zelf, en volgens mij heb ik ook platvoeten. Maar ik kan dat allemaal wel vinden, en misschien gelijk hebben, en tóch staan ze hier te drommen voor het hek.
Mijn vader zegt dat ik dat zelf doe. Maar dat is helemaal niet waar. Ik doe helemaal niks! En mijn moeder snapt het geloof ik wel, maar zegt dat niet. Misschien omdat het haar pijnlijk is. Maar waarom zou iets pijnlijk zijn, als het gewoon zo is? Dat is dan meer het verhaal van mijn moeder, denk ik. In elk geval: blijkbaar ben ik dus zo. Of ik het wil of niet: ik ben een blonde vamp. En het is ook razendsnel gegaan! Poef! Het was er ineens. Nou, en hier in huis is het vaak ontzettend saai. En dan denk ik: okay Daphne, dan maar een blonde vamp. Dus kom ik, nee: ik verschijn, hihi, zo moet je dat natuurlijk zeggen. Ik verschijn dus aan het hek en dan nemen de aanbidders me mee. Ze zeggen van alles over me en proberen ook van alles maar het is ook wel spannend en leuk en..’
‘Daphne, ik wil je niet onderbreken. O, nu heb ik dat dus juist gedaan, sorry daarvoor!’
‘O, dat geeft niet, hoor. Wat wilde je zeggen?’
‘Daphne, ik vraag me dat af. Hoe doe je dat precies als je met een heel troepje jongens tegelijk uitgaat? Ik bedoel, ze zijn dus met een heleboel. En ze zijn waarschijnlijk ouder dan jij. En ben jij dan het enige meisje?’
Rosanne krijgt een verbaasde blik.
‘Natuurlijk ben ik dan het enige meisje! En ja, natuurlijk zijn ze allemaal ouder. Zestien, zeventien of zelfs achttien. Tenminste dat zeggen ze. Misschien zitten er nog wel oudere tussen. Ik wil het eerlijk gezegd niet altijd weten.’
‘En geen andere meisjes?’
‘Nee, nooit.’
‘Maar is dat niet heel eng? Ik bedoel, waarschijnlijk willen ze allemaal wat van je en ze zijn met meer en ze zijn ook nog eens fysiek veel sterker dan jij. Hoe doe je dat? Dat je veilig blijft? Ze zouden je zo kunnen aanranden of zelfs verkrachten en naderhand dekken ze elkaar en dan is het natuurlijk niemand geweest.’
‘Ik heb het natuurlijk moeten leren,’ zegt Daphne, ‘maar wat er op school ook over me geroddeld wordt en hoe ze ook proberen mij als dom blondje te zien dat alleen uit sekshormonen bestaat, ik leer heel vlug en had het spel dus snel door. De enige manier om staande te blijven te midden van deze kudde hongerige wolven is door ze tegen elkaar uit te spelen. Dus telkens weer een andere beschermer uitzoeken. En zodra die weer kapsones begint te krijgen snel wisselen voordat hij je teveel gaat claimen. En daardoor ben ik juist heel veilig, doordat het altijd meer jongens tegelijk zijn. Ze gaan me beschermen, ook tegen elkaar. En ik deel de gunsten uit. Het blijft daardoor ook leuk. Wel spannend maar ook leuk. Ik word er natuurlijk ook vaak erg moe van. Maar weet je Rosanne? Ik ben er achter gekomen dat ik hierin voorlopig toch geen keus heb. Ze lopen me na, of ik wil of niet. Dus moet ik er maar het beste van zien te maken. En ik leer daardoor wel heel veel jongens kennen en er zitten ook echt af en toe hele leuke tussen.
Grappig genoeg heeft mijn pa die verder weinig van mij begrijpt en me geloof ik diep in zijn hart ook als een dom blondje ziet, (hoewel hij gelukkig nooit aan me heeft gezeten, want zulke dingen gebeuren natuurlijk ook maar bij ons thuis niet, ze hebben daar andere problemen), o sorry, ik ben afgedwaald. Mijn pa. Die heeft wel een zekere waardering voor hoe ik met dit gegeven van het zwermende jongens- en mannenvolk omga. Hij zegt dat hij daarin iets van zijn eigen leiderscapaciteiten herkent en hoe hij die inzet.
Maar wat hij niet weet is dat dat voor mij absoluut geen voorbeeld is. Want ik vind dat helemaal geen sympathieke leider die mensen tegen elkaar uitspeelt. Ik doe het, maar niet uit ideaal maar uit pure nood. Omdat ik anders echt kopje onder ga. Dat is toch anders. Maar natuurlijk ook wel omdat ik van jongens hou. Dus de sekshormonen zijn er wel. Maar ik pas goed op. Ik wil beslist geen tienermoedertje worden of het speeltje van een of ander alfamannetje. En dus moet je slim zijn.
En nog iets. Iets wat niemand gelooft. Ze denken allemaal dat ik een sletje ben. Maar ik ben maagd. Ik heb het nog nooit gedaan. Zo, nu heb ik je mijn grootste geheim verteld. Hou het voor je. Maar zo is het dus.‘
‘Ik zal het als een geheim behoeden.’ zegt Rosanne, ‘Een mooi en ontroerend geheim trouwens. Is dat wat je me wilde vertellen, Daphne? Je wilde me toch wat vertellen?’
‘Nee,’ antwoordt ze, ‘dat is iets anders. Dit kwam maar zo even tussendoor. Ik kijk wel eens naar jou. Je zit een klas hoger. Ik vind jou eerlijk gezegd een prachtig mooi meisje en ook aantrekkelijk. Ik ben verbaasd hoe om jou heen iets heel anders hangt dan bij mezelf. Ik ben er een tikkeltje jaloers op, en dat vind ik lelijk van mezelf. Zo, nu heb ik je dat ook al gezegd. Maar ook dat is niet het eigenlijke. Dat komt nu pas.
Het is waarom ik nu echt jaloers op jou zou moeten zijn maar dat ben ik vreemd genoeg juist niet. Luister goed. Er is tot dusverre één enkele jongen op de hele wereld die ik niet kan krijgen. En die heb ik uit alle macht geprobeerd te versieren. Alleen ben ik zoals je misschien zult snappen een totaal onhandige kluns in versieren. Want ik hoef dat nooit te doen. Ik versier niet. Ik wórd versierd. En dus ben ik een versier-sufferd. Ik heb geen flauw idee hoe je zoiets moet aanpakken. Maar dat gelooft niemand en al die jongens met hun verliefde ogen al helemaal niet. Nou, en die jongen dus die ik niet kan krijgen? Raad eens? Waarom vertel ik je dit nu? Wie is het? En waarom wil ik je zo graag helpen? Omdat ik ook echt sportief ben. En niet doe alsof!’
‘Nee toch?’ Rosanne ging ineens een licht op, ‘ Maar Daphne! Het zal toch niet? Bedoel je John? Bedoel je mijn waterman?
Daphne keek het oudere meisje ernstig en een beetje schuldbewust aan
‘Ja,’zei ze. ‘Je hebt het goed. Ik bedoel John. Ik kan er niks aan doen. En John blijkt nou net als enige helemaal immuun voor mij. Ik heb het maar geaccepteerd. Ik ben er niet minder om. Maar ik vind hem geweldig. Ik vind hem een heel erg leuke jongen en eigenlijk nu al een mooie en geweldige man. Tenminste: dat gaat ie worden, dat weet ik. En John is echt smoorverliefd op je. Ik ben sportief hoor, Rosanne! Ik geef toe dat het me pijn doet, maar ik heb hem zien kijken naar je. Ik zag op het strand meteen hoe jullie samen waren. Het deed me pijn maar toen dacht ik: maar eigenlijk is dat toch geweldig?
En toen besloot ik dat ik je wilde helpen. Vandaar mijn aanbod. Het is niet veel, het is maar de badkamer en de spiegel en even wat stilte voor de storm maar ik wilde dit toch doen. Misschien ook om met mezelf in het reine te komen. En om jou op die manier echt geluk toe te wensen. Wat er ook uit voortkomt! Geniet van hem. Nou, dit was het. Je weet het nu.’
Rosanne is hierdoor zo ontroerd dat ze lange tijd helemaal niet weet wat ze hierop moet zeggen.
Ze reageert tenslotte door in een opwelling Daphne een schuchtere zoen op haar rechterwang te geven. Die slaat haar arm om Rosanne heen en zucht. Daphne gaat met een vinger door de koperbruine lokken van het oudere meisje heen, draait een streng tot een vlechtje en laat het weer los. Rosanne wil iets zeggen en antwoordt aarzelend dat dat het leven toch maar raar is als je door allemaal aanbidders omgeven wordt maar nou net niet die ene jongen kan krijgen die je zo graag…
‘Ach, onzin,’ zegt Daphne, ‘nee, het is eigenlijk geen onzin en het is echt heel lief wat je zegt, maar toch roep ik dat dan maar: dat het klinkklare onzin is! Want come on, ik kan toch alle ándere jongens krijgen? Ik bedoel: dan ga ik daar toch niet over zeuren?’
‘Daphne, misschien even een hele rare gedachtensprong, maar houdt jouw moeder van je vader?’
‘Dat deed ze wel maar ze doet dat niet meer. Ik probeer het uit alle macht anders te doen dan zij. Ik zou wat meer kameraadjes willen zijn met mijn lovers. Dat geeft meer bestendigheid denk ik. Kijk, ik heb mijn plannen in het leven ook al zullen die best nog wel veranderen. Ik bedoel, dierenarts hè? Ik ben heus slim genoeg om wel te weten dat dit de veelvoorkomende meisje-van-veertien-droom is. Maar toch lijkt me dat geweldig. En er zijn ook heel veel vrouwelijke dierenartsen. Nou, die zijn dan toch allemaal ook eens meisjes van veertien geweest? Dus het kan best . Maar goed, het kan natuurlijk wat anders worden. Dat moet ik allemaal nog uitzoeken. Maar nog even over de jongens. Die zullen blijven komen. Ze zullen me willen versieren. Maar weet je hoe dat is? Het interesseert ze meestal geen barst wie ik ben en wat ik in het leven wil doen. Ze willen me alleen maar hebben. Ik verlang ondertussen ontzettend naar iemand die zich wel voor mij interesseert en me ook eens kan troosten als ik verdriet heb of als er iets niet lukt. En het gekke van het leven is, dat ik me dus heel alleen voel. Alsof er niemand is. Terwijl die jongens in de rij voor de stoep staan! Gek toch?’
Ze mijmeren samen en komen tot de slotsom dat het toch zo gek niet is. Maar ze allemaal wegsturen? Nee, dat toch ook maar niet.
‘Maak je alsjeblieft veel plezier met John?’ zegt Daphne, ‘En ik hoop dat hij je ook zijn verhaal vertelt. Ik ken zijn verhaal niet, maar er is iets bijzonders. Er zit beslist één of ander verhaal aan hem vast. Ik voel het gewoon.
Maar nu word ik toch weer even praktisch, Rosanne. De grote levensvragen lossen we vandaag niet op, maar jij hebt straks wel een afspraak en dat is in elk geval concreet. Wat wil je? Douchen, of wil je misschien in bad? Ik heb hele lekkere badolie. Ik rook ook al dat je patchouli op hebt. Ik wil je nog een chypre van mij laten ruiken, daar zit dat ook in maar die heeft ook iets zoets. Vind je dat lekker? Ik vind het aardachtige van patchouli heel passend bij jou en je mooie koper glanzende haar, maar hoe je me nu aankijkt, en je afspraak met John, daar mag ook wel zoet in, want mag ik dat zeggen? Dat ben jij ook heel erg!’
Rosanne is ontroerd door Daphne. Maar ze is leergierig en wil toch nog iets weten. Ze vraagt het jonge meisje rechtuit.
‘Daphne, ik heb nog een vraag aan je en die houdt me bezig. Het lijkt me heel erg lastig om zo aantrekkelijk te zijn al op je veertiende. Wanneer is dat trouwens begonnen?’
‘Op mijn twaalfde al!’ antwoordt ze meteen, ‘Of misschien zelfs al met elf. En ja, heel erg lastig. Maar ik neem het zoals het is. Weet je waarom? Omdat God me zo gemaakt heeft. En dus is het goed. Want God is goed. Als je in de ogen van dieren kijkt weet je ook dat God goed is. Zelfs al de dieren wild of gevaarlijk zijn. Sprak het meisje dat dierenarts wilde worden. En daarom neem ik het aan, ook als het ontzettend lastig is. En verder is het ook best wel een cadeautje, toch?’
Daarbij kijkt ze Rosanne aan met haar korenbloemblauwe ogen die ineens heel onschuldig en ontroerend zijn. Rosanne ziet en voelt dat het meisje het echt meent.
‘Ik vertel dit nooit aan iemand!’ zegt Daphne,’Niet aan mijn moeder en vader want die zeggen dat ze niet in God geloven. Op school aan niemand, en niemand van de vriendinnen en ook niemand van de jongens. Maar ik vertel het wel aan God zelf. Ook dat weet niemand. Ik bid elke avond een gebedje en dan praat ik met God over van alles. En ook hierover. En God troost me dan en zegt dat hij van binnen in mijn hart kijkt en dat het goed zal komen. Volhouden Daphne! Dat zegt hij dan. Hij praat van binnen. Voor mij is hij een hij maar dat komt denk ik omdat ik zelf een meisje ben en ik vind het fijn om hem dit allemaal toe te vertrouwen en om zijn liefde en steun te vragen.’
‘Wat bijzonder dat je me dit vertelt!’ zegt Rosanne, ‘En ik zal jouw grote geheim zorgvuldig bewaren.’
‘Dat weet ik.’ zegt het meisje, ‘En ik weet ook dat jij dit snapt. Geloof jij zelf in God?’
‘Ja natuurlijk!’ zegt Rosanne, ‘Ik begrijp eerlijk gezegd nooit hoe je niet in God kunt geloven. God is er toch gewoon? Maar ik ben niet kerks, hoor.’
‘Ik ook niet.’ zegt Daphne, ‘Mijn ouders hebben al genoeg te stellen met mij en al die jongens met scooters. God in een kerk er ook nog bij en ze zouden gaan gillen! Weet je trouwens wie dit wel begrijpen zou?’
‘Ik denk dat ik het wel raden kan. Maar zeg jij het maar.’
‘John natuurlijk. Waarom weet ik niet. Maar ik weet het.’
‘Ja, dat dacht ik wel dat je dat zou zeggen. Je hebt, denk ik, ook gelijk!’



