Tweelingstad is verkrijgbaar via NINABOOKS
30. Herfstmuziek
‘WE ZIJN IN de herfst van 1977.’
‘Dat jaar..’ mijmert Rosanne, ‘Waren we daar niet al? Ik bedoel dat we alweer in dat beroemde jaar 1977 zijn! Je weet wel, waarin ik min tien was en nog niet zindelijk?’
‘Jij kan nooit min tien zijn geweest! Jij bent daarvoor te warm!’
‘Je weet wat ik bedoel, John. Flauwe plaaggeest! Je hebt het volgens mij ontzettend druk gehad in dat jaar. Of is elk jaar van jou zo geweest? Je had inmiddels je rijbewijs. En toen kwam de muziek, zeg je. Mmm, even raden. Ik weet nu al meer van je, dus het is niet moeilijk. Een vrouw dus.’
‘Ja, inderdaad weer een vrouw en weer..’
‘..no sex?’ vraagt ze en kijkt hem daarbij heel teder aan.
‘No sex at all. En ditmaal deed het me echt pijn.’
‘Dus zo werd je volwassen en een musicus? Ik hou zo van je, John! Vertel het me.’
‘Luister…’
En hij vertelt:
‘Ze staat voor de ingang van de universiteitsbibliotheek in Amsterdam. Net als in een droom is er geen duidelijk begin. Ze staat daar gewoon. We hebben afgesproken.
Op de achtergrond de eeuwige en uitbundige bloemenmarkt aan de Singel, het slaan van de klok van de Munttoren. Haar verschijning staat in volledig contrast met de droogheid en de saaiheid van het jaren 60 lelijke betonnen boekengebouw. Zij is krullerig, zwierig en expressief. Studenten lopen de trappen op en af met hun plastic bekertjes koffie en thee, hun tassen en hun collegedictaten.
Eigenlijk zou ik haar moeten vragen: “Wat doe jij hier?” met een ondertoon waarin je mijn oprechte verbazing hoort. Maar ik heb er geen belang bij om dat te vragen. En we hebben tenslotte ook afgesproken. Het is heel erg als in dromen. En het heeft veel lading. Het is een soort begin van een nieuwe jaartelling met haar.
Met Nomi.
Een beetje voorgeschiedenis is er wel. Maar dat is alleen de aanleiding. Ze had een klas lager gezeten op mijn middelbare school. Maar daar vond niet onze ontmoeting plaats. Die is nu. Op deze locatie. Op het Uur U van het Jaar Nul.
Nomi is levendig en intelligent. Ze heeft weerbarstig krullend donkerblond haar. Ze is lang en welgevormd. Ze is uitbundig en vol humor. Ze komt uit een markant nest. Ze heeft een ontzettend geleerde en droge vader van Duitse afkomst en een wat onderdanige en onderdrukte moeder die zich ingetogen voordoet maar uiterlijk op haar dochter lijkt. Af en toe loopt Nomi’s moeder een paar dagen weg als ze de geleerde verstarring even niet meer uithoudt. Maar ze keert wel altijd terug.
Nomi is de jongste thuis, net als ik. Ze studeert aanvankelijk ook iets gortdroogs, maar in haar begint het bloed van haar moeder op te spelen en dat verlangt naar expressie. Zelf studeer ik op dat moment ook iets droogs. En daardoor worden we, zonder dat we daar aanvankelijk enige erg in hebben, partners in crime.’
‘Wow, wat een vrouw!’ zegt Rosanne.
‘Ja, wat een vrouw!’ beaamt hij en kijkt even vertederd naar haar als zij het niet merkt. Of hij althans denkt dat ze het niet merkt. Hij vertelt verder:
‘Vlak naast de universiteitsbibliotheek is een koffiehuis waar we regelmatig afspreken. En daar ontvouwt ze geleidelijk haar woeste plannen, terwijl het buiten kouder wordt en de bladeren van de bomen aan de grachten neerdwarrelen in de plassen van de regenbuien.
Ze wil muziek gaan studeren en heeft haar cello op haar studentenkamer staan. Ze vecht met haar huisgenoten, want de cello maakt niet alleen muziek maar ook veel lawaai. Daarnaast moeten zij en haar cello opboksen tegen de stereotorens uit die tijd en alle dronkemansliederen. Maar ze gaat het echt doen. Ze gaat cello studeren. Ze oefent ervoor en droomt ervan.
Er wordt verschrikkelijk veel door ons gelachen. We produceren zorgwekkende caférekeningen. We rijden in mijn witte Peugeot over de hobbelige grachten van Amsterdam.’
‘Ho, stop!’ roept Rosanne, ‘Een Peugeot, zei je?’
‘Ja. Autogek die je bent! We zijn in 1977, hè? En natuurlijk ook alweer eentje van minstens tien jaar oud!’
‘Wat voor eentje?’
‘Ik zal je dan maar wat details geven. Het modelnummer weet ik echt niet. Ze hadden nummers, geen namen. Roomwit, Franse gele koplampen, standaard met schuifdak geleverd, wat dus open kon. Waardoor je dan heel mooi licht binnen had.’
‘En jij opzij kon kijken naar haar!’
‘Dat hoefde helemaal niet. Want de auto was vrij klein en ze zat en wees voor me langs en blokkeerde overal het uitzicht in de spiegels. En ze had een absoluut en misschien wat overdreven vertrouwen in mijn rijkunsten.’
‘Nou, je had ook wel een heel bijzondere rijopleiding gehad!’ meende Rosanne schalks.
‘Die had ik inderdaad net afgesloten. Ik was net terug van mijn lange reis. Dit was de herfst die volgde.’
‘Vertel verder!’
‘We rijden over de hobbelige grachten van Amsterdam. Ik heb geen idee meer waar we allemaal naartoe onderweg zijn. Zij rijdt niet want ze heeft geen rijbewijs. Ze zit graag bij mij in de auto. En geleidelijk beitelt en klopt ze als een onbewuste maar trefzekere beeldhouwer mijn ziel los en vrij.
Ditmaal was er onbeantwoorde liefde van mijn kant. Althans dat dacht ik toen. Nu denk ik dat ze op alles in mij met liefde antwoordde, maar dat het niet lichamelijk mocht zijn. Omdat ons dat alleen maar had afgeleid van deze Amsterdamse kleurrijke dans der zinnen van ons tweeën, en zij niet mijn lichaam maar mijn ziel wakker kuste.’
‘Ik hou me in.’ zei Rosanne, ‘Al kost het me op dit moment grote moeite. Gelukkig heb ik vandaag al uitvoerig met je gevreeën, maar..’
‘Stop, genade, Rosanne! Don't turn me on!’
‘Oh, sorry. We zijn wel een stelletje, zeg! Het komt door je verhaal. Ga dan maar snel door.’
‘.. ze mijn ziel wakker kuste en daarin komt nu het idee op. Een idee dat eerst heel stout lijkt, dan heel simpel, dan heel spannend, dan heel eng, en uiteindelijk een plan wordt dat gewoon wordt gerealiseerd.
Nomi heeft me gered. Ik ga piano studeren.
Zo is het gekomen.
We hebben ons in die tijd bewogen in het veel voorkomende format van “ik ben ongelukkig verliefd op jou” en “jij bent voor mij een vriend maar meer niet” maar dat klopte eigenlijk niet.
Het was iets anders dat ik niet kon benoemen en zij ook niet. Op een bepaalde manier is zij mijn grote liefde geweest en heeft ze mijn leven de beslissende duw gegeven. Niet omdat ze daar op uit was, maar gewoon door er op het goede moment te zijn.’
‘En door weer voor je uit te rennen.’ zei Rosanne, ‘Pak me dan! Je krijgt me niet! En steeds weer tevoorschijn te komen in nieuwe afspraakjes. En daardoor kwam jij ergens waar je anders niet was gekomen in je eentje.’
‘Precies zo is het gegaan!’
‘Met het verstoppertje spelen wordt jij uit je tent gelokt. De één komt aanzetten met koekjes voor je en de ander schenkt je je toekomst. Ach, wat ben je toch een begenadigd mens! Wat een liefde! En John, hoe is het verder gegaan?’
‘Deze droom die waarheid bevatte en als in graniet in mij gebeiteld staat, hield op en vervloog, zoals dromen dat doen. Het beeld in de herinnering blijft leeg. Er is geen ruzie, geen verwijdering. En toch was ze op zeker moment niet meer in mijn leven. Maar altijd als ik aan haar denk, ben ik weer in deze tijd en ondernemen we samen van alles. Ze heeft het later niet gemakkelijk gehad, geloof ik. Ze had ook iets tragisch in zich wat ze ook wel met me deelde. End of story.’
Rosanne lag op haar zij met haar hoofd steunend op haar elleboog en keek peinzend, net langs hem heen.
‘Je verhaal roept bij mij iets op dat ik niet goed verwoorden kan.’ zei ze na enige tijd, ‘Of het moest zijn dat het poetry is. De hoogste kunst volgens de oude Grieken. Die schept zijn eigen begin en einde. En daartussen leeft de eeuwigheid in een paar woorden. Ze heeft de kunstenaar in je gewekt en je ziel gered. Ik moet nu stil worden en jouw verhaal heel lang in mij laten naklinken. En haar ook, geloof ik. Ik vind haar geweldig, John. Echt geweldig! Zonder haar waren wij hier nu misschien niet samen.’
‘Ehrenfeld. Ze heette Ehrenfeld. Duitse vader, hè? Field of honor betekent dat, al zal het wel gewoon een verwijzing naar een Duitse plaatsnaam zijn.’
‘Nou ja toch! Wat een naam!’
Later vroeg ze:
‘Hoe lang speel jij eigenlijk al?’
‘Piano, bedoel je, of in het algemeen?’
Rosanne moest hier erg om lachen.
‘Piano, bedoel ik!’
‘Sinds mijn vierde jaar.’



