Ze laat de boswereld achter zich. Ineens fietst ze door het lichte open land van de duinen. Zon, warmte, zand, en strakblauwe hemel. De geuren worden stevig en kruidig. Het eerste zilt van de zee dringt door haar neusvleugels binnen. Ze gaat harder en harder fietsen. Ze voelt de kracht van haar benen, en de wind door haar haren terwijl het wit van haar T-shirt oogverblindend oplicht in het zonlicht.
Net als zijzelf. Maar dat weet ze niet. Ze is daar helemaal niet mee bezig.
Nu zou het wel leuk zijn om iemand van de jongens en meisjes tegen te komen die net als zij onderweg is naar het strand. Ze stopt even en diept haar zonnebril op. Niet omdat ze die nodig heeft maar omdat ze vindt dat die haar goed staat. Ze fietst verder en merkt dat ze het gefilterde licht toch niet wil. Ze schuift de bril omhoog in haar haren en voelt zich daardoor plotseling onmetelijk vrouw van de wereld. Helemaal niet meer dat mijmerende, gevoelige leesmeisje van daarnet.
Fietsers komen haar tegemoet. Ze krijgt blikken van ze die haar zelfbewustzijn van deze prille vrouw-van-de-wereld versterken en haar puberend gezoek en onzekerheden meer naar de achtergrond doen verhuizen.
Het stukje door de duinen is kort. Ze rijdt al door de eerste straten van de badplaats waar de huizen staan met grote houten veranda's aan de voorkant die voor gasten bestemd zijn en nog vroeg in het seizoen niet hutje mutje bezet zijn. Verder het plaatsje in komen de winkeltjes. Rosanne stapt af. Met de fiets aan de hand loopt ze door het kronkelende straatje omhoog richting de grote zeeduin. Er zijn veel winkeltjes met kleding zoals mensen die aan zee dragen. Het meeste is heel duur en vaak smakeloos. Daar tussenin is een klein winkeltje in tweedehands kleding. Omdat ze zo hard heeft gefietst is het nog vroeg en ruim voor de begintijd die haar klasgenoten hebben afgesproken. Ze zet haar fiets tegen een bloembak, wurmt het sleuteltje met enige moeite in de strakke broekzak van haar jeans en gaat het winkeltje binnen.
Na het felle licht buiten is het er schemerig. En kleurig.
‘Dag schoonheid, kom je eens even kijken wat we hebben?’
‘Oh, dag meneer, even wat rondneuzen. Ik zoek niets speciaals.’
‘Ga je vandaag naar zee? Je hebt een prachtige dag uitgekozen!’
‘Met mijn vrienden. Die hadden het idee.’
‘Vrienden zijn belangrijk, dat blijkt maar weer! Dus je komt wat rondkijken. Of weet je? Mag ik je wat laten zien waarvan ik denk dat het je vandaag heel mooi zou staan? Je zit op school hè? Wees niet bang. Ik wil helemaal niet veel aan je verdienen.’
Ze is verwonderd, aarzelt even en hoort zichzelf zeggen:
‘Oh! Eh meneer, … ja graag eigenlijk! Wat leuk! Maar ik heb heus heel weinig geld.’
‘Natuurlijk heb je weinig geld! Maar later word je rijk. Maar misschien nu al gelukkig. Kijk eens? Dit is waaraan ik dacht toen ik je zag! Wat denk je? Is het wat voor je?’
En de man achter de toonbank diept een grote diep donkerrode pareo op. Hij vouwt die uit en reikt hem haar aan terwijl hij haar ondertussen vertelt dat hij zelf ook een dochter heeft.
‘Maar voor haar is dit niets. Alleen al omdat het uit de winkel van haar vader komt, weet je? En zij draagt ook andere kleuren die haar beter staan met haar lichtblonde haren. Maar bij jou, dit staat jou prachtig bij je koperbruine haren. En ik wil niet vrijpostig zijn hoor, maar zie ik goed dat je een donkerrode bikini aan hebt? Maar dan is dat toch perfekt daarbij? Toe, probeer maar uit. Daar is het pashokje. Wees gerust, ik zal je heus niet begluren.’
Ze vindt hem een lieve man. In het pashokje achter in de winkel slaat ze eerst het zo over haar jeans heen om. Maar in een opwelling stroopt ze deze met de nodige moeite uit en ook haar T-shirt belandt op een haak aan de muur. De pareo slaat ze om haar heupen, zo over haar bikini. En ze kijkt….
‘Is het wat?’ hoort ze vanuit de winkel roepen.
Wat één lapje stof toch kan doen! Maar ze aarzelt nog. Is het mooi? Ze vindt van wel. Heel mooi zelfs! Maar is het niet tè? Wat tè ook zou kunnen betekenen. Dat is vaak zo ingewikkeld. Toch maar even vragen misschien? Ze doet het.
‘Eh…. het maakt me een beetje verlegen, maar staat dit me? En kan het wel? Maar ja, daarvoor zou ik..’
‘Oh,’ zegt de man, ‘ik begrijp je wel geloof ik. Ik zei je toch al dat ik zelf een dochter van jouw leeftijd heb? Wees niet bang, ik zal je echt niets doen. Later ben je rijk en dan koop je mijn hele winkel leeg. En dan ga ik eindelijk zelf overdag naar het strand. Nou, dus zeg het maar. Wat is er? Wil je het me misschien laten zien? Maar durf je het eigenlijk niet?’
‘Ja, zo is het, maar eigenlijk ook wel. Heel even dan, hè?’
Ze kijkt voorzichtig om het gordijn heen van het pashokje om te zien of er niet andere klanten in de winkel zijn maar die is verder leeg. Ze loopt op blote voeten met de pareo om door de winkel. Een beetje onzeker.
‘Hier is een hele grote spiegel’ zegt de man, ‘Kijk zelf maar!’
Rosanne kijkt in de spiegel.
De wereld van het bos ligt ineens ver achter haar en een heel andere wereld, die van de zee en het strand en het schuim van de branding is ineens heel dichtbij. Alsof je er door de spiegel heen zo in kan stappen en zelf gaat schuimen. Een meisje in bikini met een pareo.
‘Zie je? Dat dacht ik al. Het staat je dus prachtig, mooi meisje. Als ik die aan je verkoop is mijn hele dag goed, weet je dat wel? Wat ga je doen? Neem je het?’
Hij heeft gewoon gelijk. Het staat haar prachtig. Opgevouwen is het een niemendalletje. Uitgevouwen geeft het allure en maakt haar van een meisje tot een vrouw.
‘Hoe duur is het?’
‘Heel erg duur!’ lacht hij, ‘Maar dat was alleen toen het nieuw was. Het zal wel voor een of andere gravin van Zussemezo tot Hoteldebotel geweest zijn of van haar dochter die het nuffig versmaadde. Of van een filmster die het op een terras heeft laten liggen toen ze met haar hoofd ergens anders was. Maar nu is die voor jou. Het wordt wel kopen, hoor, want meisjes zoals jij mogen vast geen cadeautjes van vreemden aannemen?’
Ze knikt.
‘Nee, mijn mama..’
‘Zie je wel? Je hebt vast een hele lieve mama.’
Ze knikt opnieuw en voelt zich opeens heel even weer een kind. Maar dat is prettig. Een geliefd kind.
‘Dus de prijs voor jou is twee kwartjes. Er zijn genoeg toeristen waar ik dik aan verdien. En ik wens jou echt dat je het vandaag heel fijn zult hebben aan het strand. En nu zul je nog mooier zijn.’
‘Twee kwartjes maar? Kunt u wisselen? Ik heb wel kwartjes maar die moet ik bewaren voor de telefoon. Dat zegt….’
‘..je papa?’
‘Ja, mijn papa.’
‘Dus ook al zo'n lieve papa. Weet je wat? Hij heeft natuurlijk gelijk. Ik kan het weten want ik ben ook een papa. Eén kwartje dan.’
‘U bent echt heel vriendelijk..’
‘Niet altijd hoor, maar wel voor een mooi meisje zoals jij. Nu niet je naam zeggen he? Jij trekt nu je spulletjes weer aan. Je geeft me dan de pareo aan. Ik pak die even mooi voor je in. En jij pakt die dan buiten meteen weer uit!’
Als ze uit de paskamer komt legt ze het kwartje op te toonbank. Hij is bezig met het pakje. Hij kiest een donkergroen papier en doet er een rode strik om.
‘Alstublieft mevrouw. En dank u zeer voor uw klandizie. En veel plezier ermee.’
‘Dank u wel, meneer! Nou eh, tot ziens dan maar hè? Daag!’
Hij kijkt haar vertederd na hoe ze met het pakje in haar hand zijn winkel verlaat. Wat een schatje, denkt hij maar hij is ook van haar onder de indruk En hij is dankbaar voor het feit dat er meisjes in de wereld zijn.
Ineens doet hij een schietgebedje. Voor haar veiligheid, weet hij. En zonder dat hij dat kan weten komt zijn gebedje heel dicht in de buurt van gebedjes die haar moeder regelmatig om haar naar de hemel zendt. Niet uit angst, maar wel om alle veiligheid die haar dochtertje nodig heeft.



