Ze was helemaal dromerig geworden van het onverwachte bezoek aan het winkeltje, de aardige man en de donkerrode pareo. Alsof er vleugels langs waren gebracht. Alsof ze sluiers had gekregen. Alsof ze nu naar keuze schoolmeisje of mondaine vrouw kon zijn. Ze had het pakje inderdaad snel willen openmaken maar het was zó mooi ingepakt dat ze besloot even te wachten.
Bij het café op de hoek. Daar maak ik het open. Of bij de bocht in de straat. Daarna dan. Nee, liever bij de paaltjes aan het begin van de straat of aan het eind net in welke richting je loopt, het is aan het eind dus. Of op het grote plein waar het altijd een beetje saai eruit ziet maar waar je wel al de zee kunt zien. Daar bij de halfronde muur met de doorgang naar het strand dan. Nee, eerst op de muur zelf gaan zitten. Je kunt jezelf optrekken en dan je benen eroverheen zwaaien naar de andere kant. Dan kijk je vanaf de muur het strand op, oh ja, nu is het goed en hier komt de pareo … Dus nu het pakje openmaken. Eigenlijk zonde van het papier. Wat een lieve man was dat. Oh, de strik is niet van papier maar van zijde! Of iets wat op zijde lijkt? Die gaat dan in mijn haar, wat leuk. Het waait hier. De pareo om mijn schouders, dat is heel fijn en het staat vast mooi ook. Ik ben toch maar een ijdeltuitje hoor! Maar dat zijn alle meisjes. Dus ik ook. Wat doe ik nu met het papier? Opvouwen? Wacht eens, een vliegtuigje van vouwen natuurlijk! De wind staat goed, perfect naar zee toe. Achter de zee ligt Engeland. Maar of het daar helemaal… Hoei, daar gaat ie! O sorry meneer in de verte, u heeft zojuist een vliegtuigje tegen uw hoofd gekregen maar het komt van heel ver. Het was een mooie lange vlucht en u was de tussenstop. U weet gelukkig niet dat ik het gooide. Wat zie ik? U lacht erom. U buigt de gedeukte vleugels van het toestel weer recht. Was u dan ook vroeger een jongen? Wacht eens, ik zie u mikken. Daar vliegt het alweer verder! Maar Engeland zit er niet in. Dit wordt een zeelanding. Zouden de passagiers aan boord nu erg bang zijn, en zou alles mis gaan of krijgen ze alleen maar natte voeten?
‘Hé, Rosanne! Zit je lekker daar?’
‘Hé! Hallo, Willem!’
‘We zijn er allemaal al? Waar was je toch?’
Waar was ik toch? O, het is ineens niet meer vroeg! Het is laat!
Daar is haar klas op het strand. Ze zwaaien allemaal naar haar. Rosanne springt van de muur naar beneden. Op het zand neergekomen schiet haar te binnen dat ze helemaal vergeten is haar fiets een plekje te geven en dat die niet afgesloten is. Ze holt weer terug naar boven naar haar fiets en wil die eerst aan een hek vastketenen maar haar fiets is zo mooi en zo nieuw en ze denkt aan haar papa. Ze haalt haar portemonneetje tevoorschijn en besluit dat de fiets een stalling waard is. Ze loopt met de fiets aan de hand gauw naar de stalling vlakbij. Het is gelukkig maar vijftien cent.
‘Het bonnetje moet je heel goed bewaren.’ zegt de man, ‘Geen bonnetje geen fiets!’
Maar hij geeft haar een knipoog en zegt dat het erg waaien kan aan zee en dat als ze het bonnetje niet meer heeft hij haar toch haar fiets zal teruggeven. Een lila racefiets die van een mooie jongedame is, dat onthoudt hij heus wel. Ook zonder bonnetje.
Ze bergt het papiertje toch op en rent weer naar het strand. Daar is haar klas. Ze krijgt cola die al een beetje lauw geworden is en een paar koekjes die kraken tussen de tanden omdat het zand overal in is gaan zitten. Ze legt haar handdoek bij de andere handdoeken van haar klasgenoten die op het zand zijn uitgespreid. Sommige handdoeken herkent ze zo. De pareo verstopt ze onder die van haar. Haar tasje en witte T shirt wikkelt ze in haar spijkerbroek.
Ze is van plan rustig en beheerst het water in lopen.
Maar twee van haar klasgenoten hebben haar al ontdekt. Ze wordt door hen meteen bij haar armen en benen gepakt. Terwijl ze gilt, vragen ze haar beleefd of ze eigenlijk al gejonast is vandaag.
‘Ik ben nog helemaal niet in zee geweest! Ik moet nog aan het water wennen! Het is vast koud!’
‘Heel koud, Rosanne! En daar is dus maar één remedie tegen!’
‘Wat dan?’
‘Jou erin jonassen natuurlijk.’
‘Nee! Nee! Genade!’
‘Maar jonassen ís juist genade! Snap dat nou toch! Zeg, hoe zit het? Wil je zwemmen of niet?’
‘Natuurlijk wil ik zwemmen, maar niet….’
‘Wij ook! Dat komt goed uit. Daarom nemen we je nu mee.’
Protest baat niet maar ze moet al om ze lachen. De twee jongens houden haar stevig vast en lopen zo met haar de zee in.
‘Excursie aardrijkskunde.’ zegt de een, ‘Kijk heel goed om je heen. Daar heb je het land. Daar is het droog.’
‘En hier heb je de zee!’ zegt de ander, ‘En hier is het..? Nou? Hoe is het hier, Rosanne? Kun je ons dat beschrijven?’
‘Nat!’ proest het meisje terwijl ze haar ondertussen al onverbiddelijk in het zoute water hebben laten zakken en daarna gelukkig loslaten, ‘Brrrr! Heel nat! En ook heel koud! Eh..best lekker trouwens! Zijn jullie hier al lang?’
‘Al een kwartier!’
‘Willen jullie een stukje met me mee zwemmen?'
‘Nee, want we gingen net eruit en toen zagen we je aan komen lopen! We gaan voetballen.’
‘Ik ga eerst zwemmen.’ zegt het meisje, ‘Ik zie jullie dan straks wel weer. Wat een lekkere branding vandaag!’



