Het verhaal is uit. Oma Rosanne slaat het boek dicht. Ineens wordt ze verlegen.
‘Nou eh..,’ zegt ze tegen haar kleindochter, ‘Zo was het dus. Zo is het allemaal gegaan.’
‘Ik vind het een erg mooi verhaal.’ zegt Robin die met een blos op haar wangen eerst heeft zitten en later liggen luisteren op de sofa, met haar benen onder zich gevouwen.
Grootmoeder en kleindochter kijken elkaar aan met een wederzijds waarderende blik van verstandhouding.
‘Robin, zeg me eens. Waarom vind je het een mooi verhaal?’
‘Omdat het natuurlijk precies zo gegaan is!’ zegt haar kleindochter beslist, ‘Zoiets voel je gewoon.’
‘Lief dat je dat zegt.’
‘Het is helemaal niet lief bedoeld, oma Rosanne! Ik bedoel, ik vind jou lief. Maar tegen een verhaal hoef ik geen lieve dingen te zeggen. Het is niet lief. Het is gewoon waar. En dat maakt het mooi.’
‘Nou, dat kan wel wezen maar dat vind ik dus toch lief van je.’
‘Goed hoor. Hoe je wilt. Weet je, oma? Ik wilde dat ik er echt bij kon zijn. Jij kunt toch een beetje toveren? Kunnen we er niet heen?’
Rosanne kijkt haar kleindochter met verwondering aan.
Hoe weet ze dat? denkt ze. En ze gaat het aan.
‘Je bedoelt door de tijd heen stappen?’
‘Ja natuurlijk! Ik weet heus wel dat jij dat kan. Dan zijn we er echt. En jij was daar al, dus jij kent de weg heen en terug.’
Rosanne kijkt even op haar telefoon hoe laat het is en aarzelt.
‘Het is best laat, sweetheart. Eigenlijk al bedtijd.’
‘Kan het dan niet even heel snel? Heel even maar?’
‘Wil je echt door de tijd? Durf je dat?’
‘O, heel graag, oma Rosanne! En we gaan toch samen? Dan is het vast niet gevaarlijk. Ik vind het natuurlijk wel spannend. Maar toch zou ik het graag willen. En ik wil ook weten hoe oud je dan bent? Of daar. Hoe zeg je dat? Ik raak een beetje in de war geloof ik.’
‘Dat is normaal, Robin. Dat hoort erbij. Ik ben dan vijftien! Of eh.. daar. Of eh… wás.’
‘Nog steeds heel oud dus.’ stelt het kind zakelijk vast, ‘Maar wel een heel stuk jonger dan nu. Kunnen we dan nu gaan?’
Rosanne denkt er nog even over na. Ze kijkt nog eens hoe laat het is. Ze weet dat ze al gezwicht is.
‘Nou, weet je wat? Goed! We doen het. Maar daarna is het écht bedtijd!’
‘Bedtijd nu of in …eh, waar ook alweer? En oma, kunnen we dan niet stiekem een uurtje eerder terugkomen? Dan kan ik vandaag nog een uur langer spelen!’
‘Nee Robin, ik begrijp dat je dat zou willen. Maar dan gaat alles mis. Want dan missen we precies dit moment. Dus geen gerommel, want anders wordt het allemaal ineens ontzettend ingewikkeld.’
‘Als jij het zegt, oma Rosanne. Dus: naar welk jaar gaan we?’
‘Negentien twee en zeventig. Het is daar vrijdag 16 juni 1972.’
‘1972? Dat is ontzettend lang geleden. Een hele reis dus. Slapen we ook daar?’
‘Nee. Leuk dat je het blijft proberen, maar dat vind ik niet goed. Want dan krijgen we ook gedonder met je ouders. En terecht! Dus vooruit dan maar. Even heel snel heen en weer. Maar dan hup naar bed! En netjes in deze tijd! Klaar voor de start?’
‘Klaar voor de start, oma Rosanne! Moet ik nog iets speciaals doen?’
‘Ja liefje. Je moet mijn hand vasthouden, goed stevig. Je mag me gerust knijpen. Maar je mag me beslist niet loslaten!’
En ze waren er al. In juni negentien twee en zeventig.
Ze staan naast elkaar op een duin aan zee. Het is een prachtige zonnige dag. Het is al in de middag. Het licht is goudgeel geworden.
‘Zijn dat de kinderen uit je klas, oma Rosanne?’
‘Ja Robin, daar zijn ze. En daar bij die boot zie je John. Je weet wel, oma's eh..toen eh..vriendje. Toen is het begonnen.’
‘En jij staat hier naast mij, hè oma Rosanne? Alleen ben je hier nog niet echt een oma.’
‘Nee liefje, dat komt allemaal veel later.’
‘Maar wij weten al dat dat komt, hè oma? En ook dat ik er dan zal zijn!’
‘Je bent er nu ook, liefje. Dat is zo bijzondere aan deze reis! Het is zo fijn dat je er bent! Maar we moeten hier wel bij elkaar blijven, hoor! Anders lopen de dingen helemaal in de war.’
‘O, maar dat snap ik best, oma! Want als ik nu het strand op zou gaan zou ik mijn mama nergens kunnen vinden. Want die is er nog niet, hè oma?’
‘Jij snapt het weer precies, lief kleindochtertje van me. Trouwens, je bent hier helemaal niet klein! Zie je dat? We zijn even groot!’
‘Oma, wat bijzonder! Ik voelde al dat er iets aan de hand was, maar nu snap ik het pas! Nu weet ik ineens hoe het is om groot te zijn! Ben ik dan nu ook zo'n meisje net als jij? Ik vind jou trouwens heel mooi, oma. Of wacht eens… zo kan ik je hier niet noemen hé? Omdat je hier echt nog geen oma bent! Jij bent nu ook een meisje.’
Rosanne had er nog helemaal niet op gelet. Maar haar kleindochter heeft gelijk. Ze ziet er als een meisje uit, ontdekt ze. Maar ze is dat niet. Ze is tegelijk oma van haar kleindochter. Met al haar herinneringen aan een lang en vervuld leven..
‘Moet ik nu Rosanne tegen je zeggen? Zonder ‘Oma?’ vraagt het kind.
‘Ja, dat mag wel even. Dan zijn wij dus Rosanne en Robin op de duin.’
‘Wat jammer dat mama er niet bij is! Dat zou zo leuk zijn!’
'Ja, dat is jammer. Dat is dan iets voor een volgende keer.’
‘Ben ik ook mooi, oma? Eh sorry, ik bedoel natuurlijk: Rosanne?
‘Heel mooi, honey. Wil je het zien? Je bent zo’n prachtig mooi meisje. Had ik maar een spiegeltje. Wacht! Ik heb er toch één in mijn handtas? Maar.., maar waar is mijn handtas gebleven?’
‘Die heb je geloof ik laten liggen.’
‘Ach, in de 21e eeuw! Ik denk dat je gelijk hebt.’
‘Kun je niet even snel hier een foto van ons maken en die naar me sturen?’
‘Nee, Robin. Dat gaat nog niet in de tijd waarin we nu zijn. Er bestaan nog geen telefoons die foto's kunnen maken. En de camera's hebben hier filmrolletjes die je weg moet brengen. En dan zijn de foto's pas over een paar dagen klaar. En yo lang kunnen we niet blijven.’
Robin zit er niet mee.
‘Dat duurt inderdaad te lang. Nou, dan niet. Maar ik ben dus een mooi meisje?’
‘Ja, je bent een heel mooi meisje. Was je trouwens ook al, hoor. Zul je zijn, bedoel ik. Alleen ben je nu groter. Het is zo grappig. Wie had dat nou gedacht? Ik denk dat we hier ongeveer even oud zijn, Robin!’
‘Dat is dan bijzonder. Dan hebben we nu een geheim samen. Weet je wat? Ik ben blij dat ik het hier gezien heb. Ik weet nu dat alles waar is wat je vertelt.’
Rosanne slikt even. Het ontroert haar zo samen met haar kleindochter hier te staan. Het kind heeft helemaal gelijk. Het is heel echt. Tegelijkertijd zijn het haar herinneringen.
Ze kijkt opnieuw naar de slanke gestalte van haar John in de verte en ze voelt diep verlangen en weemoed aan haar knagen. Maar ze voelt ook dankbaarheid. En diepe vreugde welt onverwachts in haar op die haar de adem beneemt. Want het gebeurt ineens voor haar ogen.
Ze ziet een jong meisje met koperbruine haren in een donkerrode bikini op de jongen aflopen. Het meisje knielt naast de jongen neer in het zand. Hij kijkt op van de boot waar hij mee bezig is. Ze lacht stralend naar hem. Hij slaat zijn arm om haar blote schouders en kust haar.
Ze beseft verwonderd dat ze naar zichzelf staat te kijken. Wat is het meisje jong! Ze is daar haast nog een kind.
Een diepe verwondering doorhuivert haar. Wat zou het jonge meisje zien wanneer zij omhoog zou kijken? Zou ze dan die twee andere meisjes zien staan op de duin, afkomstig uit een verre toekomst en kijkend over het strand en naar haarzelf?
Maar het meisje met de bruine haren en de donkerrode bikini ziet hen niet. Omdat ze op dit moment alleen ogen en oren voor John heeft. Er komt een waas voor het beeld en het vervloeit en vervaagt.
‘Hee oma, eh.. Rosanne, je huilt een beetje. Waarom huil je?’
‘Oh, omdat, …omdat het zo mooi is, Robin. En omdat ik daar John bij zijn bootje bezig zie.’
‘Je houdt je hele leven al van John, hè oma? O, ik vergeet het steeds! Ik moet Rosanne tegen je zeggen.’
‘Ja, ik hou van hem.’
‘Ik heb dat altijd wel geweten.’ zegt Robin deskundig. Ineens wordt ze weer een kind.
Misschien een teken dat we nu terug moeten, denkt Rosanne. En het kind vervolgt tot haar verwondering direct:
‘Ik ben moe. Zullen we maar weer teruggaan? Naar huis en naar onze eigen tijd?’
Naar onze eigen tijd, denkt Rosanne, maar waar is die dan precies? Dat zal wel de tijd zijn die ik met mijn kleindochter deel. Terwijl dit hier misschien wel het meest mijn eigen tijd is. Want hier is het gebeurd. Hier ben ik geworden wie ik ben. Maar dat geldt natuurlijk niet voor Robin. Haar tijd ligt in de toekomst.
En dus zegt ze tegen haar kleindochter:
‘Ja, kom! We gaan terug. Naar onze eigen tijd! Ben je klaar?’
‘Helemaal klaar!’
En in minder dan de tijd die nodig is voor een sprongetje op en neer in het zand, zijn ze weer terug in de een en twintigste eeuw.
‘Je kunt zo fijn vertellen, oma Rosanne!’ zegt het kleine meisje. ‘Het is dan nét echt. En die parel die je vaak om je hals draagt? Is die van hem?’
‘Ja, die is van hem. Dat heb je goed geraden! Hoe kom je daar zo bij?’
‘Het lijkt me volkomen logisch.’ zegt het kind vanuit de evidente taal van haar hart. ‘De parel komt uit de zee. En hij ook. Dat is dan toch duidelijk?’
Ze begint te geeuwen en zegt:
‘Ik heb slaap, oma!’
‘Ja, tijd om te gaan slapen, liefje!’
Maar haar kleindochter is al in slaap gevallen, zomaar op de bank.
Rosanne draagt het kind naar haar kamertje. Ze legt haar in haar bed en stopt haar in. Het kleine meisje slaapt ondertussen door, met een tevreden glimlach op haar kindergezichtje.
Terug in de zitkamer pakt Rosanne haar mobiel.
‘John?’
‘Rosanne! What a surprise! Waarvoor bel je?’
‘Ik heb het verhaal geschreven. Over jou en mij. Het is af.’
‘Oh my love, how beautiful. Our story. You did it!’
‘En lieve man, ik hou nog steeds zo van je.’
‘En ik van jou, liefste.’
‘Ik wil je een goede nacht wensen, John!’
‘Good night, Rosanne. Sweet dreams! Zeg nog even. Wanneer kom je aan?’
‘Tomorrow 5 PM Eastern Time.’
‘JFK or La Guardia?’
‘La Guardia, geloof ik. Maar ik kijk het nog wel na en laat het je weten. Of kun jij het alsjeblieft opzoeken met het vluchtnummer? Ik bedoel: je weet toch dat ik het vorige maand helemaal mis had en toen stond je bij de verkeerde airport op me te wachten!’
‘Ik zoek het wel uit en ik zal er zijn.’ zegt haar man aan de andere kant, ‘Op de juiste airport. Weet je wel dat ik me net zo verheugen kan op jou als bij ons eerste afspraakje?’
‘Maak me nou toch niet altijd zo aan het huilen omdat je zulke lieve dingen tegen me zegt! Oh John, mijn lieve John…..mijn Gianni!’
E I N D E



