Ze zitten in het kantoor. Allemaal op dezelfde houten draaistoelen. Die lijken te zeggen dat iedereen even belangrijk is. Boven hun hoofden draait aan het plafond langzaam de ventilator. Er zoemen een paar vliegen.
Trisha is binnengekomen. Ze heeft voor iedereen dubbele espresso neergezet, in stevige gloeiend voorverwarmde kopjes. De middagzon schijnt door het raam naar binnen. Stofjes in de lucht maken de lichtbundel zichtbaar die op de grote stalen tafel schijnt.
John en Rosanne zitten naast elkaar. Tegenover hen de broers, Enzo en Maurizio. De korte kant van de tafel is leeg maar daar staat een stoel gereed. Daar ligt ook een stapel dossiers. De telefoons zijn allemaal van de haak gelegd. Het zeventiger-jaren equivalent van niet storen.
En de verrassing. De deur ging open. Met grote ogen zagen de geliefden hoe de oom van John, zijn echte oom, binnenkwam. Een beetje schichtig en verlegen, niet helemaal rechtop. Alsof hij ongezien door het vertrek wilde glippen, terwijl toch alle ogen op hem gericht waren. Oom Justus had zijn donkere haren naar achteren gekamd. Hij was geschoren en droeg vandaag een pak en een overhemd en zelfs een wat wiebelig en verschrikt ogend dasje. John groef verbaasd in zijn herinneringen maar er kwam niets vergelijkbaars tevoorschijn. Hij had zijn oom nog nooit zo gezien: goed gekleed, geschoren, gekamd.
Oom Justus liep langs hem heen. Hij streek bij wijze van begroeting even met zijn hand langs de schouder van zijn neefje en knikte snel en verlegen naar Rosanne waar hij nu eenmaal ook langs moest op weg naar zijn plek aan tafel. Rosanne besloot op haar meest onopvallende wijze een handje half uit te steken, voor het geval hij het misschien drukken wilde, maar dat ook kon laten als hij te verlegen was. Ze schraapte ondertussen een houding van geruststelling bijeen, ongeveer zoals je een schuw dier benadert. Het werkte. Het handje, haar handje, werd even gedrukt. Ze kreeg zelfs een tweede, intens verlegen blik van de man. De Italiaanse ooms kregen elk een kort formeel handje en een knikje.
Justus had nog niets gezegd en nam snel plaats aan de korte kant van de tafel. Het leek meteen alsof hij niet aan het hoofdeinde maar aan het voeteneinde ervan zat.Hij schuifelde met de stapels dossiers alsof hij zich er het liefst achter verschuilde als ze maar hoog genoeg zouden zijn geweest. Maar dat waren ze niet. En dus draaide hij nerveus ezelsoren in de papieren die van alle kanten uit de mappen tevoorschijn puilden.
Rosanne dacht dat hij misschien het woord zou nemen. Maar dat had ze mis. Justus zat daar alleen maar, roerde in zijn espresso waarin hij drie suikerklontjes had gedaan en hield zijn blik strak op Enzo gericht.
Deze nam het woord, nadat hij expressief zijn keel geschraapt had:
‘Hmm! Hmm! Fijn dat we hier allemaal bij elkaar zijn.’ zei hij, ‘En Rosana, hartelijk welkom. Wij willen je er vandaag graag bij hebben. We waren blij verrast toen John’s oom Justus ineens hetzelfde voorstelde. Jullie zijn kennelijk vanochtend al samen bij hem langs geweest voordat jullie bij ons opdoken. Justus heeft mij verzocht vandaag het woord te voeren en deze bijeenkomst te leiden.
Zoals jij , Gianni, en ook jij, Rosana misschien zullen hebben vermoed, gaat het om zaken. Het zijn de familiezaken van jou, jongen. Je oom heeft mij al een hele tijd geleden tot zijn, daarmee indirect daarmee ook tot jouw zaakwaarnemer benoemd. Omdat je nog niet meerderjarig bent. Tegelijk is hij, zoals je wel weet, onze steun en toeverlaat als boekhouder omdat hij nu eenmaal een kei met cijfers is. Maar hij heeft mij duidelijk gemaakt dat het hier niet primair om cijfers gaat maar om veel meer. En dat wil hij niet zelf hoeven doen. Hij vroeg dus mijn hulp. Eigenlijk heeft hij dat al een hele poos geleden gedaan. Toch, signor Justus?’
‘Eh ja.. Enzo, en eh… John. Al drie jaar geleden eigenlijk. En daarom dus nu, eh, heel graag.’ hakkelde de oom van John en keek zijn neefje schuw aan, ‘Geloof me, het is allemaal beter zo.’
Enzo wees naar zijn broer Maurizio.
‘Mijn broer speelt vaak een stille rol in dit soort gesprekken. Maar onderschat hem niet! Wij hebben geen zakelijke geheimen voor elkaar. Justus, jij was akkoord dat mijn broer en ik over en weer inzicht zouden hebben in jullie ons toevertrouwde familiezaken.’
‘Ja Enzo,’ Justus sprak weer met zijn gehakkel, ‘eh.. ik ben er eh..blij mee. Met jou en eh..met M-maurizio. Met jullie s-samen.’
Maurizio vestigde een warme blik op de oom van John.
‘Dank je voor al dat vertrouwen, Justus! Wij vertrouwen jou ook altijd als het op onze geldzaken aankomt. We boffen maar met elkaar als buren! vind ik!’
Het kwam hem op één van de waterige lachjes van Justus te staan. Maar de mannen kenden hun buurman en wisten dat hij meende wat hij zei, ook als het er vaak erg omfloerst uitkwam.
‘Mooi!’ zei Enzo, ‘Zullen we dan maar beginnen? Misschien nog even iets vooraf voor de vorm, Gianni. Maar ik moet het toch weten. Vind jij het eigenlijk wel goed dat we jouw vriendinnetje van één dag hierbij gevraagd hebben? Ik bedoel, jullie kennen elkaar maar net!’
John’s ogen schoten vuur.
‘O, maar dat moet u echt niet zo zeggen, hoor, zio Enzo! Rosanne is…. Rosanne is… ze is helemaal geen vriendinnetje van één dag, hoort u wel? Zij is… zij is…’
Hij was rood aangelopen in zijn gezicht en kwam niet uit zijn woorden.
‘Zij is je zeemeermin, Gianni!’ bood Maurizio behulpzaam aan. ‘Niets minder dan dat. Je was gisteren ook al vrij duidelijk over haar positie. Die schijnt nogal hoog te zijn. Daarom dachten we dat ze erbij hoort.’
‘En wij hebben haar zelf ontmoet.’ vulde Enzo aan, ‘En geloof me maar, kinderen, als ik jullie even kinderen mag noemen, ook al zijn jullie inmiddels een beetje man en vrouw geworden. Nee, natuurlijk niet voor de staat of de kerk, ga nou gauw, maar wel in het leven eh..Mensen, ik ga dit ook niet uitleggen want dan word ik of erg verlegen, of ik ga allemaal ongepaste dingen zeggen.’
Hij keek ze een beetje smekend aan en zag eruit alsof hij het ineens heel warm had.
‘U zegt het allemaal erg mooi.’ zei Rosanne ineens, ‘Maar ik weet nog steeds niet goed wat voor positie ik hier heb. En of ik hier wel bij hoor.’
‘Ik wel.’ zei John, ‘Ik wil je er graag bij hebben. En ik heb je over mijn familie verteld. Je hebt zelf familie. En als mijn ooms je er niet bij hadden gevraagd zou ik het zelf hebben gedaan.’
’Dank je John,’ zei het meisje, ‘maar ik weet niet of… Meneer Enzo, waar gaat het eigenlijk allemaal over? Het lijkt me zo officieel ineens. En zakelijk. Misschien gaat het me echt niets aan!’
‘Luister eerst maar.’ hernam Enzo, ‘Vertrouw er alsjeblieft op dat het niet mijn gewoonte is zomaar onbekende meisjes of zeemeerminnen bij zakelijke besprekingen erbij te vragen. Wie mij kent weet dat dat zo is. En dat ik dus een goede reden heb. En dat ik het echt belangrijk vind dat je er bij bent, Rosanne. Ik hoop dat ik dat niet helemaal vooraf hoef uit te leggen. Ik zou dat natuurlijk kunnen doen, en vrij precies ook, maar ik wil jou, beste jongedame hier ook weer niet teveel voor het voetlicht halen of te kijk zetten. Dus, signorina, tutti gli signori hier, ik wil nu van start gaan. Heb ik groen licht?’
Als antwoord stak John zijn duim op.
‘Avanti!’ zei hij.
Ze moesten allemaal hierom grinniken, Rosanne incluis. Maar ze schudde haar hoofd.
‘Nee,’ zei ze, ‘Nog geen groen licht. Ik wil het toch weten. Ik denk namelijk dat het evenmin mijn gewoonte is om bij zakelijke besprekingen aanwezig te zijn als daar geen goede reden voor is. Het zijn van jongedame is mij niet genoeg. Dat klinkt me te decoratief. Dus nog een keer, signor Enzo, en echt met alle respect! Waarom wilt u mij bij deze bespreking betrekken?’
Terwijl ze het vroeg breidde ze haar armen en handen vragend uit. Onderzoekende blik van de man tegenover haar. Een nauwelijks zichtbaar heen en weer bewegen van zijn hoofd, alsof over en weer alle zielen in het vertrek gewogen werden. De hare, zijn eigen, die van John, die van zijn broer, die van John’s oom.
‘Dan zal ik het maar zeggen.’ zei Enzo tenslotte, ‘Signorina Rosana: om een heel aantal redenen. Ten eerste: omdat ik zie hoe onze Gianni door de liefde is aangeraakt. Ten tweede: omdat jij onze liefde voor hem hebt gezien. En vooral omdat jij ons hebt gezegd dat je die waarschijnlijk kon zien, omdat jij zelf van hem houdt. Dan is jouw liefde er dus één die niet blind, maar ziende maakt. Dat is niet niks. Dus is die echt. Waar was ik? Dit was dus drie. En ten vierde: vanwege jouw schroom. Omdat jij hem nog maar net kent, dat heb je gezegd, respecteer je ons enorm. Omdat wij al zoveel langer van de partij zijn. Dat je je dat realiseerde. Dus, Rosana, je bent dan wel een ragazza en onze Gianni is ook maar gewoon in je leven gekomen, maar dit heb je dus allemaal gezegd. En dat, signorina, maakt jou tot een donna. En dat heeft indruk op me gemaakt.’
Het meisje vocht tegen opkomende tranen. Ze voelde hoe er recht door haar heen gekeken werd, met diezelfde liefde die ziende maakt en het ontroerde haar. Hij had ondertussen opgesomd op zijn stevige vingers, was bij een vlezige ringvinger aangekomen en ging onverstoorbaar verder:
‘En daarmee heb je getoond dat je de intelligentie van het hart bezit. En als vijfde nog een schot voor de boeg, donna Rosana. Nergens concreet op gebaseerd. Ik denk dat jij gevoel voor zaken hebt. Dus niks decoratie, al ben je nog zo’n schoonheid. En tot slot nog iets voor jullie tweeën. Een bijzaakje. Omdat waar we het over gaan hebben misschien impact zal hebben op jullie allebei. En dan vind ik het wel zo prettig dat jullie hier samen zitten. Ik heb dit allemaal niet bekokstoofd, hoor! Het loopt gewoon zo.’
Hij had alle vingers van zijn rechterhand gehad.
‘Maar natuurlijk alleen als Gianni het goed vindt.’ voegde hij eraan toe, ‘Als we nou toch zorgvuldig bezig zijn, dan ook alles opnoemen. Vind je het goed, Gianni?’
‘Heb ik al gezegd. Helemaal goed, zio Enzo, e zio Maurizio.’
Enzo stak zijn rechterhand met de vijf nog gestrekte vingers half uit in de richting naar Rosanne. Nog een keer een indringende blik van zijn donkere ogen waarin een vuurtje smeulde. De hand draaide om en de palm werd ontvangend en vragend.
‘En jij? Jij ook, ragazza?’
‘Ik nu ook, signor Enzo. Met veel dank voor uw uitleg.’
‘Dan weet je nu waarom je hier bent. Welkom bij de bespreking. En nu beginnen we.’
En hij drukte met zijn grote eeltige hand de fijne hand van het meisje met duidelijke eerbied.
Enzo boog zich voorover. Hij leunde afwisselend met de ellebogen op het stalen bureau, en ging dan weer naar achteren zitten met zijn handen gevouwen achter zijn hoofd. Hij veegde af en toe zijn zwarte glanzende haren naar achteren als ze in de war waren gekomen en nam aandachtig alle tijd voor het onderwerp van de bespreking.
‘Gianni, het tijdstip voor deze bespreking is min of meer toevallig maar ik vind het wel een bijzonder moment. Het gaat om iets dat met je toekomst te maken heeft. En het komt uit het verleden. Van je vader om precies te zijn.’
‘Van mijn vader!’
John riep het onwillekeurig uit en voelde een steek door hem heen gaan.
‘Hebt u misschien nieuws over mijn ouders gekregen? Ook over mijn moeder misschien? Leven ze nog?’
‘Helaas geen direct nieuws over ze, jongen. Dus we weten nog altijd niet wat er van ze geworden is. Het spijt me heel erg voor je. Maar er is wel iets anders. Nogmaals, het is echt toeval dat dit juist nu boven water komt. Eerst iets wat ons al langer bekend is. Zie je Gianni, je vader had een levensverzekering afgesloten. Toen je ouders langer dan vijf jaar zoek waren kwam de uitkering vrij. Die is in beheer gekomen bij je oom, die daarvan de kosten van jouw opvoeding betaalde en dat bedrag is, hoe zullen we het zeggen, netjes bewaard. Heel netjes bewaard. Mag ik dat zo zeggen, Justus?’
Justus knikte.
‘Daardoor is van dit bedrag nog steeds vrij veel over. Zodra je achttien jaar bent zal het voor je vrijkomen. Maar dat is niet waarover het nu gaat. Er is namelijk nog heel iets anders bijgekomen. Iets wat onlangs is gebeurd en waarmee niemand rekening gehouden heeft. De overzijde van de Atlantische Oceaan en de staat New York kunnen behoorlijk ver weg zijn van hier als het om familiezaken gaat. Heb jij jouw grootvader, de vader van jouw vader ooit ontmoet, Gianni?’
‘Nee, oom Enzo, nooit. Oom Justus zei dat mijn vader niet veel contact met hem had en dat mijn grootvader er ooit fel op tegen was geweest dat mijn vader ging varen.’
‘Zo is het.’ knikte Enzo, ‘En als ik het goed begrijp, waren ze ook verder niet op goede voet met elkaar. Want jouw grootvader wilde dat jouw vader arts of advocaat of zoiets zou worden. En dat wilde jouw vader juist niet. Ze waren in onmin met elkaar. Jouw grootvader moet behoorlijk koppig zijn geweest en heeft dus ook geen contact met zijn kleinzoon onderhouden. En bovendien was jij in Europa. Hij is nog van een generatie voor wie Europa echt heel ver weg en onbereikbaar is.’
‘Wacht eens?’ zei John, ‘Gaat dit allemaal over mijn Canadese grootvader?’
‘Ja, Gianni. Jouw Franstalige grand-père uit Montréal. Grand-père Arnaud Charpentier. Op z’n Engels Carpenter. Maar hij was zelf niet Engelstalig. Dus grootvader had ook nog eens een taalbarrière. Weet je iets over hem?’
‘Alleen van horen zeggen. Was hij niet een businessman, oom Justus?’
‘Zoiets, jongen.’ zei zijn oom nu, ‘Hij was wat je in de Nieuwe Wereld een selfmade man noemt. Weinig opleiding maar enorm ondernemend. Hij deed iets met machineonderdelen, was daar goed in, en later ging het om import- en export van landbouwmachines. Toen kwamen de patenten en bezat hij zelf een grote ranch. Daar is je vader opgegroeid. Maar die wilde naar de stad en ook uit huis en weg uit Canada. Hij kwam in New York City terecht en vandaar in hotelbanen en van daaruit op het schip.’
‘En wat is er nu precies gebeurd? Wat is nu dat toeval, zio Enzo?’
‘Dat zal ik je zeggen.’ zei Enzo, ‘Letterlijk. Er is je iets toegevallen. Twee dagen geleden, eergisteren dus, kregen wij een brief van een advocatenkantoor in Montréal. In die brief stond dat jouw grootvader, je grand-père, toch nog goed voor je heeft gezorgd en een trust heeft opgericht waarin zijn toekomstige nalatenschap zou vallen. Er was nog een andere erfgenaam. Ik ga je niet met de details vermoeien, het is een heel ingewikkeld verhaal. Maar het kwam erop neer dat de andere erfgenaam al overleden was en zelf geen erfgenamen heeft nagelaten. En er zat een akte bij waaruit blijkt dat jouw grootvader ongeveer een half jaar geleden zelf is overleden.
Het gevolg is Gianni, dat jij de enige erfgenaam van zijn bezittingen blijkt te zijn. Dat komt omdat jouw eigen vader, zijn zoon dus, ook overleden is, of langdurig vermist, hetgeen na afloop van een bepaalde termijn hetzelfde is, enfin net als met die levensverzekering indertijd. De advocaten hebben een hoop research moeten doen om erachter te komen waar de overgebleven erfgenaam zich bevond, jij dus. En daarom heeft het enkele maanden geduurd. Dus, jongen, er bestaat een trust. Daarin bevindt zich de complete nalatenschap van je grootvader. De trust hanteert een voorwaarde die jouw grootvader nog heeft opgesteld. Je kunt daarvan vinden wat je wilt maar ik vind die zo gek nog niet. Kennelijk heeft de oude baas toch spijt gehad van zijn harde opstelling jegens zijn eigen zoon maar hij heeft niet helemaal bakzeil willen halen. Dus is de voorwaarde vanuit de trust, dat jij plannen voor je toekomst maakt en dat de trust je daarbij zal helpen. Dus geen plannen, geen hulp. Wel plannen, welke dat ook zijn, en dan vanuit de trust alle hulp van de wereld. En op je drieëntwintigste jaar het volledige beheer over het je toegevallen vermogen. Tot die tijd alleen voorzover je toekomstplannen hebt. De bedragen komen straks. De vraag aan jou is nu, Gianni, wat wil je gaan doen?’
‘Oom Enzo, wat betekent alle hulp van de wereld?’
‘Gianni, dat het om eh.. hoe zal ik dit netjes zeggen, om veel hulp gaat. Heel erg veel. Materiële hulp wel te verstaan.’
‘Maar eigenlijk krijg ik altijd alle hulp van jullie!’
‘Dat is ontzettend lief van je dat je dat nu zegt, Gianni!’ kwam nu Maurizio tussenbeide, ‘En je hebt natuurlijk gelijk. Dat is hulp die zich ook wel een beetje materieel uit, maar dat eigenlijk niet is. Dat is onze wederzijdse liefde en genegenheid. Want jij betekent ook veel voor ons. Heel veel zelfs. Maar je moet verder denken. Je zult vast niet je hele leven bij je eigen oom en naast je Italianen op een botenterrein wonen, maar zelf de wereld ingaan. Of wil je echt levenslang in onze zanderige wereld van boten en scooters blijven rondhangen?’
John moest lachen.
‘Nee, zio Maurizio, eerlijk gezegd niet.’
‘Zie je? Dat dacht ik al!’ zei Maurizio, ‘En was er al iets anders waar je aan dacht?’
‘Ja.’ zei John meteen, tot ieders verrassing, ‘Dat is er. Maar ik heb het nooit aan iemand verteld! Ik dacht dat het onhaalbaar zou zijn. Ik heb inderdaad iets waaraan ik vaak denk. Het is eigenlijk heel concreet en Rosanne, ik maak je misschien nu aan het schrikken hóe concreet. En het heeft ook gevolgen voor ons, en dat maakt dat ik aarzel om..’
‘Lieve John,’ zei Rosanne, ‘maar wil je dat dan alsjeblieft niet doen? Ik ben eerlijk gezegd niet erg schrikachtig aangelegd en ben geloof ik zo opgevoed dat ik weet dat je je plannen altijd serieus moet nemen. Ik kan ondertussen van alles gaan raden. Misschien helpt je dat. Heb je iets op het oog wat ver weg is misschien? Ik bedoel niet onbereikbaar of zo, maar gewoon ruimtelijk ver weg?’
‘Willen jullie het weten?’ vroeg John en keek ze allemaal beurtelings aan.
‘Ja, natuurlijk! Graag!’ riepen ze allemaal.
John nam innerlijk een aanloopje.
‘Het overvalt me natuurlijk enorm!’ begon hij, ‘En dit moment is wel heel toevallig. Juist nu Rosanne en ik zo…’
Hij maakte de zin niet af en zijn ogen glansden even verdacht vochtig.
‘Toe maar John.’ zei Rosanne en kneep stevig in zijn hand met de hare en maakte die vervolgens weer los. ‘Vertel ons al je geheime wensen.’
‘Tja,’ zei John, ‘Rosanne voelt dit goed aan. Het zijn verschillende dingen bij elkaar. Ik wil nog steeds weten wat er met mijn ouders is gebeurd en heb het gevoel dat ik naar ze moet zoeken. Ook als dat niets oplevert of dat ik op zeker moment bevestiging krijg dat ze inderdaad zijn overleden. Daarvoor zou ik naar de Verenigde Staten moeten waar ik nooit geweest ben. Nou ja, als kind dan. Maar daar weet ik niets meer van’
‘Je bent Amerikaans of Canadees staatsburger.’ zei Enzo, ‘Of misschien wel allebei, tot een bepaalde leeftijd althans. Je kunt er zonder meer heen. Ook voor langere tijd.’
‘Maar het zou voor mij geen doel op zichzelf zijn van een reis!’ vervolgde John, ‘Want er is behalve het verleden van mijn ouders ook mijn eigen toekomst. En ik heb een wens die ik in het geheim koesterde. Ik dacht dat die niet te realiseren zou zijn. Ik zal maar met de deur in huis vallen. Rosanne, zou je nu nog een keer even mijn hand willen vasthouden? En me ditmaal niet zo gruwelijk willen knijpen als je daarnet deed? Het deed best zeer. Armpjedrukkende zeemeermin, je hebt een ijzeren greep!’
‘Oh sorry John, ik ben geloof ik ook wat gespannen. Ik wilde je heus geen pijn doen. Wacht, zo dan. Is het nu wat beter, en ook wat liever?’
‘Ja, zo voel ik jou tenminste. En niet een soort bankschroef. O sorry, dat zeg je natuurlijk niet tegen een dame. Nu voel ik jouw handen en die zijn stevig en warm maar ook zacht en je huid… eh ooms, ik dwaal af. Ik geloof dat ik een beetje erg verliefd op haar geworden ben. Let er maar niet teveel op.’
‘Je plannen John?’ drong Enzo zacht aan, ‘Je had plannen die je geheim hield? Wat zijn die plannen?’
‘Ik wil dokter worden!’
Hij flapte het er ineens uit. Hij grijnsde ineens, want er schoot hem iets te binnen.
‘Maar dat is dus eigenlijk heel erg leuk voor mijn overleden grand-père! En waarom weet ik niet maar ik heb er altijd al van gedroomd dat ik daarvoor aan Harvard University in Boston wilde studeren. Maar dat is vreselijk duur. En je komt er ook niet zomaar in. Je moet heel erg goed zijn. En ik heb ook helemaal geen Amerikaanse High School. En hier op school deed ik eerlijk gezegd nooit zoveel. Dus ik zou flink aan de bak moeten. Maar dan zou ik het ook ergens voor doen. En verder heb ik daar ook helemaal geen woonadres. Zo, dat zijn de plannen. Alleen waren het nooit plannen. Het waren meer onbestemde dromen.’
Enzo floot tussen zijn tanden zoals hij vaak deed wanneer er een ontknoping van iets gaande was.
‘Nou, Gianni,’ zei hij, ‘ik weet een heleboel niet. Maar om even met het allerlaatste te beginnen: dat weet ik toevallig wel. Er is wél een woonadres. Niet in Boston. Dat komt later wel. Maar in New York City. Iets best wel aardigs in Greenwich Village. Een appartement dat je grootvader bezat en nog steeds in bezit is. Misschien tijdelijk verhuurd, maar zo dat het snel vrij kan komen. En er zijn hele goede scholen in New York City. Ik weet dat omdat er familie van mij woont. Hele lieve mensen. Misschien kunnen we wel een geschikte guardian voor je regelen. Want die zou je nog nodig hebben, vanwege je leeftijd. En je zou onze Amerikaanse nichten, ik bedoel die van mijn generatie, kunnen bezoeken en eerst eens rondkijken. En daar meteen ontmoeting met een vertegenwoordiger van het trustkantoor regelen. Één van ons zou zelfs even met je mee kunnen gaan. Je hoeft niet meteen de grote stap te wagen! Je kunt om te beginnen een weekje New York City kunnen doen en we plannen dan wat afspraken. We regelen wel vrij van school, hoor. We leggen ze uit dat het om je opleiding en toekomst gaat. Daar zijn scholen voor. Dus zullen ze akkoord gaan. Hoe vind je dit?’
‘Allemaal nogal duizelingwekkend, oom Enzo. Het is nogal veel.’
‘Je kunt ook je lieve ragazza laten overkomen als je wilt.’
‘Maar dat is allemaal toch heel duur, oom?’
‘Niet als er heel veel geld is, jongen.’
‘Is er dan veel geld, oom?’
‘Justus,’ vroeg Enzo, ‘We zijn nu op het volgende punt aangekomen. Heb je de voorlopige raming bij de hand?’
Als antwoord haalde Justus een papier uit één van de stapels dossiers. Hij zette zijn bril op, vertaalde in het Nederlands, las op zijn hakkelende manier voor en voorzag tegelijk van commentaar:
‘….. waardoor het totale vermogen na aftrek van de kosten en belastingen derhalve toevalt aan uw neef, voornoemde John Carpenter, zijnde door plaatsvervulling in de rechten getreden van Raymond Carpenter, oorspronkelijk erfgenaam van Arnaud Carpenter of Charpentier, eveneens Canadees staatsburger, doch vooroverleden dan wel definitief vermist….
Hmmm,. hmmm, blablabla, even overslaan, niet belangrijk. aha hier is het:
….derhalve alleengerechtigde tot het gehele vermogen van de erflater, bestaande uit de onroerende goederen .. Aha, hier is in de opsomming dat huis in New York City van daanret op de lijst vermeld, daar is ook de ranch met omliggend land in Québec, nou nou… en nog een heel aantal onroerende objecten, dan de banksaldi, de aandelen, de eigendom van verschillende ondernemingen. Jajaa, een hele lijst dus, kunstvoorwerpen, aha altijd interessant, ook een aantal nog actieve patenten, zijnde … ook even weglaten, hij was ook inventief, die grootvader van jou, en kijk, daar is het, de trustbepaling, karaktermens die opa van je maar ook vrijlatend, eh… daarover hebben we het gehad en hier is het dan! Hier komt dan de schatting, een voorlopige, zeggen ze voorzichtig, van een vermogen dat in totaal geschat wordt op eh…
Gunst, best veel eigenlijk. John, hou je maar even goed vast. Want dit wordt echt schrikken! Je erft dus ongeveer honderd negentig miljoen Canadese dollar. Dat zijn eh.. ongeveer honderdvijftig miljoen Amerikaanse dollar. Tja John, ik kan er niets anders van maken. Maar dat staat er dus. Hemeltje.’
‘Honderdvijftig’ John hapte naar adem.
‘Nee honderdvijftig miljoen!’ verbeterde Justus. ‘Ter vergelijking: van de verzekering is op dit moment ongeveer twintigduizend over. Amerikaanse dollar. Die komen er dus nog bij. In Canadese dollar klinkt het allemaal meer maar het komt op hetzelfde neer.’
‘Nou, nou’ zei Enzo luchtig, ‘Gianni! Kijk toch eens aan! Da’s toch best aardig! Van zo’n leuk bedragje kun je in elk geval de rekening van La Demi-Lune van gisterenavond in één keer voldoen! Gianni, maar ik hoop toch dat je nog wat boten bij ons blijft komen schuren. En we betalen je daarvoor uiteraard netjes. Maar er blijft, ondanks jullie heerlijke etentje van gisteren dus best nog wel wat eh.. over van je erfenis ! Jullie kunnen dus zelfs gerust nóg een keer uit eten gaan!’
De spanning brak ineens alsof na een onweer zachte regen op het gras viel. Rosanne begon te proesten en probeerde krampachtig ernstig te blijven. Maar het lukte niet. Na een vergeefse poging schoot ze gierend en met hoge uithalen in de lach. Het was bijzonder aanstekelijk en bij John kwam de spanning er ook hinnikend uit.
En ze begonnen allemaal te lachen, respectievelijk grinnikend, loeiend, piepend, giechelend, geluidloos, schaterend, brommend, binnensmonds of met veel tanden, ook gouden. Ze bleven maar lachen en lachen en keken elkaar met rode gezichten en grote en van het lachen betraande en glanzende ogen aan. Het was absurd. Zo absurd veel dat het ontzettend komisch was. De hoofdprijs van een loterij zonk in het niet bij deze ridicule erfenis.
‘Foei, foei! Jongen toch! Eh., weet je wel zeker dat je nog dokter wilt worden, Gianni?’ vroeg Maurizio hem toen ze een beetje tot bedaren aan het komen waren, ‘Ik bedoel, dat is heel hard werken hoor! Voor het geld hoef je dat in elk geval dus niet meer te doen!’
‘Maar ik wil dat heel graag, oom Maurizio! Niet vanwege het geld. Vanwege het vak. En ik geloof ook dat ik diagnoses kan stellen.
‘Je bedoelt zeker dat je zeemeerminnen van meisjes kunt onderscheiden?’ Maurizio proestte het alweer uit.
‘Nou, dat misschien niet, oom, maar ik kan wel zien of ze zeeziek zijn of zo gezond als een…’
‘Als een vis?’ Rosanne vulde hem gevat aan. ‘Zo gezond als een vis? Maar John, wat heb jij een prachtige plannen!’
‘Rosanne en jij dan?’ vroeg hij opeens ernstig en ook een beetje bezorgd.
‘Lieve John,’ zei ze, ‘Heel eenvoudig, Ik heb natuurlijk ook plannen. Misschien ook wel met jou. Hoewel ik het nog wat vroeg vind om daarover na te denken. Ik zit op school en wil die goed afmaken. En voor daarna heb ik ook plannen.’
‘Wat voor plannen dan?’
‘Ik wil om te beginnen in de journalistiek. Ik wil altijd weten wat er in de wereld gebeurt en vind het belangrijk dat andere mensen dat ook weten. En ik ben me bewust van mijn vrijheid als vrouw hier, en wil die inzetten voor vrijheid van andere vrouwen die daarvan minder hebben. Niet direct politiek want dat ligt me niet zo, maar door te schrijven en me voor ze te interesseren. Ik vind verhalen van andere mensen mateloos interessant. Ik weet ook dat ik veel voor mijn werk zal gaan reizen. Eerlijk gezegd ben ik altijd een beetje bang geweest dat ik ooit een vriendje zou krijgen die niet van zijn plaats te bewegen is. Het ziet ernaar uit dat ik het omgekeerde zal krijgen’ lachte ze, ‘hoewel John, als jouw plannen gaan uitkomen, zal dat misschien toch zo worden. Amerika klinkt wel ver weg en exotisch. Maar als je daar eenmaal zit, zul jij heel veel en heel saai moeten studeren met allemaal dikke boeken achter een bureautje en zul je je diensten draaien in een ziekenhuis en lange dagen en soms ook nachten maken. Saai vriendje dus. Terwijl ik over de hele wereld ga en ook wel hard zal werken maar tegelijk een zwierig leven leid. Kun jij daar dan wel tegen, lieve jongen, of word je nu al ontzettend jaloers op me?’
‘Het is allemaal erg vroeg,’ zei hij, ‘maar ik vind je nu al zwierig. En ik wil jou niet anders dan je bent. En we hebben het er nog niet eens over gehad of we nu een stel zijn. Zijn we dat, Rosanne?’
Ze hoefde niet lang na te denken.
‘Ik ga geen koffiedik kijken.’ zei ze, ‘Maar zoals we hier zitten zijn we een stel! Dus ja! En we hebben getuigen. En dat je saai zou zijn was maar een misselijk grapje van me. Iedereen hier weet verder dat ik niet op jouw honderdvijftig miljoen ben afgekomen, John Carpenter! Want ik wist niet dat ze er waren, en jij ook niet. Ik hoef ze ook niet. Als je ze allemaal weggeeft voel ik me nog net zo rijk. Met jou.’
Ze keek in de rondte.
Enzo schraapte weer zijn keel.
‘Kinderen, als dit geen zaken zijn,’ zei Enzo, ‘dan weet ik het ook niet meer. Dit zijn de echte hartezaken. En die blijken altijd weer de belangrijkste. Maar het is wel fijn als je je hart ook kunt volgen, Gianni en daarvoor moet je plannen kunnen maken. En een beetje geld kan daarbij best behulpzaam zijn. Toch blijft het gaan om de plannen. Dat hebben wij ook gedaan, mijn broer en ik. Daardoor zijn we hier naartoe gekomen. En we hebben jou, mio carissimo Gianni, daardoor in ons midden gekregen. Ik denk niet dat jij beseft hoe rijk we ons daardoor voelen.’
John was ontroerd.
‘Toch wel, oom. Niet precies natuurlijk, maar ik voel dat er rijkdom is die geen prijs heeft is en nu u het zegt, die zal dus wel met het hart te maken hebben. Ik hoop dat al die materiële rijkdom geen akelig mens van me zal maken . Ik wil jullie allemaal waardig blijven.’
‘Je hebt nu toch je zeemeermin?’ zei Maurizio, ‘Die waakt wel over je! Onze vrouwen roepen ons ook tot de orde als dat nodig is. Hè Enzo, laatst nog, hè? Toen jouw Gina….’
‘Hé, hé, hé!’ protesteerde zijn broer, ‘Geen duistere Italiaanse familiegeheimen verklappen hè? Ik ga toch ook niet vertellen hoe Anna jou laatst…’
Hij rolde dreigend met zijn ogen. En hij richtte zich ineens tot Rosanne.
‘Je hebt eigen plannen. Dat is goed. Dat vermoedde ik al. En wil je die hier verwezenlijken of kan het ook ergens anders zijn?’
‘Oh, u bedoelt bijvoorbeeld in de USA?’ vroeg zij.
‘Ja, slimmerd, je hebt me alweer door. Je zou nu al goed kunnen interviewen, denk ik. Maar wil je mijn vraag beantwoorden? Als je wilt natuurlijk.’
‘Enzo, ja, natuurlijk zou dat kunnen! Wat ik wil gaan doen heeft met de hele wereld te maken. Dus ja, het kan overal. En Amerikaanse journalistiek is, voorzover ik dat weet, een harde leerschool, maar is ook erg goed en direct. Het speelt een grote rol in de USA. Als ik zoiets ga doen, dan wil ik dat met beurzen, met scholarships gaan doen. Vanwege het geld. Maar ook omdat scholarships behalve geld uit contacten bestaan en uit goodwill. Dat laatste heb ik van mijn vader geleerd.’ voegde ze eraan toe.
Ze wilde niet al te wijsneuzig overkomen maar het klopte ook. Ze had hierover al vaker met haar vader gesproken.
‘En of het uiteindelijk journalistiek wordt weet ik natuurlijk niet,’ besloot ze, ‘maar het is een goed startpunt, denk ik. Mijn start om de wereld in te gaan.’
‘Dus dan heb je de wereld aan je voeten liggen?’ vroeg Maurizio haar.
‘Nee.’ antwoordde ze, ‘ Niet zo. Het is andersom. Ik lig dan aan de voeten van de wereld. Zo is het meer. A matter of duty.’
Maurizio was even stil en wendde zich toen tot John.
‘Weet je nog gisteren? Ik vroeg je hoe zij heette. Jij zei haar naam. Ik riep toen uit: giustizia celeste, hemelse gerechtigheid. Weet je dat nog Gianni? En dat jij me vroeg of haar naam dat betekende?’
‘Ja oom, en u zei dat dat niet zo was en dat het veel meer was. Ik weet het nog omdat ik er helemaal niets van begreep.’
‘Begrijp je het nu wel, Gianni?’
John dacht na.
‘Niet met mijn hoofd oom. Nog steeds niet eigenlijk. Maar ik geloof wel met mijn hart. Een beetje.’
‘Dat is mooi, jongen. Dat is al een begin. Zie je? Een goede vrouw. Dat is giustizia celeste. Je oom Maurizio heeft je dat dus gezegd. Ooit. Toen je jong was.’
‘Hè? Toen ik… O, ik snap wat u bedoelt! Dank u wel,oom.’
‘Niet vergeten hè? Nooit.’
‘Nee, oom.’
‘Je bent een fijne jongen. En je hebt een fijn meisje. Zeg Enzo, kijk eens naar onze Gianni. Hij is helemaal verpletterd door alle rijkdom. Die van de harten, en van de liefde van dit meisje en die van hemzelf voor haar, en van wel drie ooms. En als toetje honderdnegentig miljoen Canadese dollars. Zijn we klaar voor vandaag?’
‘Ja.’ zei Enzo, ‘Volgens mij wel. Bovendien hadden we Trisha gevraagd nog even ijs voor ons te halen. Ik keek net uit het raam en zag haar al naar ons wenken. Niet laten smelten, zou ik zeggen. Afkomstig van Antonio. Zes smaken. Omdat we met zoveel zijn. Hebben jullie na al deze opwinding nog plek in de maag voor ijs?’
Ze knikten allemaal. Dat hadden ze.
‘Nou, dan snel maar weer terug aan tafel!’
En zo zaten ze even later allemaal buiten ijs te eten. In totaal nog steeds ongeveer twintig personen. Daarna kwam een Zuid Europese diepe loomheid over iedereen, alsof de siësta zelf naar Nederland was gewandeld. Alle mensen van het botenhuis eraan moesten geloven. Maar het kon ook zijn dat zij het toch meer zelf waren en de siësta met zich mee meegesmokkeld hadden uit het zuiden. Of dat het vandaag allemaal gewoon erg veel was geweest.
Rosanne kreeg één van de telefoons in de hand gedrukt om naar huis te bellen. Ze deed summier verslag van de bewogen dag en zei dat ze vandaag waarschijnlijk niets meer kon eten. Ze had haar mama aan de lijn. Mama vroeg of ze het fijn had en of ze opgehaald wilde worden.
‘Heel graag, mam. Maar nu nog niet.’ zei ze, ‘Het is nog zo mooi en zo zomers hier.’
‘Heb je het goed?’ vroeg haar moeder.
‘O mam, als je eens wist!’
‘Lief kind van me,’ zei haar moeder,’ik ben ook meisje geweest, hoor. Je wilt zeker nog een nacht wegblijven?’
‘Nog een nachtje? Maar ik was vannacht toch thuis?’ zei haar dochter met gemaakte onschuld.
‘Jaja,’ zei haar moeder, ‘ik ken dat hoor, Roosje. Je was thuis. Heel eventjes. Maar ik heb jouw vriendje gezien. Als je wilt, is het prima.’
Maar haar dochter dacht daar toch anders over.
‘Nee mam, ik kom straks naar huis! Ik moet echt bijkomen en ik verlang ook naar jullie. Maar eerst ben ik nog bij mijn jongen. Zullen we dan zeggen zo tegen zonsondergang? Is dat goed?’
‘Oh wat mooi.’ zei haar moeder, ‘Niet zomaar een droge klokkentijd noemen. Zonsondergang. Wat ben je verliefd! Afgesproken. En waar? Hans haalt je wel op. Of we komen misschien wel allebei als dat goed is.’
Rosanne moest lachen.
‘John nog even op locatie bewonderen, mam? En nog net bij daglicht deze keer?’
‘Ja, je hebt me door. Maar dan niet suffig op straat een ijsje eten met z'n vieren. Ik ben ook niet gek hoor. Een beetje sfeervol. Maar ook niet stijfjes. Is het goed? Zeg, waar spreken we dan af?’
‘La Demi-Lune? Ken je dat?’
‘Wacht eens?’ zei haar moeder, ‘Ben je daar soms met hem geweest?’
‘Mam! Wat super irritant ben jij! Waarom weet jij altijd alles?’
'Gelukkig niet alles,’ lachte haar moeder, ‘maar wel genoeg. Goed dan: La Demi-Lune, zonsondergang. Op hun buitenterras. Bestel gerust wat. Voor jullie allebei. Tot over een paar uur dan.’
De geliefden waren bekaf van de gebeurtenissen. Ze kwamen Trisha tegen. Die zei dat ze van Hyacint moest zeggen dat het huisje er nog steeds voor ze was. Ze gingen er weer samen op Rosanne's fiets heen.
Het was als een zomers thuis voor ze. Na alle gesprekken en plannen waren ze stil maar ze zochten en vonden elkaar met hun lichamen die elkaar begrepen ook als het eigenlijke onbegrijpelijk was en je elkaar alleen kon vastpakken.
Ze vreeën en vielen in slaap. Ze werden weer wakker en de zee was al koeler maar zij zelf waren warm van elkaar. En toen het tijd geworden was lieten ze het huisje achter. Ze liepen met de fiets en tassen met spullen erin gepropt over de boulevard naar La Demi-Lune.
Op het terras dronken ze warme chocolademelk, want het was fris geworden. Rosanne's mama en papa verschenen. Haar mama streek even met haar hand langs de arm van John en glimlachte terwijl haar papa afstandelijker leek maar in werkelijkheid net zo zat te stralen als zijn dochter en zijn vrouw, en ja, ook als het vriendje van hun dochter.
En het vriendje van hun dochter kuste hun dochter en hielp mee haar fiets in de kofferbak van de auto leggen met het stuur een beetje zielig eruit bungelend. Hij zou dadelijk een lange wandeling over strand gaan maken, zei hij. Rosanne vroeg of ze aan haar ouders vertellen mocht over de bespreking van vanmiddag en John zei ja. En toen namen ze afscheid. En toen nog een keer. En een derde keer toen ze al in de auto zat, voorin, terwijl haar mama achterin was gaan zitten. En ze zag hem naar haar zwaaien en zijn gestalte kleiner worden terwijl de auto wegreed. Eenmaal om de bocht zuchtte ze diep. Ze zei tegen haar mama en papa dat ze lieve ouders had en dat ze hoopte op een erg saaie en rustige avond thuis.
Eenmaal thuis bedacht ze dat ze helemaal geen telefoonnummer van John had en ook geen adres. Maar het botenhuis zou wel in de gids staan. En wie weet zou hij ook bellen. Ze zat in de keuken aan tafel. En ineens kwam het. Het was iets nieuws dat ze nog niet kende. Het kwam vrijwel direct en was heel lichamelijk. Het missen en het verlangen. Bijna alsof ze ongesteld was, maar toch weer anders en dus toch niet helemaal lichamelijk. Het zeurde en trok in haar. Maar ze was tegelijk zo moe van alles, dat de saaie avond vanzelf over haar heen kwam en haar te hulp schoot. Ze was helemaal op.
Haar moeder maakte het bad voor haar klaar. Heel even stak ze nog haar hoofd om de deur om te kijken of haar dochtertje niet in de badkuip ingeslapen was, Maar de dochter des huizes was nog wakker. Ze liep even later langzaam en slepend met een handdoek om haar haren gewikkeld in een fris gewassen nachthemd naar boven in de richting van haar kamer op de tweede verdieping van het grote huis.
Terwijl ze de trap op liep dacht ze eraan hoe ze vroeger als klein kind door haar vader de trappen van het huis op werd gedragen en in haar bedje gelegd. Hoe ze het er soms expres om deed. Met een doorzichtig smoesje uit haar bed glippen en op blote voetjes alle trappen af trippelen en daar verschijnen, terwijl haar ouders vaak met bezoek zaten. Haar vader zei altijd iets liefs tegen haar en legde de uit dat hij nu eerst zijn dochtertje weer naar haar bedje moest brengen. En dan ging het weer alle trappen op. Zij nu in zijn armen. En daar ging het om. Maar nu was ze groot geworden. En hij kon haar al lang niet meer dragen.
Ze sloot haar ogen.
Ze ziet de zee en de zon. Ze ziet John en ze zwemmen samen.
Ze was ingeslapen.



