Ze liepen door het hek het terrein van het botenhuis op. Mama Gina kwam hen tegemoet.
‘Gianni, daar ben je! Wat zie je er gelukkig uit. Is dit je meisje?’
‘Dag mevrouw.’ zei Rosanne en zei haar naam.
Ze keek mama Gina nieuwsgierig aan. Mama Gina keek net zo nieuwsgierig terug. De Italiaanse was lang en rijzig. Ze was gebruind en verweerd in haar gezicht, door een leven lang aan zee met wind en intensief licht. Haar lange zwarte haren waren praktisch en kunstig tegelijk opgerold tot een sierlijk bouwwerk boven op haar hoofd, dat met houten pennen was vastgezet. Eronder vandaan speelden opwaaiende haren die ze telkens achter haar oren verstopte als de wind met ze speelde. Ze had een expressief gezicht met zeer grote, donkere ogen, die het meisje onderzoekend aankeken.
‘Dus jij bent de zeemeermin?’ vroeg ze haar, maar haar ogen lachten ondertussen al speels.
‘Oh, da’s waar,’ knikte Rosanne, ‘John had me al verteld dat jullie hier alles van ons, en ook van mij weet.’
‘Hartje, je bent heel welkom hier. Ik wilde je niet verlegen maken. Fijn dat je er bent. Mag ik je even heel goed bekijken?’
‘Doet u maar hoor, mevrouw. John heeft me al verteld dat u hier allemaal heel speciaal voor hem bent. Dan begrijp ik dat een meisje dat hij meebrengt even flink aan de tand gevoeld moet worden. Nou, hier ben ik. En ik heb al mijn tanden nog.’
Ze giechelde en liet daarmee tegelijk haar gebit zien. De vrouw moest ook lachen.
‘Zeg alsjeblieft je? We zijn hier niet in Italië. En je mag me mama Gina noemen. Want dat doen ze allemaal hier. Zelfs de postbode en de boekhouder.’
Mama Gina keek het meisje nog eens aan met haar onderzoekende blik en knikte toen.
‘Je bent mooi.’ zei ze. ‘Maar dat is niets bijzonders. Want je bent een jong meisje dat een vrouw aan het worden is. Of nee! Zojuist vrouw geworden bènt!’ verbeterde ze ze zichzelf.
Ze bleek dus over datzelfde geheime zintuig te beschikken als Rosanne's’ eigen moeder die de grote metamorfose bij haar dochter ook meteen gezien had.
Wat zien ze dan eigenlijk? Zou ik dat later ook kunnen? vroeg ze zich af.
De Italiaanse was ondertussen verder gegaan met praten.
‘Maar je hebt ook een goed hart. Dat zie ik, door hoe je naar me kijkt en vooral hoe jij naar Gianni kijkt. En heb jij lieve ouders, Rosana?’
‘Heel lieve ouders, mama Gina. Maar niet zoetig. Echt.’
‘Ja, zie je? Dat dacht ik wel. Zeg John, ga jij eens even tegen je ooms zeggen dat jullie er zijn? En Rosana, loop je met me mee naar binnen? Kom bij mij in de keuken en kijk alvast wat er straks op tafel komt. We hebben op je gewacht en we hebben er vandaag wat moois van gemaakt. Kom je mee?’
Het kleedde zich in als vraag. Maar ze begrepen allebei de boodschap. John werd weggestuurd zodat mama Gina even alleen met Rosanne kon zijn. De vrouw en het meisje liepen samen naar binnen.
Het woonhuis was van buiten een gewoon bakstenen Hollands huis. Maar binnen ademde het de Zuid-Europese afkomst van zijn bewoners. De muren waren grof wit gepleisterd. De vloeren waren betegeld met gestileerde, bloemige patronen. Er waren hoge tegelkachels in een aantal van de vertrekken waar ze in een flink tempo doorheen liepen, om tenslotte bij een immens grote en lichte keuken uit te komen, die zich aan de achterzijde van het huis bevond, met bovenlichten en wijd openstaande deuren die weer toegang gaven tot het grote terrein van het botenhuis. Het vertrek was vol met mensen. Door een aantal vrouwen werd druk gekookt, groenten gesneden en verse pasta gemaakt, terwijl op het enorme fornuis in het midden van de keuken diverse hoge pannen stonden te pruttelen. Het rook er heerlijk. Op snijplanken lagen bosjes kruiden met messen ernaast. Er stond een reusachtige mand met verse tomaten. Rond de keukentafel zaten en dartelden een stuk of acht kinderen in de leeftijd van peuters, kleuters en schoolkinderen. Op tafel stond een grote pan pap. De kindergezichten vertoonden nog de sporen van deze net gegeten maaltijd, terwijl op het fornuis de volgende alweer in voorbereiding was. De kinderen waren met elkaar aan het spelen, ruzie maken, ruzies bijleggen, kietelen, lezen, tekenen, onder de tafel door kruipen en aan elkaars benen trekken, terwijl ze een mengelmoes spraken, of beter gezegd schreeuwden, van perfect Nederlands en vlug, temperamentvol, en waarschijnlijk even perfect Italiaans.
Mama Gina klapte in haar handen. De kinderen gingen meteen op een rijtje staan. Kennelijk had zij de wind er flink onder. Ze legde Rosanne uit dat het niet allemaal haar eigen kinderen waren, maar ook die van Mama Ana. En dus van de beide ooms Enzo en Maurizio. In hoog tempo werden ze allemaal aan Rosanne voorgesteld. Ze kreeg vormelijke maar ook erg kleverige warme handjes van achtereenvolgens Silvio, Umberto, Paola, Francesca, Gino, Diana, Rosetta, Marco en Diòtima. Rosanne probeerde hun namen in zich op te nemen, met hun klankkleuren en de gezichten van de kinderen. mMaar ze kon ze niet onthouden omdat het daarvoor allemaal veel te rap ging. In haar ziel ontstond daardoor een soort levendig kleurig waas van gezichten en Italiaanse klanken dat zich vermengde tot een soort groepstafereel van de twee families. De kinderen gingen weer terug om de tafel en vervolgden waar ze mee bezig waren.
Aan de muren hingen ingelijste foto’s van kinderen en van andere, nogal gewichtig uitziende mensen. Ergens op een schapje apart stond een geschilderd portretje van een jongetje, dat ernstig keek en waarvoor een kaarsje brandde. Het portretje trok haar aandacht.
‘Wie is dit jongetje? En wie heeft het geschilderd?’ vroeg ze aan Mama Gina.
‘Carissima mia, je hebt heel goede ogen! Enzo, mijn man, kan een beetje schilderen. Hij heeft het gemaakt. Het is het portretje van onze oudste zoon. Hij heet toevallig Gianni, net als je vriendje. Hij is… hij was,..Hij is eh..niet meer hier.
‘Mama Gina! Hoe oud is hij daar?’
‘Vier jaar.’ zei de vrouw. ‘Dat is nu elf jaar geleden. Het is van een foto geschilderd. De foto bestaat nog. Maar dit portretje vinden we allemaal veel mooier.’
‘Hij kijkt naar je.’ zei het meisje, ‘Het is zo geschilderd dat hij altijd naar je kijkt. Ik vind dat altijd heel geheimzinnig! Dat dat kan.’
‘Ja, hartje, dat doet hij.’ zei Gina, ‘En zo is het ook. Dat klopt helemaal. Dat doet Gianni in het echt ook. Ik bedoel mijn kleintje. Tenminste, daar op het schilderijtje is hij klein. Mijn kleine Gianni.’
Zonder dat het uitgesproken werd, begreep Rosanne dat dit jongetje niet meer in leven was. Maar ze had ook het gevoel dat ze er nu niet naar mocht vragen. Ze vroeg zich af of de vrouw de bedoeling had gehad haar dit portretje te laten zien. Maar als dat zo was had zij dat allemaal uiterst subtiel en heel indirect gedaan.
Er viel haar nog iets op. Ze zag het ineens, met een schok. Het jongetje deed haar heel in de verte aan John denken. Ze probeerde de gedachte van zich af te zetten. Maar ze keek weer en zag een gelijkenis. Iets in de blik waarmee het kind haar aankeek leek op de blik van John. Er waren ook heel veel verschillen. De haarkleur en de vorm van de ogen was uiterlijk anders, maar die blik….
Ze keek nauwgezet. Ze merkte dat de vrouw haar had gadegeslagen. Ze voelde dat ze op een bepaalde manier in vertrouwen was genomen zonder dat ze het precies duiden kon.
Ze besloot het er dan maar op te wagen en tegelijk subtiel te blijven.
‘Mist u uw Gianni heel erg?’ vroeg ze.
‘Elke dag!’ zei de vrouw.
‘Vindt u, oh sorry, vind je het raar als ik dit zeg. John kijkt ook een beetje zo.’
‘Ja, Rosana, dat is zo. Hij kijkt ook..en soms lijkt hij ook..’
Ze zweeg even. Ze drukte het meisje aan zich en kuste haar.
‘Weet je wat, ragazza? Je bent zo’n lieve schat.’ zei ze.
Rosanne zag dat haar ogen vochtig waren.
‘En nu,’ vervolgde de vrouw snel, ‘gaan we jouw lieve, onze grote Gianni zoeken, voordat mijn man hem weer van allerlei klusjes laat doen. Ik geef hier nog even wat aanwijzingen. Want vandaag hebben we een grote en ingewikkelde maaltijd. Ik heb trouwens nog hete espresso staan. Hou jij van koffie?’
‘Heel graag! Hoewel John en ik vanochtend al sloten koffie naar binnen hebben gewerkt.’
‘Ja, dat zal ook wel erg nodig zijn geweest!’
De vrouw keek ineens ondeugend. Het breekbare moment was voorbij.
‘Het straalt eraf bij jullie! Maar ik ga je niet uitvragen, hoor! Ik hoop gewoon dat jullie het fijn gehad hebben. Hier, kind, hier is je kopje. Ga even aan tafel zitten. Maar trek je niet al te veel van onze bambini aan.’
Maar dat deed Rosanne juist wel. Want ze hield erg van kinderen. Ze vond haar positie van de jongste zijn thuis, met al die bewoners die jaren ouder waren dan zijzelf, soms maar wát saai. In een mum van tijd was ze met een raadspelletje bezig dat ze snel verzonnen had en de kinderen deden mee. Ze kregen pret. Ze moesten van haar de Italiaanse woorden zeggen als ze aan het raden waren. Ze zei die dan na en de kinderen moesten erg lachen om haar onbeholpen uitspraak en verbeterden haar. Mama Gina was ondertussen klaar met haar instructies. Ze keek glimlachend en vertederd toe hoe het vriendinnetje van John in haar eigen, vrolijke kinderschaar werd opgenomen en zelf ook meteen weer een beetje kind werd.
Wat lief, dacht ze stilletjes, het meisje is nét vrouw geworden. Maar het kind is er ook nog, dicht onder de oppervlakte.
Ze zei Rosanne dat ze nu toch echt op zoek naar John moesten gaan omdat de maaltijd, de echte, “niet dat beetje pap op tafel” er snel aan zat te komen. Of Rosanne misschien alvast deze stapel met vijftien borden naar buiten kon dragen of anders tien als vijftien tegelijk haar te zwaar was. Uit het andere huis zouden de andere borden komen. Want er bleven vandaag erg veel mensen eten.
De dameskampioen armpje drukken had geen enkel probleem met zware stapels en greep de hoge, wiebelende toren van aardewerk. Enigszins balancerend liep ze naast Gina, die zelf tussen de vingers van haar twee handen vijftien wijnglazen tegelijk geklemd hield. In de zakken van haar schort deinden, metalig rammelend, bossen vorken, lepels en messen. En onder haar armen had ze een stapel katoenen geruite servetten geklemd.
Rosanne kon het zich heel goed voorstellen: hoe thuis John zich hier voelde, op een manier die in het stille huis van zijn eigen oom nooit mogelijk zou zijn. Ze had het zelf ook. Het was totaal anders dan bij haar eigen ouders, maar ze voelde zich hier direct helemaal aangenomen. Ze was erg benieuwd naar de andere mama en naar de beide broers.
Alsof de vrouwen over een geheime en woordeloze tamtam beschikten kwam, zodra ze buiten waren, vrijwel direct die andere mama uit het andere huis gelopen. Mama Anna, wist ze al van John.
Mama Anna was net zo klein en sierlijk, als haar schoonzus lang en rijzig was. Ze had een fijn getekend gezicht, met een paar verrassend blauwe ogen die het meisje toeflitsten, en een wilskrachtige kin. Ze nam ogenblikkelijk het bovenste deel van de bordentoren uit Rosanne’s handen. Ze zei dat ze Anna heette en heel blij was dat John Rosanne had ontmoet.
‘Zoiets zie je gewoon, liefje.’ voegde ze eraan toe.
Gina en Anna wisselden een blik. Daarin scheen nog wat geheime uitwisseling plaats te vinden, want Anna herhaalde dat ze dit echt meende en niet zomaar voor de beleefdheid had gezegd. Dat het vandaag daarom een beetje feest was. Of eigenlijk heel erg. Want was het niet fantastisch dat het leven, naast alle moeilijkheden en pijn ook zoveel moois biedt? En wat is het toch fijn als je elkaars cadeautje kunt zijn!
Ze zag wel dat Rosanne hierdoor zeer ontroerd werd. Ze noemde haar een schatje, net als haar schoonzus daarnet. Ze zei dat ze hoopte dat Rosanne flink trek had. Want de keuken van Gina was maar één van de twee geweest. En in de hare stond op dit moment de traditionele minestronesoep te trekken, waren de salades al opgemaakt en waren ze druk bezig het toetje te maken. Ze kneep Rosanne even vrijmoedig in de arm en zei dat het meisje prachtige slanke bovenarmen had maar dat ze het wel had gehoord van dat armpje drukken.
‘Zo zie je maar weer, hoe men zich verkijkt op vrouwen! Morgen zal er wel wat meer spek op je armen zitten door al het eten. Of misschien gaat dat niet zo snel, omdat je nog heel jong bent. Als het nodig is zwem of fiets je het er wel weer af. Vandaag moet met z’n allen vooral flink gegeten en gedronken worden en vooral gevierd, lieverdje. Daar gaat het om!’
Ze dribbelde met haar kleine energieke pasjes en in haar handen de van Rosanne overgenomen stapel borden over het terrein in de richting van de lange tafels die stonden opgesteld. Met parasols, want de zon scheen al fel. Ze keek ondertussen over haar schouder naar het meisje dat met haar meeliep.
‘De meeste van mijn kinderen heb je al ontmoet.’ zei ze, ’Want ze zaten allemaal in de keuken bij Gina. Je bent natuurlijk al hun namen vergeten. Maar dat hindert niet. Ik noem ze ook wel eens bij verkeerde namen. Gek hè? Mijn eigen moeder verhaspelde soms ook namen en ik snapte dat toen nooit. Want ze kende ons heel goed en ze is tot op de dag van vandaag volkomen helder. En ik doe het nu hetzelfde. Misschien is het omdat ik van allemaal even veel hou. Ik weet het niet. Heb je mijn moeder al ontmoet? Onze Nonna? Nee? Ik stel je straks wel aan haar voor. Ze ziet er ontzettend streng uit. Maar ze is een schat. Laat je niet om de tuin leiden door haar strakke haren en blik en verover haar meteen. Dat zal jou wel lukken denk ik. Ro… eh Rosana toch?’
Het meisje knikte. De Italiaanse versie van haar naam beviel haar goed. Rosana. Dus zo heette zij hier. Ze dagdroomde van John en haarzelf onder een strakblauwe Italiaanse hemel en hoe iedereen ze heel gewoon Gianni e Rosana zouden noemen. Toch had de naam John, in al zijn éénlettergrepige simpelheid, voor haar nog iets anders. Iets onuitsprekelijk directs.
Ze voelde tijdens zijn korte afwezigheid hoe iets in haar verder gegroeid was, in die heel korte tijd. Het maakte dat ze wist zonder er bij na te hoeven denken dat ze van hem hield. Hoezeer ze het allebei ook luchtig hadden willen houden en dat ook tegen elkaar gezegd hadden, ze wist diep in haar hart dat John erin was gaan wonen. En dat zij in het zijne woonde.
Ze liepen langs de ingang van een grote loods waar op potsierlijke manier een soort kantoorgebouwtje aan vastgeplakt zat. Alsof de architect was vergeten dat elk bedrijf een brein nodig heeft en het op het laatste moment er maar eentje aan toegevoegd had waardoor het op de kop van een grote schildpad leek. Of waarschijnlijk was hier nooit een architect aan te pas gekomen. Misschien, fantaseerde Rosanne, hadden ze tijdens het bouwen ineens gedacht: Oeps, vergeten. Een kantoortje, dat is waar ook.
Binnen klonken mannenstemmen. Er werd Italiaans en Nederlands door elkaar gesproken. Rosanne herkende de stem van John. Ook John sprak af en toe levendig Italiaans.
Anna wees op de openstaande deur van het malle, aangeplakte gebouwtje.
‘Loop maar gauw naar binnen.’ zei ze. ‘Ze zijn ontzettend benieuwd naar je. Maar wij vrouwen mochten lekker eerst. Weet je wat? Ik ga wel even met je mee. Het hol van de leeuw in.’
Ze kwamen in het kantoortje, waar het tegelijk heel rommelig en heel schoon was. Rosanne was de statige werkkamer van haar vader en het kleurige atelier van haar moeder gewend. Het was hier totaal anders. Er hing een grote plafondventilator die langzaam en statig draaide en geen andere functie leek te hebben dan er gewoon te zijn. In het midden stond een enorm stalen, foeilelijk bureau Het was bezaaid met papieren, dossiers, en bureaubenodigdheden als perforators, stempels, molens met kaarten, rollen postzegels, bakjes met pennen en potloden. Er stonden twee ouderwetse hoge schrijfmachines. Op het bureau huisden schots en scheef vier telefoons met krulsnoeren, die deels in elkaar verward waren. Er hing een onbestemde, donkere walm van sigaretten- en sigarenrook vermengd met zweet, after shave, pepermunt, koffie en nog een heleboel ondefinieerbare geuren, die met het bedrijf zelf te maken zouden kunnen hebben of ook met de eigenaren, en die met elkaar gemeen hadden dat ze allemaal onder de categorie zwaar konden worden ondergebracht. Tussen de asbakken met peuken op tafel en op kleine tafeltjes langs grote fauteuils stonden karaffen met onduidelijke inhoud. Waterkannen, glazen, en hier en daar in vaasjes wat verschrikte bloemen, die zich hier duidelijk niet op hun gemak voelden. Langs de wanden stalen kasten met rijen ordners. Aan de muren fotoportretten van over het algemeen vrij imposant ogende heren en groepsfoto’s met veel mannen erop, naast opgeprikte landkaarten van de streek, van de badplaats, daarin spelden met gekleurde bolletjes geprikt, post-it velletjes die zowel op de kaart als aan de randen bungelden. Ook een doorleefde landkaart van Italië waarop met potlood van alles bij gekriebeld was. En waarschijnlijk uit beleefdheid een landkaart van Nederland, want die was in vergelijking verregaand maagdelijk gebleven.
Op de één of andere manier slaagde Rosanne erin al deze details in zich op te nemen terwijl uit een houten halfronde krakende bureaustoel een kleine maar zwaargebouwde man opstond en op haar afliep, terwijl Anna kort groette en haar met de bewoners van het vertrek alleen liet.
‘Jij bent zeemeermin Rosana.’ stelde de man feitelijk vast op een toon die duidelijk maakte dat je dit niet moest tegenspreken.
De man stak zijn hand uit, met de palm net iets naar boven gericht zodat de uitdrukking vragend en niet indringend was. Hij bleef op een afstandje van haar staan die precies het midden hield tussen veraf en dichtbij en keek met zijn donkere ogen in de hare. De blik klonk in de hare vast, maar niet langer dan anderhalve seconde, wat best lang leek, maar ook weer niet té lang.
Rosanne ging op zijn woordeloze uitnodiging in. Ze drukten elkaars hand. Ze had half verwacht dat de Italiaan een handkus zou geven maar hij bleef vormelijk en noordelijk. De hand was stevig en warm. En brandschoon, zag ze. De hand liet haar meteen weer los en de blik was er weer, heel even. Ze was danig onder de indruk.
‘Ik ben Enzo.’ zei de man. Hij had een diepe, en wat hese stem. Hij wees naar de tafel waar een andere man zat die op hem leek, maar langer en slanker was. ‘En dit is mijn broer Maurizio.’
De andere man knikte haar toe. De verhoudingen waren meteen duidelijk. Enzo was de baas. Er waren nog een aantal mannen in het vertrek aanwezig, maar die werden niet aan haar voorgesteld. Tussen hen in zat John, die niets zei, maar in een onbewaakt moment naar haar knipoogde. En daar moest ze om glimlachen.
‘Zozo,’ zei Enzo, ‘Nou, daar ben je dan. Jij bent dus Rosana.’
Hij knikte peinzend. Zijn hand ging ondertussen naar een sigarettendoos. Hij pakte er één uit, maar bedacht zich en legde de sigaret weer terug.
‘Ik heb een vraag voor je, Rosana, begon hij.
Nu komt het meteen, dacht het meisje, het examen is begonnen.
‘Zie je?’ ging de man verder, ‘Gianni daar. Wij zijn een beetje ooms en tantes voor hem. Dat heeft hij je wel verteld, denk ik. We hebben hem gisteren een beetje opgedoft voor je. Want hij zei dat hij je uit eten gevraagd had. Wat ik wil weten is dit. Is dat een beetje gelukt? Zag hij er wel netjes uit?’
Weer een indringende blik, alsof het om iets heel belangrijks ging. De toekomst van het land of iets dergelijks. Maar Rosanne had de blik gelezen en genegenheid welde onweerstaanbaar in haar op. En opluchting, als ze eerlijk was,
‘Oh! Eh.. meneer? Of signor? Meneer Enzo? Is dat goed?’
Weer een knikje, met iets van een glimlach, waardoor Rosanne ineens merkte dat de man zich enorm zat in te houden. Ze vervolgde:
‘Meneer Enzo en…. meneer Maurizio toch? Ja! Het antwoord is: ja. Het is meer dan dat. Veel meer. Maar hij zag er inderdaad netjes uit. Piekfijn!’
De mannen draaiden zich nu naar John. Enzo nam weer het woord.
‘Gianni, hoor je dat? De dame hier zegt dat je er netjes uitzag. Jongen, zie je nou wel? Het kan dus echt! En het is gelukt. En zelfs meer dan dat. Dat heeft zij net gezegd. Dat is mooi. Dat is heel mooi. Dit is een pak van mijn hart.’
Enzo wendde zich weer tot haar.
‘En was verder alles ook goed, signorina? Het gaat ons natuurlijk niets aan. Maar we kennen Gianni al heel lang en zijn erg op hem gesteld.’
Rosanne voelde dat dit pas de examenvraag was. En ze wist voldoende over hen om te aanvaarden dat het ze wél iets aanging. Dat ze dat verdienden. Ze dacht even na. Het antwoord kwam als vanzelf.
‘Hoe het voor Gianni is gegaan, moet u hem maar zelf vragen, meneer. Ik kan alleen voor mijzelf spreken. En dan zeg ik dat ik met een ontzettend lieve jongen, die ook een fijne man bleek te zijn, ben uitgeweest! En meer ga ik er in mijn eentje niet over zeggen. Dat zou ongepast zijn. Dat zouden wij dan samen moeten doen. Gianni en ik samen, als u mij begrijpt tenminste.’
‘Gianni en u samen..’ herhaalde Enzo ineens formeel, maar zijn gezicht klaarde op en hij breidde zijn armen uit.
‘Gianni en u samen!’ riep hij uit. ‘Si, si! Zeg, Gianni! Sta jij eens even op! En kom hier!’
John stond op, met een grote grijnslach op zijn gezicht.
‘Ik zei het u toch al, oom?’ zei hij vrolijk. ‘Maar u wilde mij maar niet geloven! Waarom toch al dat getwijfel? Waarom dat vreselijke wantrouwen? Maar nu is zij hier! Nu ziet het u toch zelf? Maar waarom, oom, gaat u nu ineens u tegen haar zeggen? Vertrouwt u haar toch nog niet?’
Een warme, hese lach vanuit de keel van de man.
‘Kom, kom, jongen.’ mompelde Enzo, ‘Ik twijfelde, maar dat was alleen voor de vorm. Omdat dat zo hoort, weet je? En omdat ik haar moest zien. En nu wil ik jullie nog even samen zien. Als dat tenminste mag. Toe, kom hier! Naast elkaar gaan staan. En niet konkelefoezen. En even je ooms recht aankijken!’
‘Goed hoor!’ giechelde Rosanne, terwijl ze Johns hand pakte, op goed geluk aannemend dat dat hopelijk niet onder de kennelijk verboden categorie konkelefoezen zou vallen, wat dat ook precies mocht inhouden.
‘Nou, hier zijn we dus. Bedankt trouwens voor jullie uitnodiging, meneren! John had me al gewaarschuwd dat we van tevoren niet veel mochten ontbijten. Dus dat hebben we niet gedaan. En nu kijken wij u samen recht aan. Omdat u daarom zo netjes hebt gevraagd. Jij ook John. Je moet echt héél recht kijken, hoor!’
Ze deden hun uiterste best. Er had zó een negentiende eeuwse foto in sepia van ze kunnen worden gemaakt. Zo recht keken ze. Maar het ijs was gebroken. Enzo begon breed te lachen.
‘Rosana, welkom!’ riep hij. ‘En ik ben ook erg blij te zien dat je toch geen zeemeermin bent. Ik zei al tegen Gianni dat hij zich vergiste. Of dat je misschien wel een grapje tegen hem had gemaakt. Ik heb niets tegen zeemeerminnen hoor, maar aan land heb je je voeten nodig. En jij staat met beide benen op de grond.’
‘Heeft u het verhaal dan gehoord?’ vroeg ze.
‘In geuren en kleuren.’ zei Maurizio.
‘Mooi. Zeg, ben ik dan nu door het examen heen?’ vroeg Rosanne.
De mannen schaterlachten. De andere mannen in het vertrek lachten luidkeels mee met hun chefs, zoals dat hoort.
‘Die is goed!’ zei Enzo vrolijk, ‘Je bent pienter. Ja, je bent er door. Nu iets anders. Mag je al een heel klein beetje drank van je ouders, ragazza? Of vinden ze je daarvoor nog te jong?’
‘Ik mag af en toe een klein beetje.’ zei ze, ‘We houden thuis heel erg maat. Maar soms mag het.’
Enzo gaf een teken aan zijn broer.
‘We hebben hier gelukkig heel kleine glaasjes,’ zei Maurizio, ‘omdat er weleens wat beklonken moet worden maar we daarna ook weer gewoon verder moeten werken.’
Hij opende een klaplaatje in een van de kasten en haalde er een karaf uit met een aantal kristallen glaasjes die inderdaad minuscuul waren.
‘Gianni, inschenken dan maar. Onze goede grappa. Sterk spul hoor! Ken je het, Rosana?’
‘Ik weet wat het is, meneer Maurizio. Het is heel sterk!’
John schonk al glaasjes in.
‘Vol schenken, oom?’ vroeg hij.
‘Gianni! Ben je gek? Veel te vroeg! Er komt nog een hele maaltijd! Een bodempje! Alleen voor de vorm. En niet verder vertellen, hè? Ik bedoel niet verklappen dat het maar een bodempje was.’
John schonk aandachtig acht bodempjes in acht glaasjes. Ze gingen allemaal staan.
‘Kinderen,’ zei Enzo, die nu weer de leiding nam. ‘Het is duidelijk waarop er gedronken gaat worden. Op het belangrijkste. Maar ik zal het toch even zeggen. Op de liefde!’
‘Op de liefde!’ zeiden ze hem na.
‘Huh, wat zeggen jullie?’ vroeg Enzo en bracht een hand aan zijn oor, ‘Ik kan er haast niets van verstaan. Iets met grieven? Brieven? Kunnen jullie niet wat harder? Zijn jullie moe of zo? Of ziek? Moet ik de dokter even bellen?’
Onweerstaanbare pretogen.
‘OP DE LIEFDE!’ brulden ze nu allemaal uit alle macht.
De glaasjes werden met één teug geleegd. Het was inderdaad verschrikkelijk sterk spul.
‘Dan zal het nu wel tijd zijn om aan tafel te gaan,’ meende Enzo. ‘Zeg, Gianni, wil jij even gaan informeren bij je tantes of we al mogen gaan zitten?’
John ging behulpzaam om zijn vermoedelijk overbodige boodschap en nu waren ze met Rosanne alleen. Dat was de bedoeling ook, begreep ze direct. Zelfde truc dus als daarnet bij mama Gina.
‘Rosana, heb je lieve ouders?’ vroeg Enzo haar.
Op de een of andere manier wilde iedereen dat van haar weten vandaag.
‘Ontzettend lieve ouders.’ antwoordde zij.
‘Dat dacht ik al.’ antwoordde hij langzaam en bedachtzaam, ‘Gianni niet. Heeft hij je dat verteld? Dat zijn ouders kwijtgeraakt zijn?’
‘Ja, dat heeft hij me verteld.’
‘Nu zie je, lief kind, het lot heeft hem naar ons toegestuurd. Wij zijn niet zijn ouders en zullen dat ook nooit zijn. Maar we doen wat we kunnen. En we houden heel veel van hem, zie je. Ik kan het ook niet helpen maar….. maar…. het is zo.’
Bij Rosanne kwamen nu onmiddellijk de tranen.
‘Ja.’ zei ze, ineens heel kleintjes. ‘Ik zie dat bij jullie. Het is zo. Misschien zie ik dat omdat ik zelf van hem houd. Hoewel ik niet erg recht van spreken heb, vind ik. Want ik ken hem nog maar net. En u kent hem al zo lang.’
Ze zag dat de man ook ontroerd werd.
‘Je bent dus echt een lieverd.’ zei deze. ‘Ik wilde je dit vertellen maar niet waar Gianni bij was. Maar zo ligt het bij ons.’
Hij vouwde zijn armen achter zijn hoofd en keek peinzend door het raam naar buiten. Hij was een man van het hart. Wat het meisje daarnet rechtuit en tegelijk bescheiden had gezegd over haar prille liefde en zijn eigen lange liefde voor de jongen maakte dat Rosanne definitief bij hem binnen was. Ze was wat hem betreft famiglia als het om John ging. Maar niet pushen, dacht hij bij zichzelf, ze zijn jong en hebben hun vrijheid nodig. Dus niet zeggen.
Er werd zacht op de deur geklopt. Een meisje trad binnen. Tot haar verbazing zag Rosanne dat het Trisha was.
‘Trisha! Jij hier?’ riep Rosanne verbaasd uit.
Het was eruit voor ze het wist. Trisha glimlachte naar iedereen die in het vertrek zat.
‘Dag meneer Enzo,’ zei Trisha, ‘zoals afgesproken help ik vandaag met de bediening. Dag Rosanne. Ik dacht wel dat ik je hier zou aantreffen. Meneer Enzo, ik kwam u zeggen dat de maaltijd zo ongeveer klaar is en dat u allemaal aan tafel kunt.’
‘O, dank je wel.’ zei Enzo, en tegen Rosanne:
‘Je kent Trisha? Ze helpt wel eens hier. Ze is uit het dorp, weet je?’
‘Ja, ik ken haar.’ zei Rosanne.
‘We kennen elkaar van school,’ zei Trisha, ‘Vandaar. Ik kwam John trouwens net tegen toen ik hierheen liep. Rosanne, alles goed met jullie? Daar zie je wel naar uit!’
Rosanne knikte.
‘O fijn!’
‘We hadden hem gestuurd om te vragen of we al moesten komen voor het eten.’ zei Enzo, ‘We wisten niet dat jij al onderweg was. Maar het kwam goed uit want eigenlijk ging het ons erom dat ik zijn meisje iets over onze lieve Gianni wilde vertellen waar hij niet bij was.’
‘Natuurlijk, meneer Enzo.’ zei Trisha, ‘Ik denk dat ik ook wel weet wat. Gianni boft maar met u beiden. U allebei ook met hem trouwens. En laat me je nog eens beter bekijken Rosanne. Ik zie het al. Je ziet er helemaal gelukkig uit. Wat? Nog meer dan gelukkig zeg je? Dat is goed, hartje, dat is heel goed. Het is je zó aan te zien! Maar ik moet nu snel verder, naar de keuken. Ze zullen zich afvragen waar ik toch blijf. En zal ik na afloop van de maaltijd weer vier espresso’s brengen hier naar het kantoor, voor u, meneer Enzo en voor u, meneer Maurizio? En voor Gianni? En voor jou, Rosanne?’
‘Goed dat je dat voostelt, Trisha!’ lachte Maurizio, ‘Je bent me d’r eentje. Waar je dat nou toch vandaan haalt? Dat was precies ons idee, toch, Enzo? Of laten we de geliefden vrij en los lopen?’
‘Dat doen ze daarna toch wel.’ bromde Enzo, ‘En Trisha heeft het goed. Eerst laten we ze even samen bij ons komen. Ik zat er nog over te aarzelen maar inmiddels is het me duidelijk. Rosanne? Is dat goed? Na het eten wil ik met jullie ergens over praten. Als je tenminste nog tijd hebt. Over tijd gesproken, weten jouw ouders eigenlijk wel waar je nu bent?’
‘Ik denk van wel, eh…’
‘Zeg nu maar Enzo, hè?’
‘… Enzo.’
‘Want anders kun je ze van hieruit bellen om te zeggen waar je uithangt.’ zei de man, ‘Zoals je ziet: telefoons genoeg hier.’
Hij wees op de zwarte kluwen snoeren.
‘Straks viermaal espresso dus. Dubbele denk ik. Zeg, ik moet nu echt naar de keuken!’ riep Trisha en holde weg door de deur.
Enzo keek Rosanne aan.
‘Ik wil jou nog wat zeggen. Omdat ik een Italiaanse man ben denken mensen altijd van alles over me. Dat ik heel ouderwets en traditioneel ben. Luister, ik ben helemaal niet bezig met verloving of zo, hoor. Ik heb namelijk geleerd het leven te vieren zoals het komt. En jij en Gianni hebben dat nu gedaan, denk ik.’
‘Ja. Dat hebben we.’
‘Mooi. Nou, dat vieren wij dus. Dat is genoeg reden.’
Wow! dacht Rosanne.
Op dat moment kwam John weer terug in het kantoortje.
‘Ik heb het ze gevraagd. Alles is klaar. Aan tafel! moest ik van ze zeggen.’
‘Dank je wel, Gianni.’ zei Enzo met een heimelijke knipoog naar de anderen, ‘We zaten hierover erg in spanning. Of het echt al zo ver was. Maar nu weten we het, gelukkig.’
‘Hoi lieve John.’ zei Rosanne, ‘Fijne ooms heb je. En ik heb trek!’
Ze stonden allemaal op en liepen naar buiten, om aan tafel te gaan.



