Mijn moeder zit in haar atelier op de eerste verdieping van ons huis. Ze kijkt door de grote ramen aan de voorkant haar dochtertje na hoe ze met haar vlugge sterke benen op de fiets de straat uitrijdt.
Mama zucht even.
Ze hadden bij de voordeur al afscheid genomen. Haar dochter had haar omhelsd. Ze had de warmte gevoeld van haar ledematen vol van energie en plezier in het leven. Ze was in het huis naar boven gelopen om met haar schilderij verder te gaan maar was nog even in de stoel voor het raam gaan zitten. Rosanne en zij hadden een stilzwijgend afgesproken teken: als haar dochter het tuinhekje door was en op de fiets zat, zwaaiden ze nog even naar elkaar en kreeg ze een kushandje van haar jongste. Zo ging het ook nu weer.
Het meisje is al bijna de straat uit. Janine kan haar vanuit het raam nog een hele tijd zien terwijl ze in de richting van de zee fietst. Haar lichtblauwe spijkerbroek en haar witte T shirt zijn helder tussen het groen van de bladeren, de donkere stammen en het rood van de straatklinkers. Rosanne rijdt op haar lila metallic racefiets die ze van haar vader heeft gekregen toen ze een tijdje lang verdrietig was door iets op school en Hans besloot dat er een cadeautje voor zijn dochter moest komen. Niet vanwege een gelegenheid of omdat ze jarig was, maar zomaar. Dat was voor hem gelegenheid genoeg, maar de echte beweegreden, dat hij vond dat ze ondersteuning nodig had, vertelde hij niet aan zijn dochter. Hans was goed in dit soort dingen.
Rosanne leek op hem. Allereerst omdat ze lang was, net als Hans, en ook omdat haar haren rossig waren. Die van Hans waren dat vroeger ook geweest toen ze hem had leren kennen. Maar ook innerlijk was er gelijkenis. Ze was muzikaal en intelligent. En vader en dochter konden over dingen in gesprek zijn waarover Janine, als ze eerlijk was met zichzelf, moest bekennen dat ze niet altijd kon volgen waarover die twee het allemaal hadden. En toch leek haar jongste dochter toch het meest op haarzelf, vond ze. De muziek had ze van haar vader geërfd en ook zijn welbespraaktheid. Maar ze was veel kunstzinniger. Meer zoals zij zelf was. Hans had het er weleens moeilijk mee, dat zijn dochter beter en artistieker speelde dan hijzelf. Hans heeft aanleg voor jaloezie, dacht ze, maar ze wist waar het vandaan kwam. Hans was veel te eenzaam opgegroeid voor de mensenmens die hij eigenlijk was en die hij, ondanks zijn eenzaamheid als kind, uiteindelijk toch was geworden.
Soms werd ze ineens weer hevig geraakt door de liefde voor haar dochter. Het kon zo sterk zijn dat ze er eigenlijk geen raad mee wist. Die liefde was ook wederzijds op een manier die haar andere dochters niet hadden. In elk geval was die anders. Logisch, rechtvaardigde ze zichzelf en haar moederschap van drie, het zijn allemaal ook andere mensen. Ze voelde zich er haast schuldig om, alsof ze de andere kinderen iets wegnam door zoveel van haar jongste kind te houden. Ze probeerde het ook een beetje voor het meisje zelf verborgen te houden. En ook omdat ze vond dat je kinderen de wereld in moeten en dat je ze niet helpt door ze dood te knuffelen. Toch lukte dit haar bij haar jongste slechts ten dele. Ze merkte dat ze Rosanne graag kleine dingetjes toe stopte, ook toen ze nog een klein meisje was, en stilletjes haar pleziertjes had wanneer het kind zich erover verheugde.
Als ze eerlijk was.. Dit was zo'n moment. Het kind was een meisje geworden en was nu bezig een jonge vrouw te worden. En altijd hetzelfde stralende kind zoals ze het ter wereld had gebracht. Ze werd er altijd weer diep door geraakt wanneer ze zich hiervoor openstelde.
Haar oudste dochter was bijzonder van karakter, gevormd en zeer ernstig. Ze zat op haar kamer te studeren, een harde werker, aan een toekomst beitelend die nog een raadsel was maar die duidelijk niet een cadeautje zou zijn maar iets wat door vlijt veroverd moest worden. Haar middelste dochter was een erg lief en gevoelig kind maar ook heen en weer geslingerd tussen haar hoop en verwachtingen over wat de wereld haar zou brengen. Ze had een hele heftige puberteit had doorgemaakt, met veel strijd. Ook met haar vader met wie ze een moeizame relatie had. Ze leken elkaar telkens wederzijds uit te dagen maar vaak zonder dat ze daarin echt verder kwamen.
En dan dit aanhankelijke stralende kind, hun derde was. Het meisje bleek al vroeg zò intelligent en zò kunstzinnig begaafd, en tegelijk zo vrijmoedig en geestig dat Hans en zij zich wel eens afvroegen, wat eigenlijk nog hun taak als ouders en opvoeders was bij dit wezentje dat hen was toevertrouwd.
Maar de taak bleek al spoedig heel duidelijk. Misschien iets minder duidelijk voor Hans. Maar des te meer voor haarzelf. Rosanne leek sterk maar was heel gevoelig en had op de een of andere manier hun beider liefde heel hard nodig. Dit kind moest gekoesterd worden. Het liet zich gelukkig ook koesteren. Alles leek haar altijd toe te vallen, maar als moeder kende ze de verborgen kanten van haar dochter en wist hoe behoeftig ze was.
Misschien is dat wel wie ze is. dacht ze, Ze is heel lief, ze heeft liefde nodig en kan veel liefde geven. Misschien is dat wel haar missie. Maar daarvoor moet ze zelf alle ondersteuning krijgen die we kunnen geven want ze is op de een of andere manier ook ontzettend breekbaar.
Rosanne ondertussen was niet alleen intelligent, speels en kunstzinnig maar ook mooi. Haar nakijkend op haar fiets zag haar moeder nog eens hóe oogverblindend mooi. Van het soort schoonheid die door het tegenwoordig gangbare uniform van spijkerbroek, spijkerjack en wit T-shirt moeiteloos heen breekt, alsof ze in plaats van gewone kleren een tulle baljurk droeg en haar sneakers de glazen muiltjes van Assepoester verborgen hielden. God, bescherm haar toch! Kijk, daar had je het weer. Een gezond, levenslustig, sportief mooi maar ook lief meisje, eigenlijk ook niet heel naïef. Eigenlijk hoefde je je dus niet zo zorgen om haar te maken. Humor had ze ook. Maar toch een mensenkindje om telkens weer voor te bidden. Ach Rosannetje, wat ben je toch een schatje. Wat zul je gaan doen in je leven?
Ze voelt hoe de ontroering haar overkomt. En ja hoor, daar is ook weer de herinnering aan de bevalling en aan de tijd van de verwachting. Het had even geduurd voor ze opnieuw zwanger was geworden. Ze had al haar twee meisjes die inmiddels vier en zes jaar oud waren. De bevalling was probleemloos en op de een of andere manier net zo zonnig verlopen als het kind dat ze baarde.
Ze moest moeite doen om zich het andere te herinneren, wat er natuurlijk ook was: de pijn, de krampen van de weeën en de zwaarte van het dragen. en de bevalling zelf onder de handen van de dokter, hun huisarts die het kind kordaat hadden gehaald en een geruststellende routineuze kundigheid hadden bezeten.
Het werd overstraald door een kind dat van meet af aan zielsblij leek te zijn dat het er was. Was dat het misschien? Alsof dat ergens niet vanzelfsprekend was geweest. Zou dit kind in een gevaar zijn geweest waar zij zelf geen weet van had? Ze had wat bloed verloren in het begin van haar zwangerschap. Dat was nieuw voor haar geweest. Dat had ze bij de andere meisjes niet gehad. Het was echter maar kort geweest. Hun dokter had gezegd dat ze zich geen zorgen hoefden te maken. Ze had ook op de een of andere manier gedacht dat het dit keer een jongetje zou worden, ze was er bijna zeker van en had ook al een naam voor hem bedacht: Jo of Jan, of misschien Johannes. Niet erg origineel, gaf ze zelf toe. want hoewel ze altijd Janine werd genoemd heette ze officieel Johanna. Het maakte haar wat onzeker. Maar toch had ze een tijdje het gevoel dat de naam klopte en dat het kind zo moest heten.
Later in de maanden vlak voor de geboorte was ze niet meer zo zeker van de naam en op de een of andere manier dacht ze niet meer dat het een zoontje zou worden. Maar dat zei ze niemand. En Hans mocht dat helemaal niet weten. En dus was Hans verbaasd, maar zij zelf juist niet toen ze hun jongste dochter ter wereld bracht. Toen ze het kind in haar armen hield, was ze ineens zeker van haar naam.
Bijna goed gehad dus. Ze herinnerde zich nog dat ze dat dacht. Het scheelde maar een paar letters. Dit meisje bracht haar eigen naam mee.
‘Hans!’ hoorde ze zichzelf tegen haar man zeggen, ‘Als je je jongste dochtertje gaat aangeven moet je haar Rosanne noemen! Doen hoor! Niet eigenwijs zijn en er wat anders van maken. Beloof je me dat?’
En haar Hans had goedig beloofd te doen wat zijn vrouw hem vroeg alsof hij door zijn eigen moeder om een boodschapje was gestuurd. Alleen was dat nooit in het echt gebeurd. Want zijn moeder was overleden toen hij nog heel klein was. Zijn pleegmoeder wel. Die was een schat maar ook kordaat zoals zijzelf. En dus was hij wel gewend om een boodschap gestuurd te worden en - Janine schoot bij de herinnering in de lach omdat de formulering haast bijbels werd- hij ging heen en noemde het kind Rosanne.
Ach daar ga ik weer, zei ze tegen zichzelf toen de emotie om het zonnige maar ook tere kind haar weer overspoelde. Bij het vertrek daarnet had ze iets in de ogen van haar meisje gezien en gelezen- Rosanne’ s ogen waren groot en donker zoals die van haarzelf- en er was dat subtiel maar verhitte blosje op haar jeugdige wangen. Misschien maakte dat ze dat gezien had Janine ook emotioneel. Zelf had zij al als heel jong meisje al Hans ontmoet en wisten zij al snel dat zij voor elkaar bestemd waren. Maar in hun tijd en door de omstandigheden van die tijd moest er gewacht worden, heel lang gewacht. Bij haar dochter zag ze nu iets wat ze herkende. Alsof iets zich een weg baande.En ze wist dat haar dochter niet zou wachten want dat hoefde ook niet.
Janine had geen spoor van de zorgen die moeders om hun tienermeisjes kunnen hebben. Twee jaar geleden had ze haar dochter zonder ophef in de vrouwenzaken ingewijd toen de situatie zich lichamelijk aandiende. Maar Rosanne scheen allang te weten waar het om ging en vertelde desgevraagd dat ze het meeste al van haar schoolvriendinnen had geleerd. En ja, ze zou voorzichtig zijn..
‘..maar niet krampachtig mam, en voor de pil vind ik het veel te vroeg, ik pas wel op mam en ik weet wel dat jullie het met condooms doen. Ze liggen in jouw laatje, mam. Maar dat vind ik best grappig. Ik zou ze eerder in het laatje van pappa verwachten. Ik bedoel, hij moet ze omdoen toch? Maar ja, pappa is pappa hè?’
Inderdaad was Hans altijd wat onhandig gebleven in dit soort zaken.
Dus het wordt misschien tijd! Er zal dan wel binnenkort een vriendje komen en als Rosanne zichzelf blijft hierin zal het speels en licht zijn. Maar ze is toch gevoeliger dan ze zelf denkt. Hopen dat het niet alleen een mooie jongen is maar ook een lieverd. Een beetje een lieverd althans.
Of haar dochter eigenlijk wist hoe ontzettend aantrekkelijk ze was? Dat zou toch wel moeten? Ze werd toch al flink nagefloten en had reeds haar portie ervaring opgedaan in het afschudden en pareren van ongewenste mannelijke aandacht. Dat had ze tijdens hun vakanties wel gezien en het humoristische kind had hen ook vrijmoedig verteld over allerlei dwaze voorvallen. Waarschijnlijk beschermde de humor ook haar gemoed en wist het meisje niet altijd echt wat het precies voor situaties waren waarin ze soms verzeild raakte, maar het ging tot dusverre goed. Of tenminste goed genoeg.
Je bent geestig en humoristisch. En toch is dat maar je buitenkant. Je moet onze liefde nog maar blijven genieten zolang dat kan en zolang je natuurlijk wilt. Want je zult die verschrikkelijk nodig hebben in je leven. Ach, lieverdje toch!
Hoe wist ze toch dit soort dingen? Janine wist vooral dat ze onmogelijk veel van haar dochter hield. Bij Hans was het simpeler. De genegenheid tussen vader en dochter was direct en ook op een mooie maar volkomen zuivere manier lichamelijk, en dat voor deze preutse en wat verklemde man die hij in feite was, terwijl haar eigen liefde voor haar als een veenbrand was, grotendeels onder de grond maar heftig, zinderend en niet te blussen.
En ergens bleef er dat schuldgevoel dat zich nooit helemaal liet wegrationaliseren. Dat in een tijd waarin de flessenvoeding hoogtij vierde ze haar jongste dochtertje haar eigen melk had moeten geven, maar dat niet gedaan had.
Gedane zaken nemen geen keer. Daarom stop ik je waarschijnlijk van alles toe. Ik gun je nu alle moedermelk van de hele wereld. Nog steeds. Vergeef me, sweetheart van me.
Dat riep haar kind Rosanne bij haar op.
Ze kon inwendig gloeien als ze haar naar haar muzieklessen bracht toen het kind dat zelf nog niet kon, en als ze haar hoorde zingen met haar loepzuivere sopraantje. Ze genoot intens van de kinderlijk onbeholpen maar tegelijk uiterst originele en oer-kunstzinnige wrochtsels van haar dochter. Met haar zus Anna kon ze haar ontroering over dit kind delen. Anna en Rosanne waren jarenlang in een intensieve correspondentie verwikkeld in brieven waarvan ze de inhoud niet wist en respecteerde als iets tussen het kind en haar tante maar ze zag natuurlijk hun enveloppen, volgekrabbeld met tekeningen en beplakt met plaatjes en knipsels. De keuze van de postzegels alleen al.
Anna was in zekere zin net zo oorspronkelijk als Rosanne en ging volstrekt haar eigen gang. Alleen was haar zus in de liefde niet erg gelukkig geworden. Dat vond Janine bij Rosanne eigenlijk ondenkbaar. Vom Kopf bis Fuß auf Liebe eingestellt, van het hoofd tot de voeten voor liefde gemaakt, vertaalde ze voor zichzelf het liedje uit de oude film Der blaue Engel.
Alleen wil dat dan niet zeggen dat je er ook gelukkig in wordt. Maar ik bid daar wel voor. Loslaten Janine, in het groot en in het klein. Ze is nu de straat uit naar haar beachparty.
Mijn lieve kleine schoonheid, die ondertussen toch al een hoofd groter is dan ik.



