In het kleine badkamertje voelt ze direct dat ze zich in een soort heiligdom bevindt, een klein intiem tempeltje, en dat dat goed is. Haar spiegelbeeld laat haar gezicht zien dat gloeit van het buiten zijn en de verwachting van wat gaat komen. Ze begint haar haren te borstelen. Nu mogen ze los. Ze strijkt met lange halen tot alle zandkorrels eruit zijn en haar lokken weer glanzen. Ze plooit ze achter haar oren en besluit dat de oorknopjes in mogen blijven, evenals het hangertje met de granaatsteentjes die op de gevoelige plek waar haar sleutelbeenderen samen komen als bloedrode druppeltjes zijn vlakbij het begin van de welving van haar borsten.
De jurk heeft ze laten zakken en ze stapt eruit. Ze overweegt of ze water en zeep zal gebruiken maar poedelt zich maar heel lichtjes af. De geparfumeerde olie lijkt op de patchouli die ze tijdens de avond droeg maar is zoeter. In een opwelling gebruikt ze een paar druppeltjes. Dat is alles. Haar rode bikini hangt ze aan het haakje op de deur. Ze bekijkt zichzelf even, zoals ze daar zonder kleren staat en is na een korte check al niet meer met haar uiterlijk bezig.
In plaats daarvan voelt ze het enorme gewicht van de stonde die tegelijk de lichtheid van vleugels heeft. Hoe zou het de jongen op dit moment vergaan in de andere kamer? Ze voelt hoe zij zelf vandaag van de ene liefdevolle hand in de andere is beland en hij er veel meer alleen voorstaat. Maar dat is misschien toch niet zo, corrigeert ze zich. Want hij heeft zijn Italianen, zoals hij ze noemt en ze voelt dat hem daar heel veel warme liefde toestroomt.
Zijzelf, wat haar, wat hen overkomt, het is oeroud en sacraal, weet ze. Vanmiddag met die drie meisjes, en nu weer hier. Hyacint is toch echt een heel bijzonder meisje.
Maar staat de jongen daar dan buiten? Nee, weet ze, het is alleen anders. Het sacrale is er net zo voor hem maar gaat voor hem vooral via mij. Ze wordt er bijna verlegen van.
Waarom vertrouwt ze die jongen toch zo? Ik weet het niet, denkt ze, of ik weet het wel. Ik ben niet naïef, alleen maar onervaren. Ik weet het: John is te vertrouwen.
Wat fijn om even met jezelf alleen te zijn!
Bij het gewicht van deze stonde hoort nog even denken aan dat ontroerende telefoontje met haar vader en met haar moeder duidelijk aanwezig op de achtergrond. Bijna afscheid van ze nemen. Dat is ook nodig. En dan de vrolijke polonaise met haar klasgenootjes waar ze nog heel even kind was en dan het kind bij de klas achterlaten, en dan die speelse inval van haar tijdens het wandelen. Met ineens die diep ernstige ondertoon.
En ook toegeven dat je schoolopleiding je beelden aanreikt. Want was dat niet een soort Griekse mythe? Die van Orfeus en Eurydice in het dodenrijk, waar je blind moest vertrouwen op de hand van de ander die je leidde en vooral niet mocht omkijken? Ze had onbewust en speels naar deze beelden gegrepen. Zo was om te beginnen John in haar handen geweest. Maar hij had daarna ook haar geblinddoekt en over een drempel gedragen. En hier de verrassing van dat witte hemd dat klaarligt Dat was voor haar. Maar natuurlijk eigenlijk voor hen allebei bedoeld. Zij die het draagt. Hij die het aanraakt en haar aanraakt en het is en moet zo zijn, alsof het allemaal opnieuw en voor het eerst is.
Vergeet het zwemmen overdag. Vergeet de avond met alle intimiteit. Vergeet dat je elkaars lichamen al een beetje kent. Alles is weer nieuw.
Het hemd was lang en had prachtige witte kant. Het was zo dun en fijn geweven dat het bijna doorschijnend was als een sluier maar toch net iets dichter. Ze liet het over haar hoofd en schouders glijden. Ze zwoer dat ze Hyacint haar leven lang dankbaar zou blijven.
Op dit moment laat je alles achter en ben je alleen. En tegelijk van alle kanten omhuld door liefde die overal vandaan komt. Het lijkt niet op elkaar te passen: hier eenzaam staan en van alle kanten geliefd zijn. Maar het past dus wel. De twee blijken goede maatjes. Ze haalt diep adem als het besef binnenkomt. Haar adem is schokkend en licht hijgend.
Terwijl het hemd over haar heen glijdt ziet ze ineens een tot een rolletje opgevouwen briefje eruit vallen. Ze bukt zich, raapt het op en maakt het lintje los. Ze leest:
Liefste Rosanne, ik was je nog vergeten te zeggen dat je je niet druk hoeft te maken om al dat smetteloze wit. Je bent zo licht als sneeuw maar je bent ook warm, vrolijk en innig als het levende bloed. Als daar wat druppels van zullen verschijnen, wees daar dan maar trots op. Heel erg trots. En als je misschien huilen moet, zorg je dan vooral dat je dat samen doet met hem? Liefs van Hyacint.
PS Demi-Lune heeft ook ontzettend sterke wasmachines, niet normaal gewoon! H.
PPS Doe je wel voorzichtig lieverdje?
En ook dat nog. Verpletterend lief. Ze huilt weer even. Ze vouwt het briefje heel klein op en stopt het in haar tasje, dat ze vanwege de voorbehoedsmiddelen beslist niet vergeten mag mee naar binnen te nemen. Het moet direct bij de hand zijn. Maar in dit nachthemd met je handtasje verschijnen? Wacht eens, ze zal het dadelijk aan hem vragen!
En dan verandert haar sneeuwwitte stemming. Ze voelt groot verlangen opkomen. Naar haar jongen, naar haar man, wil ze zichzelf verbeteren, maar ze weet beter. De man wacht wel op haar, maar John is nu toch nog een jongen. Heel eventjes nog. En naast al haar verlangen naar hem voelt ze de ontroering hierover.
Hij is net zo maagd als zij. Waarom zijn jongens toch zo alleen met hun mysteries? Hetzelfde antwoord als daarnet is er weer. Omdat ze deel aan jou moeten hebben. Dat is hun mysterie. Jij bent het. Het is weer het antwoord dat ze niet verzinnen kan. Maar het is waar, weet ze. I’m ready.
Ze opent de deur van de badkamer. Op haar blote voeten loopt ze bijna geruisloos de kamer in. Daar branden alle kaarsen. John staat bij de balkondeuren naar de sterren te kijken. Hij ziet eerst haar in het wit geklede gestalte naderbij komen door haar spiegeling in het glas alsof ze vanuit de sterrennacht komt. Hij draait zich om.
Hij heeft de rest van zijn leven nodig om de aanblik van zijn geliefde te bevatten en te overleven. Het is bijna ondraaglijk: hoe lieflijk en stralend zij daar staat en zo teer en vragend tegelijk. Het breekt hem finaal doormidden. Hij voelt al zijn stevigheid tot een waterplas in een regenbui oplossen.
Tot zijn eigen verbazing loopt hij in plaats daarvan op haar toe, met benen die op de één of andere manier hem toch nog schijnen te kunnen dragen, met alleen de weekheid in zijn knieën. Heel voorzichtig omvat hij haar. Maar zijn handen blijken toch stevig. Hij weet zelf niet zo precies hoe dat allemaal kan en hoe hij dit doet. Er is een soort regie die hem stuurt. Het kan dus, kennelijk. En daar komt het op aan.
Dit is geen uur meer voor woorden uit je mond. Enkele glippen nog even door: als verlate reizigers op een vliegveld of als bijna verdwaalde ganzen die gakkend achter de grote zwerm aanfladderen onderweg naar het nieuwe continent.
‘Liefste..’ hoort hij zichzelf stamelen.
‘John, lieve John.’
Haar stem is net zo’n verlate reiziger of verdwaalde gans. Ze stamelt ook maar wat. Deze stem kent hij niet van haar. Zo ijl en zo teer, als van een kind lijkt het wel. Maar ook met oerkracht erin. Vergis je niet. Ze is tegelijk beresterk.
Ze gaan samen op het bed zitten en kijken elkaar heel lang aan. Het is opnieuw alsof ze elkaar zojuist voor het eerst ontmoet hebben. Hun handen zijn heel voorzichtige verkenners van een terrein dat weer onbekend voor ze is en eerst eigen moet gemaakt. Rosanne heeft in de diepte van zijn irissen en pupillen gekeken en sluit haar eigen ogen. Ze buigt naar hem. Ze wil onder zijn hoofd en kin zijn. Ze moet naar zijn schouders en naar zijn borst totdat haar oor de plek bereikt waar ze zijn hart hoort kloppen. Ze moet luisteren, ze moet het horen. En nu komt diepe rust over haar. Ze kan weer heel even spreken. De berin in haar wordt nog heel even praktisch.
‘Heeft dat shirt van jou misschien knoopjes?’ hoort ze zichzelf met haar gewone stem vragen.
‘Eh, ik geloof van wel.’ is zijn absurde antwoord.
‘Nou, en zijn die dan misschien ergens voor?’
Hun vingers blijken verbazend onhandig. Maar samen ontknopen ze toch het Italian design, en bevrijden hem ervan. De rest van zijn kledingstukken volgt snel. Ze laten ze met sierlijke boogjes in verschillende richtingen door de kamer zwieren en moeten erom lachen. Ze ontwijken daarbij maar net de vaas met rozen die even dreigend wankelt maar standhoudt.
Nu haar kanten witte nachthemd. Maar dat is geen kleding om zomaar mee te spelen. Dat is mysterie. Ze voelen dat. Het blijft dus nog even aan en zit voorlopig ook niet in de weg. Hij strijkt eerst door de stof heen die zich gewillig plooit over haar lichaam en de sluier maakt dat ze allebei geheimen kunnen ondergaan en vreemd genoeg meer lijken te zien dan wanneer die er niet zou zijn. Want de hoge tonen van tederheid worden erdoor versterkt terwijl de aardse ritmen al beginnen te drommen als trommels in het oerwoud. Als hier wilde dieren zouden zijn, zouden ze nu tam worden en in een kring om hen heen liggen. Alles wordt ingehouden kracht. De fakkels zijn al gereed om het grote vuur te ontsteken.
Het nachthemd blijkt ondertussen, mystiek of niet, ook handig omdat er van allerlei kanten prettige toegangen bestaan.
Bij de bouw van een vuurplaats hoort de brandveiligheid. Rosanne weet hem op de een of andere manier te beduiden dat ergens in de badkamer een handtasje ligt met volgens de brandweer goedgekeurd materiaal en dat zeker nodig zal blijken. Ze hebben daarvoor tijdelijk hun stemmen teruggekregen en onderhandelen over hun aandeel in de maatregelen waarbij hun beider tactgevoel de revue passeert. Ze zijn nog onhandig. De jongen heeft geen voorbehoedsmiddelen zomaar paraat. Dat vond hij niet kunnen, zegt hij. Maar hij biedt aan ze snel ergens in het dorp te gaan halen. Het meisje tovert ze daarop zegevierend uit het goedgekeurde tasje tevoorschijn dat hij net voor haar heeft gehaald. Ze zegt dat hij echt een ridder is. En omdat zij, als jonkvrouw zijnde, dat al de hele tijd wist had ze rekening gehouden met zijn ridderlijkheid en vandaar dus dat tasje. Maar nu gaan ridder en jonkvrouw samen uit rijden.
Maar hoe mooi ook hun fantasiebeeld van de minnezang der middeleeuwen is, het leidt af. Ze zijn alweer in het oerwoud beland bij de fakkels die nu op de brandstapel worden gegooid. Het vuur begint te branden en de trommels beginnen zich te roeren.
‘Ik hoop dat ik je geen pijn zal doen.’ zegt hij nog.
‘Ik hoop eigenlijk van wel.’ zegt ze, ‘Als je eerst maar een klein beetje voorzichtig blijft. Verder is alles goed. Dus alsjeblieft niet té voorzichtig.’
Ze denkt heel even aan de woorden van haar schoolvriendin over de eerste keer en hoe het haar raakte wat die vertelde. Ze gaat liggen en laat John haar witte kanten hemd uittrekken. Eindelijk geofferd. Zij licht op in alle glans als ze tenslotte naakt ligt.
En ze geeft zich aan hem.
In het oerwoud gromt de berin, de she-bear, diep tevreden.



