Het restaurant zag er net zo Frans uit als de naam die het droeg. Het gebouw was witgepleisterd en verweerd. Het houtwerk was lichtblauw geschilderd en bladderde hier en daar af. Op de gevel stond een halfvolle maan afgebeeld. De linkerkant was donkerblauw. De rechterkant was geel en stelde een maangezicht in profiel voor, met een neus en mond en in de plaats van maankraters een groot rond oog dat een beetje schalks keek.
Wat de voor- en wat de achterkant van het gebouw was niet helemaal duidelijk. Wie van de boulevard kwam liep over de lange houten balustrade direct naar de bovenetage. Kwam je van zee, zoals Rosanne en John, dan leidde een zanderige trap de duin omhoog en kwam uit bij de begane grond van het huis. De twee verdiepingen hadden een totaal verschillende sfeer. Onder met kleine ramen , intiem en met vooral veel binnenruimte, boven ramen van de vloer tot aan het plafond met achter het glas panoramisch uitzicht op het strand en de zee. Boven brandde zomer en winter ‘s avonds ook het vuur in een grote open haard midden in het lounge-achtige vertrek, omdat het zelfs op warme dagen uiteindelijk aan zee altijd fris wordt. De onderverdieping had haar eigen klimaat, door veel binnenruimte, de dikke muren en misschien wel de warmte uit de keuken.
John had flink zitten dubben wat voor hen de beste plek zou zijn. Hij had vanmiddag nog vanaf de Italianen met het restaurant erover gebeld. Daar bleek Enzo alweer zijn voorwerk te hebben verricht.
‘Ah, jij bent de jonge meneer Carpenter!’ hadden ze gezegd, ‘John toch? Welkom bij ons! We zullen een mooi plekje voor jullie vrijhouden, voor jou en je dame. We zijn al ingeseind dat je zou komen. We moesten je van Enzo of Maurizio of allebei zeggen dat je je vanavond niet druk hoeft te maken om de rekening. Gewoon bestellen. Het komt via hen dan wel weer goed. Dat scheelt eh.. namelijk nogal over en weer. Enfin, je zult het wel zien!’
‘Fijn! Zeg, ik heb een vraag. Ik ben één keer eerder bij jullie geweest, maar dat is lang geleden. Ik weet dat jullie die twee verdiepingen hebben. Waar kunnen we terecht? En wat raden jullie me aan?’
‘Tja, goeie vraag. Boven of beneden hè? Waarom geef je jouw dame niet de keuze? Wij houden wel twee plekjes voor jullie vrij, zo rond een uur of negen toch?’
‘Oh, graag! Wat fijn! En als het nou heel druk wordt?’
‘Luister, bij ons wordt het altijd heel druk. Maar Enzo zei dat het belangrijk was. Dus om te beginnen reserveren we gewoon op elke verdieping. En als we echt in de problemen komen stappen we wel op jullie af. Jullie zijn er vanaf hoe laat?’
‘Ik schat in zo vanaf iets na achten. Maar het kan ook tegen half negen zijn. Ik weet het niet precies.’
De stem aan de andere kant moest lachen.
‘Ja ja, of ze je laat wachten of niet, hè? Wees gerust, we zijn een uitgaansgelegenheid. We kennen dat wel. Weet je wat? Als jullie er zijn, begin dan met ons terras! Dan weten wij alvast dat jullie er zijn. Nou dag hoor! En zeer vereerd met je keuze voor ons!’
En dus liepen ze nu vanaf het strand naar boven en stonden bij de ingang. Ze werden hartelijk verwelkomd door een meisje die zei dat ze hier bediende. Ze ging hun voor naar binnen. Zoals afgesproken liet ze het tweetal geheel de keuze. Ze liepen door de gezellige benedenverdieping.
’Wat sfeervol.’ zei Rosanne.
’Fijn dat je het hier mooi vindt,’ zei het meisje, ‘Ga ook even boven kijken. Ik loop met jullie mee.’
Ze namen de trap binnenin en kwamen op de eerste, met het weidse uitzicht en de grote lounge.
‘Kijk. Zó zit je bij ons boven.’ zei het meisje, ‘Aan jullie de keuze.’
‘Zeg jij het maar, Rosanne,’ zei John, ‘Waar zit je het liefst?’
Zijn metgezellin had met grote ogen de omgeving in zich opgenomen.
‘Ik vind het hier prachtig, John! Mag ik het echt zeggen? Moeilijke keuze. Het is spectaculair. Wat een uitzicht!. Maar weet je? We hebben net in de zonsondergang gezeten op het buitenterras en ik was ook al bijna de hele dag buiten..’
De lange sessie met de vriendinnen op Daphne’s kamer liet ze maar even buiten beschouwing.
‘..en daarom, als ik mag kiezen, heb ik nu eigenlijk vooral behoefte aan gezellig en knus. Jou en mij aan tafel bij kaarslicht. Ik hoef even geen uitzicht, geloof ik. Hoewel het hier werkelijk prachtig is!’ voegde ze er beleefd maar ook oprecht toe aan het meisje die geduldig bij hun stond terwijl ze aan het dubben was.
‘Ja mooi, hè?’ zei deze, ‘Maar beneden is inderdaad heel intiem en gezellig. Dan kun je vergeten waar je bent. Misschien wel zo fijn na een lange dag buiten. Ik stel voor dat we daar nog een keer gaan kijken. Ik weet daar al een tafel waar jullie je vast heel fijn zult voelen. En we hebben vanavond lekker gekookt. Hebben jullie al honger?’
John en Rosanne moesten allebei lachen toen ze tegelijk direct zeiden dat ze reuzehonger hadden. En de keuze voor beneden was onderhand ineens als vanzelf gemaakt.
‘Hongerig dus. Dat treft dan!’ glimlachte het meisje, ‘We serveren hier aan zee altijd flinke porties. Want de mensen zijn op de één of andere manier altijd uitgerammeld.’
‘Kun je ons wat aanraden?’ vroeg John.
‘Willen jullie inspraak? Een menukaart? Mag wel, maar hoeft niet.’
‘Als er maar vis op tafel komt’ zei Rosanne. Ze wees op John, ‘Hij zei dat het hier een geweldig visrestaurant is.’
‘Wacht maar af!’ zei het meisje, ‘Willen jullie graag verrast worden?’
’Ja graag!’ riepen ze allebei, weer synchroon en zonder overleg. Ze moesten alle drie lachen.
‘Leuk zijn jullie.’ zei het meisje, ‘Alors, bienvenue à La Demi-Lune!’
Hun tafel was in een hoekje en intiem. Ze installeerden zich. Ze zaten aan een iets langwerpige tafel. “Er moet wel wat op kunnen!” had het meisje uitgelegd, terwijl ze twee kandelaren met veel kaarsen neerzette die een toverachtig licht verspreidden. Ze probeerden zitcombinaties uit en zaten al snel tegenover elkaar maar in de buurt van de korte kant zodat ze al naar gelang de stemming konden verschuiven en switchen. In de hoek werd een tafeltje bijgeschoven met daarop kleurige kussens en plaids. Er werd met bont aardewerk gedekt, wijn- en waterglazen verschenen, karaffen met ijswater, mandjes stokbrood. Er werd al vertederd naar ze geglimlacht, niet alleen door de bediening, maar ook door andere gasten. Ze hadden het zelf nauwelijks door.
Ze hoefden niet lang op eten te wachten. Een hele processie van lekkernijen werd opgedragen. Geurige vissoep vooraf, in kleine kommetjes, met hete versgeroosterde stukjes stokbrood. Zeebaars uit de oven in een heerlijke saus met citroenen en Provencaalse kruiden met van allerlei kleine schaaltjes en pannetjes op komfoortjes met gefrituurde mosselen, en gestoofde tomaatjes, uienringen en schalen frisse salades met olijven.
De wijn sloegen ze af omdat ze aan het dansen dachten en aan eventueel daarna en allebei graag helder wilden blijven. In plaats daarvan namen ze cider waar bijna alle alcohol uit gehaald was. Die kwam met flessen tegelijk in droge en zoete soorten.
Ze werden enorm verwend. Ook toen dit allemaal al op tafel verschenen was en ze ijverig zaten te schransen kwamen er nog telkens weer kleinigheden bij, nieuwe stukjes warm brood, verschillende tapenades, weer anders gegratineerde aardappeltjes uit de oven en zoete gestoofde gele, oranje en rode paprika’s.
La Demi-Lune was kennelijk van oordeel dat klanten hongerige wezens zijn die culinair doodgeknuffeld dienden te worden.
Tijdens dit overvloedige en uit een onduidelijk aantal gangen bestaande maal verwonderden ze er zich over dat ze het allemaal konden opeten alsof het niets was. Met enige bezorgdheid in zijn stem herinnerde John eraan dat bij een menu als dit naar Frans gebruik waarschijnlijk tegen het eind nog een enorm kaasplateau zou volgen en vermoedelijk ook zoet dessert, misschien wel een reusachtige mousse au chocolat. En daarna hup: dansen, good luck.
Rosanne keek hem geruststellend aan en zei dat ze van nature een ontzettende schrokkebrok was en al heel lang deze dag niet had gegeten - wat maar deels klopte.
John verzweeg van zijn kant de complete Italiaanse maaltijd die hij vrij laat in de middag nog voor de kiezen had gekregen en was inmiddels de vooruitziende blik van de gebroeders dankbaar ,waarmee ze op zeker moment het bord maar van hem vandaan getrokken hadden.
Ondertussen floreerde hun verdere toenadering, in het aanreiken van spijzen en daarbij toevallig de arm of hand van de ander aanraken. Ze deden het allebei en werden steeds vrijmoediger. Rosanne begon John stukjes vis in zijn mond te stoppen. Ze wachtte geduldig op tastbaar antwoord tot ze het kreeg van de jongen, die aanvankelijk verlegener was dan zij. Maar toen kon hij er ook haast niet meer mee stoppen, zodat ze met volle mond en bolle wangen ternauwernood verstaanbaar protesteerde dat ze ook weer niet helemaal door hem volgestopt hoefde te worden omdat ze maar een meisje was en geen braadkip of kalkoen. Ze toastten met cider uit inmiddels de vierde fles. Ze haakten de glazen in elkaars armen en dronken uit het glas van de ander. Hun handen kwamen boven tafel ineen. John kuste de hare. Onder tafel haakten zij hun benen zachtjes in elkaar en begonnen elkaar ook daar te strelen.
Rosanne zei dat ze helemaal geen zin meer had om hierna te gaan dansen, maar dat ze het toch zou doen omdat de loomheid en weelde van nu nog fijner was als je wist dat je daarna weer in actie kwam. Ook als je nu even geen zin had.
Ineens schoot haar iets te binnen. Oh ja, da’s waar. Moet geregeld worden.
‘John,’ zei ze, ‘ik had het op het plein al willen doen. Maar ik ben het toen vergeten. Ik moet even naar huis bellen. Dat ze zich niet ongerust om me hoeven te maken. En dat ik het heel fijn heb.’
‘Zijn je ouders ongerust, denk je?’
‘Nee, dat zijn ze eigenlijk nooit. Dat is het voordeel van de jongste zijn. Ze zijn door de wol geverfd. Maar mijn vader zit wel altijd op wacht totdat ik thuiskom.. Hij leest dan een boek, zegt hij.’
‘Oh, wat lief van hem!’ zei John, ‘dat hij op wacht zit, bedoel ik.’
Bijzonder, dacht Rosanne, echt bijzonder.
‘Wat leuk, lieve jongen, dat je zo reageert. Geef me een kus. En dan bel ik ze. Dat kan vast wel hier. Ik bedoel natuurlijk niet de kus. Die kan niet, die moet! Maar de telefoo… mmm..’
Het was een lichte maar zeer langgerekte kus, zo over de tafel heen. Het meisje was met het uur stralender geworden. In het licht van de kaarsen spatte de schoonheid van haar af, als schuimend water van de branding dat opfonkelt in de zon. John was opgehouden haar telkens te zeggen, hoe mooi ze was. Maar de blik waarmee hij haar aankeek was des te meer de getrouwe weerspiegeling van het vuur van haar temperament en schoonheid .
‘Oh, John!’ Ze zuchtte terwijl ze onder het kussen haar ogen gesloten hield, zodat hij direct het plan weer opnam om nu eindelijk eens haar oogleden te kussen. Maar hij was te laat, want ze had ze alweer open gedaan.
‘Dit is wat ik wil, John. ‘fluisterde zij, ‘Ik ben nooit zo gezoend als nu.’
‘Nooit?’
‘Nooit. Lieve jongen, maar “nooit” wil natuurlijk niet zeggen: “nooit weer”. Toch? Dus toon ik nu karakter en ruk mij dapper van je los. Ik zal bellen. Maar troost me dadelijk alsjeblieft voor alle geleden ontberingen. Het is voor het goede doel. Ik ga namelijk proberen of ik er verlenging uit kan slepen voor ons allebei.’
‘Rosanne, jij houdt van je ouders, hè?’
‘Dat heb je goed geraden, waterman. Heel erg. Maar ik moet natuurlijk ook met ze dealen. Daarom beter nu verbinding leggen met hun onderzeese ouderlijke zeemeerminnen- en zeemeermannenburcht. Niet ondertussen stiekem andere meisjes zoenen, hè? O sorry John, je kijkt meteen helemaal ontzet! Ik ben echt een plaaggeest! Ik meen er niks van, hoor! En ik ben zó weer terug.’
Even later stond ze in het telefoonhokje naast de garderobe van het restaurant. Ze zat op een hoge kruk. Ze had de zwarte glimmende telefoonhoorn met krulsnoer aan haar oor. Ze friemelde aan het snoer, draaide het in de knoop en liet het weer vieren. Ze draaide het nummer van thuis. Er werd bijna meteen opgenomen. Haar papa. Hij zei zijn eigen naam niet. Hij raadde meteen goed.
‘Roos?’
‘Ja pap, ik ben het.’
‘Gaat het goed? Heb je het fijn?’
‘Het is geweldig.’ zei zijn dochter, ‘Het is echt heel fijn!’
‘Ik hoor het al.’ zei haar vader, ‘Eh, op het gevaar af dat ik nu een flater sla bij mijn dochter, maar ik waag het erop. Hoe heet hij? Je hoeft het me niet echt te vertellen hoor! Want eigenlijk gaat het me niks aan. Je mag gewoon een naam verzinnen!’
Rosanne dacht even na.
‘Paps, wat vind je van “Alfonso Rodriguez”?
‘Nou, geweldig, meis. Maar zo heet hij niet, toch?’
‘Nee.’ zei zijn dochter, ‘In het echt heet hij anders.’
’Dacht ik al.’ zei haar vader.
Het bleef even stil. Ze wilde ineens het vertellen.
’Pap, hij heet John!’
‘Zeg nog eens als je wilt?’
‘John.’
‘Ik hoor het al.’ zei haar vader. ‘Je hebt het echt te pakken. Maar je klinkt goed. Waarvoor bel je eigenlijk?’
‘Om je te vragen of ik misschien in plaats van om..’
‘O, daarvoor. Is goed hoor! Wel voorzichtig zijn. Ja sorry hoor, maar dat moet ik als jouw papa zijnde nu eenmaal zeggen.’
‘Geeft niet, pap. Ik begrijp dat. En ik heb ze bij me. Voor het geval dat.’
‘Eh, wie heb je bij je? Of wat?’
‘Pap! Moet ik je dan echt alles uitleggen? Van die dingen!’
‘Oh? die dingen… aha! Nu snap ik het pas. Nou, maar dat is dan goed, toch? Maar toch voorzichtig zijn, hè?’
’Papa, ik wil even de restricties weten.’
’Restricties? Eh.. goed, even hardop denken. Ik heb al een extra goed boek en verheug me erop om dat ongestoord te gaan lezen. Mama weet ervan. Ik wil wél dat je vannacht naar huis komt. Maar dat mag van mij laat zijn. Of vroeg. Net hoe je het bekijkt. Maar laten we zeggen….. uiterlijk twee uur vannacht? Of eh.. misschien een beetje beweeglijk houden. Tussen twee en half drie. Roos, heb je daar genoeg aan? Eerder mag ook natuurlijk!’
‘Oh pap!’
‘Maar nu de restrictie. Niet alleen door de duinen fietsen, hè? Dus die eh. John, toch?’
‘Ja, paps, John..’
‘John fietst met je mee. Kan hij eigenlijk wel fietsen? Wat denk je?’
Rosanne grinnikte.
‘Ik heb het hem nog niet zien doen, pap. Maar ik neem aan dat hij dat kan. Hij heeft trouwens een bootje. Hij kan heel goed varen!’
‘Dat is mooi, meis..Alleen wonen wij niet aan het water. Dus per bootje gaat niet. Maar hij brengt je wel thuis.’
’Goed, ik zal het hem zeggen. En als het anders wordt..’
‘Nee, nee, maar dat wordt dus niet anders.’ zei haar vader ineens heel beslist, ‘Als de jongen geen fiets heeft dan neemt hij je maar achterop je eigen fiets. We hadden er toch een goeie bagagedrager op laten zetten? Flink doortrappen. En daarna loopt hij zonder fiets zingend van vreugde door de duinen weer terug. Woont hij aan zee?’
‘Ja, vlak aan zee.’
‘Zingend door de duinen dus. Je weet ook waarom?’
‘Eh pap, het zal dan laat zijn, en ook erg donker, dus ik weet niet goed..’
‘Rosanne, heel simpel: omdat hij jou naar huis heeft mogen brengen! Wat kan een jongen nog meer wensen? Nog één ding. Lieverd, als het vanavond niet wordt waar je op hoopt en je voelt je straks alleen, bel je me dan? Dan kom ik je halen en gooien we jouw snelle fiets in de kofferbak. En dan maak ik thuis thee voor je. Of chocolademelk. Nou, wat denk je? Zijn we nu klaar met onze zakenbespreking?’
‘Ja pap. Dank je heel erg. En mama ook.’
‘Je mama zit op de achtergrond te seinen dat dit blijkbaar een goed vader-dochter gesprek is, en dat ik het niet heel erg slecht gedaan heb. En ze gebaart iets, waaarschijnlijk dat ze ontzettend veel van je houdt. Toch, Janine?’
Rosanne hoorde vaag haar moeder op de achtergrond. Het bereik van de telefoonhoorn thuis was niet erg groot. Mama was meestal wat bezorgder dan haar man. Maar ze wist dat haar moeder haar vader waardeerde om de lieve maar ook frisse aanpak van de hartezaken van zijn dochter, in combinatie met haar veiligheid. Mama wist dat deze onbekommerde aanpak per saldo de meeste veiligheid opleverde. Daarom hield ze zich in dit soort onderhandelingen terug.
Ze roept nog dat ze meer van je houdt dan ze kan zeggen.’ zei haar vader.
‘Ik ook van haar, pap, en van jou. We hebben weer ons probleem. Je weet wel. Ik hoor als pubermeisje jullie stom en ouderwets te vinden. We hebben het er al vaker over gehad. Maar dat zijn jullie niet. En zo is dat dan. Dus ga ik daarover niet zeuren.’
‘Sportief van je, dochter. Sorry voor het ongemak,’
‘Geeft niet, pap. Maar nu ga ik weer naar mijn… eh afspraakje. ‘
‘Het ga je goed, lief dochtertje van me. Hou van je! Nog één ding. Als hij niet lief voor je is sla ik hem tot moes. Dan offer ik voor jou mijn carrière in het recht op, word opgepakt en ga tevreden de gevangenis in. Kom je me daar dan wel af en toe opzoeken?’
‘Dank je, pap. Dat beloof ik je. Gelukkig is hij wél lief. Jouw carrière in het recht lijkt me voor het moment nog veilig, denk ik.’
Vader en dochter grinnikten allebei even.
‘Maar ergens hoopte ik natuurlijk dat je zoiets zou zeggen.’ besloot zijn dochter, ‘Nou dag, hè? Tot vannacht!’
Ze hing op.
Ze keek naar haar beeld in de grote koperen spiegel met de kaarslampjes aan beide zijden. Wat zie ik er mooi en gelukkig uit. En ik bèn ook zo gelukkig, realiseerde ze zich. Het liep tintelend en huiverend helemaal langs haar rug naar beneden. Ze zag geen aanleiding om iets aan haar schoonheid te herschikken en zat even later weer aan tafel bij John.
‘Alles geregeld.’ zei ze, ‘Maar je moet me thuisbrengen.’
‘Oh,’ zei hij, ‘dat is goed natuurlijk. Heel graag zelfs. Dan kunnen ze me meteen ook bezichtigen!’
Ze keek hem verbluft aan. Daar had Rosanne niet aan gedacht. John lachen.
‘Dat zou ik toch ook willen?’ legde hij haar uit, ‘Tenminste als ik een vader was. En zeker als ik zo’n mooie en aantrekkelijke dochter zou hebben van, laten we zeggen, zo om en nabij de..’
‘..van zo rond vijftien jaar?’ onderbrak ze hem schalks.
‘Ja precies!’ Hij deed net of hij verrast was. ‘Hoe heb je dát nou toch weer geraden?’
‘Mensenkennis.’ zei Rosanne.
Ze probeerde daarbij heel wereldwijs te kijken.



