Ze waren uiteindelijk toch naast elkaar op de bank gaan zitten en hokten samen onder een grote plaid die om hen beiden heen gewikkeld zat. Ze keken naar de zonsondergang. In het Nederland van 1972 bestond nog geen zomertijd. Dus hadden ze nog de hele avond maar de zon was wel al bezig onder te gaan.
‘Vannacht komt Neptunus om met zijn grote drietand de zon weer op te vissen.’ lachte Rosanne, ‘Die ziet er dan ongeveer zo uit als jij vanmiddag! Alleen had jij een mes, geen drietand. Daarmee had je me ook lelijk kunnen prikken. Maar dat heb je niet gedaan.’
Als antwoord gaf hij haar een prik met één van zijn vingers onder de deken, op een decente plaats hoopte hij.
‘Au!’ gilde ze,’En nu ineens wel! Ik wist het wel! Je bent een doortrapte zeeboef!’
Maar ze lachte naar hem.
Ze kozen voor grote bekers chocolademelk met veel slagroom. Ze slurpten er behaaglijk van en kregen er allebei melksnorren van. Pas nadat ze die uitgebreid bij de ander hadden bewonderd veegden ze ze bij elkaar weg. De eerste beker smaakte zo lekker dat er meteen een tweede beker moest volgen met als gevolg nieuwe snorvorming. En opnieuw wegvegen. Dat bleek een erg leuk werkje, waar je ook best alle tijd voor mocht nemen. En heel goed en precies kijken of ook alle melksporen écht weg waren. En nog allerlei andere details zien, van heel dichtbij, en de informatie daarover met elkaar delen. Zo werd nuttige kennis vergaard over belangrijke zaken als de kleur en vorm van elkaars mond en lippen en nog veel meer.
Rosanne zette haar beker tevreden weg.
‘Gaan we straks naar binnen?’ vroeg ze, ‘Er komen al best veel mensen, zo te zien. Is er dadelijk nog wel een plekje voor ons?’
‘Natuurlijk is dat er!’ zei hij, ‘Want ik heb voor ons een tafel gereserveerd. Ze komen ons wel halen.’
‘Geef me een van je handen.’ zei ze opeens, ‘Ik zie ineens iets. Leg je rechterhand eens tegen mijn linker aan? Ja, zó. Aha. Zie je het ook, John?’
Hij deed het en zag het.
‘Ze zijn even groot!’ riep hij verbaasd uit. ‘En kijk, de vingers zijn ook bijna even lang! En toch zijn die van jou echte meisjeshanden en die van mij….’
‘Ja, echte jongenshanden. John, mooie sterke jongenshanden! Maar ze lijken toch ook op die van mij. Die van jou zijn bruiner. Door de zon denk ik. Voor een meisje heb ik best wel stevige handen.’
‘Zijn jouw handen sterk?’
‘Voel eens?’
Ze pakte zijn rechterhand stevig vast. ‘Merk je?’
‘O ja, heel sterk, Rosanne, en toch ook heel meisjes..
Het maakte hem van binnen een beetje warrig en hij merkte ook ineens dat ze heel lekker rook. O, dus dát bedoelden de Italianen!
Ineens schoot Rosanne iets te binnen. Ze tikte met haar hand even op zijn arm.
‘Weet je nog over armpje drukken? Dat ik zei dat ik heel vaak van jongens won? Het is een truc. Wil je het ook eens proberen?’
‘De truc? O nee, die doe jij dus. Nou goed, laat maar zien. Maar je moet wel weten dat ik heel gespierde armen heb!’
‘Kom maar op,’ lachte zij, ‘we zullen inderdaad zien. We gaan weer even aan het tafeltje zitten. Wil je met links of met rechts?’
‘Dat mag the lady bepalen. Of graaf ik hiermee nu meteen mijn eigen graf?’
‘Dat doe je sowieso. Daarom bepaalt the lad het nu. Ik bedoel daarmee jou.’ voegde ze er behulpzaam aan toe.
Hij koos voor links.
Ze zaten ieder aan één kant van het tafeltje en pakten elkaar bij de hand. Ze drukten uit alle macht. Rosanne bleek inderdaad verbazend sterk. Toch meende John dat hij uiteindelijk wel van haar zou kunnen winnen. Ze haalde eerst een paar trucjes uit die hij wel kende, zoals laten vieren en dan ineens keihard terugkomen. Ze worstelden een poosje verder. Rosanne keek hem in de ogen. Die kleur van haar ogen.. in het laatste licht was die een warm koper of brons, dus was dat dan haar kleur eigenlijk ? En haar ogen lachten ook zo en ze leken wel groter en groter te worden en..
Ineens merkte hij dat ze gewonnen had. Even was hij heel verbaasd. En toen snapte hij het.
’Dus zó doe je het!’ zei hij, ‘Maar dat is echt een enorm goeie, vrouwelijke list! Je bent wel heel sterk, maar winnen doe je vooral door jouw tegenstander te verdoven en te betoveren!’
‘Nee hoor, John! Ik keek gewoon maar wat naar je ogen omdat ik me eerder al had afgevraagd wat voor kleur ze nou precies hadden. Ik was dat een beetje vergeten. En we waren ondertussen zo lekker bezig..’
Ze deed haar best om niet te proesten.
‘Niks ervan!’ riep hij lachend, ‘Er is niks van waar. Je bent een grappig meisje. Maar dit was echt klassieke toverkunst! In duistere tijden in het verleden zou je nu worden afgevoerd wegens het beoefenen van kwade hekserij.’
‘Nou ja, toegegeven, misschien een heel klein beetje. Maar het wedstrijdreglement zei toch ook nergens dat dat niet mocht?’
‘O, ik heb er op zich ook niets op tegen,’ bekende hij haar, ‘Dat is ook meteen het geniepige. Ik was namelijk zelf met de kleur van jouw ogen bezig. En dat was op zich eh, laten we zeggen: niet vervelend. Heel prettig eigenlijk. Maar nu ken ik jouw truc natuurlijk. Dus of die nu nog werkt?’
‘Wil je nog eens?’ daagde ze hem uit.
De tweede ronde ging van start. Dit keer waren het niet haar ogen. Nu was het haar glimlach die hem vloerde.
‘Okay,’zei hij, ’het is duidelijk. Je bent dus hierin een zenmaster, of zenmistress, of hoe je dat ook noemt, met een derde dan-graad of zoiets. Dus ik leer nu veel van jou. Het Engelse woord “charm” begrijp ik ook ineens beter. Dat betekent: iets met magie.’
‘Maar het is helemaal argeloos ontstaan hoor John! Ik vond het gewoon heel leuk om armpje drukken te doen. En daarna kwam pas dat ik merkte dat ik vaak won zonder eerst precies te snappen hoe. En toen snapte ik het ineens wel en eh… toen ben ik het natuurlijk ook gaan inzetten. Maar ik doe dit echt alleen maar met armpje drukken hoor!’
John moest hier heel erg om lachen vooral omdat ze er zo prachtig gemaakt onschuldig bij keek, met die ogen.
Het is dus gewoon een kwestie van klassieke godinnen mythologie.’ concludeerde hij, ‘Tja, hoe kun je als man dan nog overwinnen? Dat gaat dan alleen als je je van binnen helemaal van steen maakt. Vanwege al je charme. Maar de vraag is: welke man wil dat? Welke man wil helemaal van steen worden? Dat is dus trouwens ook alweer zo’n gevaar, dat uitvoerig beschreven wordt in de klassieke mythologie.’
’O ja, eh.. wie ook alweer?’
’Medusa.’
’Heftige mythologie.’
’Mythologie is per definitie heftig.’
’Dat zeg je alleen maar omdat je niet winnen kon.’
’Misschien,’ grinnikte hij, ‘Kunnen winnen, willen winnen maar het ook niet willen. Dus een klassiek dilemma.’
‘Tja, en de vraag is dan natuurlijk wat jij eigenlijk onder winnen verstaat? Wat is winnen voor jou, John?’
Ondertussen hadden ze de handen nog steeds in elkaar en hun onderarmen waren weer overeind gekomen. Terwijl ze praatten kwam John ineens in actie. Bliksemsnel.
‘Dit.’ zei hij eenvoudig en hij had haar arm ineens om en op tafel, ‘Dit is winnen. Dit was met de tactiek der verrassing. Maar Rosanne, dit is alleen maar technisch winnen. De technieken van jou vond ik toch leuker. En je vraag is van andere orde. Wat ik onder winnen versta? Ik moet daar diep over nadenken, o charming zen mistress! O sorry, over mediteren natuurlijk. Maar terwijl we erover praten weet ik al het juiste antwoord. Best een Zen-antwoord. Echt winnen betekent: je gewonnen geven aan de juiste zaak.’
‘Serieus!’ voegde hij eraan toe, en dacht ondertussen: Waar heb ik dit vandaan? Het klopt.
Rosanne keek hem teder aan.
‘O, wow, wat een antwoord!’ zei ze, ‘Dat vind ik pas écht sterk!’
Ze meende het. Ze meende het zo sterk dat er onmiddellijk iets geladens tussen hen zinderde, alsof de zee en de meeuwen even zwegen of heel zachtjes werden. Maar het was nog zo vroeg op de avond. Ze week instinctief uit, om het voor nu nog luchtig te laten blijven.
‘In de sport vind ik allebei de technieken leuk.’ zei ze, ‘Jouw verrassingstactiek deed het heel goed. Het heeft weinig met spierkracht te maken. Sommige jongens kunnen er niet tegen dat ze niet van me winnen, hoewel ze zoveel sterker zijn dan ik. Maar het gaat me niet om het winnen. Het gaat me om de armen en de handen geloof ik. En om het spel der, eh.. der geesten.’
‘Ik vind je zo mooi,’ zei John opeens, ‘En ik bedoel nu even niet je uiterlijk.’
Nu bloosde ze diep. Niet tegen een jongen of man zeggen dat je hem ook mooi vindt. Waar kwam die regel eigenlijk vandaan? Bestond die wel? Het lijkt ineens zo onwezenlijk. Hij bedoelt met mooi iets innerlijks. Daar sluit ik op aan. Dit is mijn kans! Die krijg je niet vaak, denk ik!
‘Weet je, John?’ zei ze. ‘Ik jou ook.’
In haar welde tegen wil en dank een ontroerde lieftallige glimlach op maar ze had dat niet in de gaten. Ze was niet met zich zelf bezig. Ze keek recht in de openheid van zijn gezicht. Het ontroerde haar heftig. Ze wilde de aanblik voor altijd in zich opnemen. Ze slikte even.
‘Maar’ zei ze snel, vanwege dat besluit om het voor nu toch nog wat luchtig te houden, ‘Ik begin wel trek te krijgen!’
Wat ze zei was natuurlijk onderhand ook bij hem flink binnengekomen. Omdat ze het meende en hij dat voelde. Hij deed hetzelfde als zij, omdat hij ook diep ontroerd was. En hun avond samen was nog maar net begonnen.. En dus haakte ook hij net zo luchtig in op het laatste wat ze gezegd had en maakte het praktisch.
‘Ik ook!’ zei hij, ‘Maar dan lopen we nu toch gewoon naar binnen? We kijken gewoon net zo hongerig als we echt zijn. En dan krijgen we vast wel onze tafel.’
Ze stonden op.
Alle luchtigheid ten spijt was het echter onderhand toch gebeurd. Ineens waren ze geen jongen en meisje maar een man en een vrouw. Hij met zijn lichte broek en donkere zijden shirt. Zijn jasje was al even om haar schouders beland. Ze had het hem weer even teruggegeven en nu zwaaide het weer over zijn eigen schouder. Zij met haar opgestoken koperglanzend haar, de hemelsblauwe zomerjurk en de donkerrode omslagdoek om haar blote schouders. De ketting met de granaatjes om haar hals en de oorhangers die glinsterden langs haar gezicht.
Ze moest zijn arm even voorzichtig naar het juiste gebaar omvormen zodat zij haar eigen arm op de zijne kon leggen. Hij was ontzettend charmant maar geen ladykiller. Hij had nog iets naïefs. Alle oeroude tedere gebaren lagen klaar voor gebruik maar moesten toch worden gewekt en deels aangeleerd.
Gelukkig maar, dacht ze. Maar ze vermoedde ineens dat hij toch al een en ander van de wereld had meegemaakt en misschien wel veel meer van pijn wist dan zij. Iets in zijn ogen. Pijn, die liefde was geworden. Ach jongen toch, dacht ze.
En daarmee wist ze het. Dat ze hem innig liefhad om wie hij was.
De wereld was voorgoed veranderd.



