‘Ik ga vooruit.’ zegt Trish, ‘Rosanne, je mag beslist niet te vroeg aankomen. Hij moet op jou wachten. En niet andersom. Ik spioneer vanuit de verte. Als het tijd is fiets ik direct naar jullie terug. Jullie gaan dan allemaal even wat drinken in het barretje vlakbij. Ik trakteer. Hyacint weet waar het is. Meiden, het is belangrijk dat dit goed gaat. Rosanne, je mag alleen water drinken hoor! En even nog dit kauwgommetje. Straks heel even kauwen en dan wegdoen.’
‘Trish,’ vraagt Rosanne, ‘hoe vaak doe je dit eigenlijk?’
Een stralende glimlach als antwoord. En ineens weer die tijdloze blik van parelmoeren ogen waarin de verten van de zee, de glans van de maan en alle warme intimiteit van opbloeiende liefde samen lijken te smelten.
‘Oh, best regelmatig.’ antwoordt ze met haar warme stem en tegelijk een beetje ontwijkend, ‘En heel vaak moet je het allemaal ook gewoon maar laten gaan zoals het gaat. Maar soms is het the real thing, liefje. Dat voel je dan gewoon. En daarvoor ben ik altijd bereid me de benen helemaal uit het lijf te rennen. Zoals nu dus. Omdat het gewoon moet, denk ik. Ik kan je niet in woorden zeggen waarom. Maar ik zit zo in elkaar. En het maakt me heel gelukkig.’
Even overweegt Rosanne nog of ze Trisha zou durven vragen of zij zelf een vriendje heeft. Maar iets wat ze niet kan benoemen, weerhoudt haar daarvan. En daardoor komt ze het nooit te weten.
Ze hebben nog een paar minuten. Rosanne wil graag even alleen zijn. Hyacint en Daphne fietsen samen en geven haar de voorsprong. Ze gunnen haar tot zichzelf te komen. Maar zo kunnen ze ook een oogje in het zeil houden als een zo mooi opgemaakt meisje in het begin van de avond alleen door de duinen fietst.
Zo is ze dus wel alleen en toch van alle kanten door liefde omhuld. Ze doet op dit moment innerlijk ongeveer hetzelfde als John. Hij is nu met vlugge voeten en opgewonden op weg naar hun afspraakje. En ook hij gebruikt de weg erheen om innerlijk stil te staan bij hun komende ontmoeting.
Ze probeert hem voor de geest te halen. Ze zijn al ontzettend op elkaar afgestemd zonder dat te weten. Want hij doet tegelijkertijd hetzelfde met haar. Het verschil is dat ze zich bij zijn ogen afvraagt of die nu diepblauw waren of helderblauw. Of eerder grijs? Ze waren vooral heel levendig. In haar herinnering kon je er induiken en rondzwemmen, maar waren ze ook warm. Bijna precies als hun eerste ontmoeting dus, daar in het water.
Ze denkt aan zijn nog gladde wangen, toen ze kusten. En boven zijn lippen zijn fijne donshaartjes als voorboden van een snor. Nog net een jongen. Maar zijn kus was helemaal die van een man geweest. Ze voelt die nog door haar heen trekken, alleen al als ze eraan denkt.
Hoe zou hun avond samen worden?
Ze is al bijna bij het plein.



