Hij liep door de winkelstraat van het plaatsje. Hij kwam langs de winkel waar ze hem daarstraks hadden voorzien van alles wat, in de ogen van zijn Italiaanse bijna-oom en de winkeleigenaar, nodig was voor zijn afspraak. En wat daar volgens hen allemaal bij kwam kijken.
De winkel was gesloten. De metalen rolluiken waren neergelaten. De verweerde graffiti op de lamellen werd beschenen door de avondzon. John was blij dat hij nog een stuk te lopen had. Na alle verpletterende hartelijkheid die hij ontvangen had moest hij de Italiaanse romantiek even van zich afschudden. Hij was ontroerd en dankbaar, maar wilde nu wel alleen zijn.
Waar was hij naartoe? Een jongen op weg naar een afspraak met een meisje. Maar die jongen was hij zelf: John. En het meisje was niet een meisje, maar Rosanne. Hij voelde de grote dans van het leven maar die betrof hen echt zélf. Het besef doorgloeide hem, dat vandaag dus bijzonder en eenmalig was, ook al werd het nog zo aangereikt vanuit een algemeen patroon.
Hoe zou het voor Rosanne zijn? Wat zou er op dit moment door haar heen gaan?
Vanmiddag was het allemaal als vanzelf tussen hen. Daarbij was hij in een stroomversnelling, om niet te zeggen een draaikolk terecht gekomen. Hij moest lachen om dat beeld. Want zo was het toch letterlijk begonnen? Min of meer onder water, met crawlen, zwemmen, duiken. Niets om over na te denken. Handelen en erop af. Omdat het moest. Maar dat was hooguit de helft van het verhaal. Hoe kon hij eigenlijk speculeren hoe het voor haar zou zijn als hij niet eens goed wist hoe het voor hemzelf was?
Één ding was zeker. Dat was dat ze afgesproken hadden. Daarover was geen misverstand mogelijk. En erover nadenken ging niet eens. Tijdens het lopen voelde hij de opwinding al helemaal door hem heen vibreren. Hij liep veel vlugger dan anders. Ik moet dadelijk een omweg nemen, dacht hij, want ik ben anders echt veél te vroeg!
Zijn hart ging tekeer. Vlak onder zijn maagstreek bewoog iets waarvan hij zich afvroeg of dát nou die beroemde vlinders waren waarover ze altijd zeiden dat je die dan in je buik had.
Spannend vond hij hun afspraakje wel, maar nerveus was hij vreemd genoeg niet. Of het moest dat kriebelen van die vlinders zijn. Hij twijfelde geen moment aan wat ze op het water samen direct met elkaar hadden. Dat zou aan land net zo zijn. Zij en hij. Hij en zij. Op een of andere manier zou dat weer gebeuren.
Flirten en versieren is één ding, dacht hij, maar dit is meer. We zijn daar geloof ik al voorbij. Het ging zo snel! Wie heeft eigenlijk wie gered vanmiddag? En wie heeft eigenlijk wie versierd?
Hij liep een zijstraat in om een flinke omweg te nemen en was even later het dorp alweer uit. De weg slingerde naar boven, de duinen in. Hij liep snel door. Het deed hem goed. Een bocht en nog één, en hij was boven op de duintop. Hij stond daar tussen het helmgras met een weids uitzicht over de duinen, het strand en daarachter de zee.
Boven de vloeiende rimpellijntjes van het water daalde de avondzon uit de hemel neer, in de snel warmer wordende glans van goud naar oranje. Het strijklicht toverde de textuur van het zandpad onder zijn voeten om tot zacht fluweel. De gebroken schelpen van de wegverharding glinsterden kristallijn als sterretjes. Hij haalde de nog warme avondlucht met snelle ademteugen naar binnen en was getroffen door de pure schoonheid van de avondstonde. Hij stond roerloos in de glans van het licht, het chamois van het zand en de helderheid van de verstillende avondlucht. Er waren geen krijsende meeuwen, geen stemmen hoorbaar, bijna geen verkeer, en nog geen muziek van de disco’s die later op de avond zouden openen. De wind was tot rust tussen zee- en landwind als het moment tussen uit- en inademing. Niet aanlandig, niet aflandig. Bijna onmerkbaar zijn huid strelend, als de haren van een zacht penseel.
In de beginnende avond voegde zich meteen het andere beeld dat niet van buiten kwam maar van binnen uit zijn ziel. Zonder enige moeite zag hij Rosanne's gezicht voor zich. Hoe het heel dicht bij het zijne was, zoals het overdag op het laatst was. Vooral hoe haar ogen naar hem keken en telkens wisselden in hun uitdrukking. Hij haalde opnieuw lucht naar binnen in zijn longen.
Rosanne's ogen. Wat voor kleur ogen heeft ze eigenlijk? Zijn ze bruin, is het goud, zijn ze groenig, of zijn ze alles tegelijk? Kijkt ze vrolijk, kijkt ze ernstig? Hoe speelt ze het klaar tegelijk vrolijk en zò ernstig te kijken? Had hij niet de bezorgdheid in haar ogen gezien toen hij lang onder water bezig was geweest met het kapotte net? En keek ze tussendoor niet ook heel praktisch? Maar hoe kijk je eigenlijk praktisch? Praktische blikken kende hij wel. Van zijn ooms bijvoorbeeld. Maar wat je dan aan iemand ziet? Nooit over nagedacht, totdat zij kwam en hij zich dit ineens ging afvragen. Er was ook haar zachte blik, met ineens die luwte van onder haar wimpers, alsof die zelf plotseling waren verschenen en hij ook zelf van binnen helemaal zacht erdoor werd. En ook sterk. Hij was heel verlegen van haar ogen geworden. Ze verwarden hem. Maar haar kijken maakte hem ook juist glashelder en zo zeker! Wat een raadsels allemaal! En ze leek hem nog intensiever aan te kijken toen ze haar ogen sloot terwijl hij haar kuste. Maar dat kon helemaal niet! Of kijk je met gesloten ogen juist beter als het om kussen gaat? Had hij zelf zijn ogen open of dicht gehad toen ze kusten? Bij hem waren ze open, en zij had ze dicht. Ja, zo was het geweest, zei hij tegen zich zelf. Want hij had haar gesloten oogleden gezien. Die zou hij ook zo graag hebben gekust, één voor één haar oogleden, als hij niet ondertussen al zo druk met al dat andere kussen bezig was geweest.
Haar mond. Of moest je zeggen: haar lippen? Zo levendig en vol humor en grapjes! Maar toen hij haar opviste had hij aan haar lippen gezien hoe koud ze was geworden, van de schrik waarschijnlijk. Of had ze om lucht gevochten? En dat ze wel ontzettend stoer deed, maar dat hij haar toch aan boord moest trekken. En snel ook, want haar lippen waren bleek en dun geweest. Ja, ze hadden dat vage, blauwige zweem. Hij dacht ook aan gevaar voor shock.
Eenmaal aan boord van het bootje had hij Rosanne drooggewreven. Haar lippen waren naar hun volheid en hun rozerode kleur teruggekeerd. Hij meende dat hij helemaal niet op dat soort details gelet had, maar nu wist hij beter. Hij had meteen op alles bij haar gelet. Alle levendige woorden tussen hen hadden misschien gemaakt dat hij nog niet goed had kunnen kijken naar de vorm van haar lippen, maar gekeken had hij wel.
Pas toen ze heel dicht bij de zijne waren en het meisje inhield om ze door hem te laten kussen kwamen hun vormen in alle sensualiteit tevoorschijn. Haar volle onderlip en een sierlijke fijngetekende bovenlip met het licht gewelfde cupidoboogje. Dat woord kende hij al. Wat een fijn woord! En toen waren haar lippen een hele nieuwe wereld voor hem geworden, die beslist en grondig verkend en gekust diende te worden. Het was gewoon een kwestie van plicht!
It’s an honor, ma’am, your lips need to be kissed.
Hij grinnikte om het Engels en om dat bijna militaire beeld van on duty zijn, wat op de één of andere manier veel mooier en glansrijker klonk dan het woord “plicht”. Glansrijke plicht dus. Glansrijke lippen ook. En beide waren zoet. De plicht èn de lippen, en het was dus allemaal goed.
Oeps, bijna vergeten, dat zij hem het eerst gekust had. Maar dat was een heel licht, vermetel en snel kusje geweest. Rosanne had hem ermee verrast en diep ontroerd. Maar onderhand werd het vuurtje aangestoken. Vuurtjes beginnen altijd klein.
Daar had je dat plein alweer! Nog steeds was hij veel te vroeg.
Als ik nu al op het muurtje ga zitten word ik onrustig. Dus dan nog maar een blokje om. Loopt mijn horloge wel gelijk? Wat zegt de torenklok? O ja, ze lopen gelijk. Of allebei verkeerd natuurlijk. Dat kan ook. Ik ben, geloof ik, toch wel een beetje nerveus.



