ZATERDAG 17 JUNI
SHEILA WERD WAKKER. Het eerste ochtendlicht drong door de ramen binnen. De zon was nog niet opgegaan.
John sliep nog. Voorzichtig, om hem niet te wekken stapte ze uit het bed, liep naar het raam, opende het en keek naar buiten. De ochtendnevels vormden een ijle, witte deken die over het landschap hing. Hier en daar vielen gaten in het dek en begon het dal zichtbaar te worden Het was nog koel. Een licht briesje deed de gordijnen heen en weer bewegen. De hemel was aan het oplichten. Een paar sterren waren nog te zien. De kleuren van de lucht en van het landschap lagen dicht bijeen. In het toenemende daglicht maakten ze zich langzaam van elkaar los. Ook het oranjerood van de pannendaken van de huizen ontwaakte uit zijn onbestemde nachttint en begon een levendig contrast te vormen met het gepleisterde wit en de lichtgrijze stenen van de huizen, de straten en de muren.
Sheila schoof zachtjes een stoel tot vlak voor het raam. Ze wikkelde een plaid om haar benen en ging zitten.
Ze verwonderde zich over het geluksgevoel dat haar direct overkwam in dit ochtenduur. Na lange jaren was ze weer terug in dit land. De kleuren waren zo zacht, en ook de geluiden, de geuren, de wind, en iets in haar ziel dat ze niet goed kon benoemen maar dat ze herkende als iets dat van hier was. Het was alsof het al die tijd op haar had liggen wachten. En nu was het er weer. Ze sloot haar ogen. De wind, de geuren en geluiden bleven. En de herinneringen kwamen op.
Vijf en twintig jaar geleden was Sheila ook in dit zachte land geweest.
Het was in de jaren van haar opleiding en ze was er op vakantie. Ze had er lange afstanden afgelegd. Ze was echter pas volop hier gaan reizen toen haar duidelijk werd dat ze met de reisgenote waarmee ze vertrokken was niets, maar dan ook niets kon delen. Terwijl deze aan één stuk door kritiek had op het on-Amerikaanse van de voorzieningen en die minderwaardig en gebrekkig noemde, zocht Sheila het grote geluksgevoel te beschermen dat haar bij binnenkomst in het land direct was overkomen.
Het werd meteen op de proef gesteld maar bleek bestendig. Ze verdedigde het een poosje met hand en tand tegen het snijdend cynisme van haar metgezel. Hoewel deze van haar eigen leeftijd was en ze allebei jong waren had Sheila het gevoel met een verzuurde, kwade oude bes op reis te zijn. Ze gaf haar vriendin eerst nog wat kansen, probeerde begrip voor haar op te brengen, kwam ook met haar eigen frustratie over de brug en benoemde een en ander, in de hoop dat ze er wel uit zouden komen. Maar het hielp niets.
Tenslotte schudde ze het feitelijke einde van hun vriendschap af als de waterdruppels van een geïmpregneerde waxcoat. Ze deed vervolgens wat ze zonder de klagende vriendin nooit zou hebben gedaan. Ze begon alleen te reizen door een land waar ze inmiddels verliefd op was geworden. Ze realiseerde zich heel goed, dat ze dit dus indirect aan haar zeurpiet te danken had: dat ze nu hier alleen onderweg was en alles wat ze hoorde, zag, rook en proefde met volle teugen indronk. Het licht, de marktpleinen, de bergen, de wegen, de taal en ook iets onbestemd dromerigs wat ze niet kon vatten, waardoor ze uiteindelijk alle besef van de voortglijdende tijd verloor en alleen af en toe als wake up-call zich de bestemming en het tijdstip voor de geest haalde waarop ze uiteindelijk haar huurauto weer zou moeten inleveren.
Ze was pas aan het eind van een lange zomer weer uit het land vertrokken en alleen met het vliegtuig naar de Verenigde Staten teruggereisd. Ze kwam weer terecht in haar leven vol verplichtingen. Sheila hield van de opleiding die ze deed en van alvast werken in haar vakgebied. Daarnaast stortte ze zich in de ervaringen van haar twintiger jaren, die naast avonturen en uitdagingen ook veel pijn en leed opleverden en haar, toen ze tegen de dertig liep, haar zoon maar geen man hadden gebracht. Ze had bij de geboorte van het kind als directe ingeving de geheimzinnige naam Vengas gehoord en zo moest hij dus heten. Samen met haar zoontje vormde ze een warme, kleine huishouding, waar ze voor hen beiden een beschermd nestje had ingericht.
Haar huis - hún huis, want zo sprak Vengas als jonge man daar nog steeds over - was klein en eenvoudig. Het stond in een provinciale stad in de staat New York aan de oever van een grote rivier waarover binnenschepen gleden. Daarmee was de trage weidsheid en de zachtheid van die reis van weleer opnieuw in haar leven neergestreken en kabbelde geduldig met alle stromen der gebeurtenissen mee, of deze nu prettig waren of pijnlijk.
Die vriendelijke ruimte was dus met haar meegegaan. Wat was die anders dan de ervaringen uit andere, sprankelende Zuid Europese landen met hun stranden en strakblauwe luchten, met jachten en witte huizen, en vooral verleidelijke mannen met fluwelen stemmen die je uitnodigden aan hun eettafels en onuitgesproken alvast op een gedeeld bed en hun verlangende armen doelden. Ze droeg daaraan bonte herinneringen die haar ook nu voornamelijk deden glimlachen. Want deze mannen waren weliswaar onbestendig maar meestal goed voor haar geweest. Vaak waren ze op precies de juiste momenten in haar leven verschenen.
In vergelijking met deze mannelijke verleidingen was haar reis naar het zachte land haast onbeduidend geweest. En toch had juist die haar met iets dieps van haarzelf in verbinding gebracht. Het alleen zijn was daarin essentieel geweest.
Ze had zich vaak verwonderd over het volstrekt tijdloze van zo’n ervaring, die zich ingrift op een laag waarin de jaartallen wezenloos zijn en waar tussendoor zich telkens de gebeurtenissen van de wereld afspelen. Als therapeut kwam ze daarmee steeds in aanraking door de cliënten en hun vragen. Op het weefgetouw van hun levens bestond de inslag uit de vele gebeurtenissen die hen bezighielden: de persoonlijke en ook de grote politieke en maatschappelijke. En tegelijk waren er de scheringdraden. Haaks op al dat voorbijgaande de tijdloze imprints van de ziel zelf, weliswaar ook vaak door gebeurtenissen wakker gemaakt maar vervolgens voorgoed deel van jezelf. Af en toe word je aan jezelf herinnerd. Soms besef je dat en soms heb je daarbij wat hulp nodig. Sheila had een nuchtere kijk op haar werk.
Ze was een aantrekkelijke vrouw die gemakkelijk contact maakte en goed met mannen overweg kon. Ze begeleidde ze graag vanuit haar beroep en hielp ze met hun onzekerheden. Op een of andere manier vertrouwden ze haar instinctief. Waar dit vermogen vandaan kwam kon ze niet zeggen. Zeker niet van thuis, want de mannen uit haar kinderjaren waren eerder stug geweest. Als ze wilde kon ze goed flirten en had dat vroeger veel gedaan. Maar op zeker moment was ze zich van de prijs van de ontmoetingen bewust geworden en was meer op haar hoede.
Ze ging meestal goed gekleed, met een lichte neiging tot over-expressie waarmee ze weleens geplaagd werd. Ze gaf meestal lachend toe dat daarmee haar ware aard tevoorschijn kwam. Die uitte zich in overvloedige kleurencombinaties of sieraden die net teveel waren en na korte keuring in de spiegel weer werden afgelegd waarna nog steeds genoeg om naar te kijken overbleef. Haar temperament was veel vuriger dan zij met haar lome bewegingen en haar enigszins mollige verschijning voortoverde. Haar ogen stonden vaak peinzend en wisselden tussen lichtbruin, goud en groen maar schoten vuur wanneer de expressiviteit zich aandiende. Dan werden ze donker en fel. Al met al was ze een gevoelig en veelzijdig mens die wel sterk was maar ook afhankelijk van wat haar aan begrip of onbegrip tegemoet werd gedragen.
Toen haar zoon Vengas eenmaal man was geworden, onderhielden ze hun liefdevolle, gevoelige verbinding. Ze voelden allebei wel dat ze die nu moesten gaan doseren. Niet hun verbinding zelf, maar wel de frequentie in hun contact. Vengas was uitgevlogen en nu zelfstandig. Daarnaar gingen ze zich dus gedragen maar ze moesten er allebei toch aan wennen.
Van de tijd lang geleden in dit land was een verlangen bij Sheila achtergebleven. Ze zou zo graag deze ervaring in alle teerheid en diepgang met iemand willen delen. Maar het lag gevoelig. Het moest vrij zijn. Het was niet iets waar je iemand naartoe kon slepen. Het was eigenlijk ook niet uit te leggen. Daar zat misschien nog oud zeer bij haar, dacht ze, van de cynische vriendin van toen. Je kon het dus niet dwingen. Misschien bleef de ervaring wel altijd ondeelbaar. Maar je kon het wel wensen.
En toen ontmoette ze John. De man die ze totaal niet had verwacht en waarnaar ze ook niet had gezocht. Hij overkwam haar net als zij hem overkwam. Binnen de kortste keren hadden ze een relatie, waren een stel, gingen met elkaar op vakantie, woonden samen, namen elkaars kinderen op in hun samenzijn en trouwden. Het grootste verhaal van hun leven, in één enkele zin verteld.
Ze gingen gewoon door met alles wat ze daarvoor ook al deden met dat ene essentiële verschil: dat ze hun levens deelden. Ze ontdekten dat ze samen gelukkig konden zijn op een hete parkeerplaats, als het slecht weer was, in de lift, in een wachtrij bij de kassa van de supermarkt, en samen thuis. En dat ze dit maar beter konden aanvaarden, omdat het nu eenmaal zo was. Als ze ruzie hadden waren ze daarna des te inniger samen. Hun beroepen waren weliswaar belangrijk voor ze en hielden hen uiterlijk en innerlijk bezig, maar voor hun leven samen maakte het eigenlijk niet uit wat de ander precies in de wereld deed. Samen waren ze geestig, actief en diepzinnig genoeg. Maar eigenlijk vooral vriendelijk voor elkaar.
Ze hadden dus per direct samen naar haar zachte vriendelijke land van weleer op vakantie gekund. Het zou de ideale bestemming voor ze zijn. Maar op de een of andere manier gingen daar vijftien jaar overheen. Pas nu waren ze hier .
Eindelijk, dacht Sheila.
Juist omdat ze zich overal thuis voelden waren ze nooit op het idee gekomen de wens te vervullen die Sheila had. Ze had het af en toe weleens laten vallen, maar erg omfloerst en zonder de vurige donkere blik van haar temperament, innig tevreden als ze was in het gezelschap van John. En haar peinzende ogen misten dan overtuigingskracht. Ze verborg wel eens vaker de heftigheid van haar echte wensen. Ze had hem gezegd dat ze een keer samen op reis naar het zachte land wilde. Maar ze had nooit duidelijk gemaakt dat het iets was dat tot het stramien van haar ziel behoorde. John had daardoor het echte verlangen nooit van haar gehoord. Die was: iets unieks te delen dat op de een of andere manier bij haarzelf en ook bij haar alleen-zijn hoorde. En iets uit die schatkamer samen met hem, een innig geliefd mens te delen, al is het maar even.
En dit keer zonder gezeur over falende driesterren- of vijfsterren accommodaties of kapotte airconditioning.
Toen kwam de burcht op hun pad. Moeilijk te zeggen wat het precies was. Het leek hen allebei een interessant evenement. Maar die waren er altijd. Het kwam hen ook niet echt goed uit, want ze waren allebei op dat moment heel druk met hun werk. Maar feit was dat ze ineens de reis hadden geboekt. En dat ze hun agenda’s ervoor leeg hadden gemaakt. Ineens werd, geheel onverwachts, zomaar de wens van Sheila vervuld. Het overkwam haar. Ze was er niet op uit geweest. Ze hadden bij het boeken van tickets voor het festival niet eens doorgehad in welk Zuid Europees land het precies plaatsvond. Dat kwam pas toen ze de vliegreis gingen regelen.
Ze keek naar de nog steeds slapende John in het bed en was heel dankbaar dat zij hier nu samen waren. Ze keek nogmaals uit het raam in de richting van het plein. Daar dichtbij, wist ze, was die andere kamer, met de balkondeuren aan dat plein Ze voelde diepe vreugde dat ook Vengas hier was.
Wat bijzonder, dacht ze, ineens deel ik het. Ik ben hier met met mijn man, mijn zoon en met diens vriendin. Wat een rijkdom, wat een onverwachte genade!



