IN DE LOME middaghitte was Paola helemaal naar boven gelopen, tot bij de ingang van de kasteeltuin. Daar lag ze onder de bomen in het gras, de zomen van haar diepblauwe jurk om zich heen uitgespreid, het jute tasje naast zich met daarin haar telefoon en de tot een klein rolletje met behulp van een haarelastiek samengebonden doktersjas.
Ze keek naar de hemel met de witte wolken die langzaam overdreven. Af en toe passeerden hoog boven haar de fel gekleurde vleugels van de paragliders die in de stijgende lucht van de midddag over de top van de berg zweefden en hun plekken in het dal om neer te komen voor het uitkiezen hadden.
Eigenlijk was ze aan het werk. Maar dat hield weinig in op dit moment. Na enige tijd kwam over het pad door de bergweide naar boven het elektrische terreinwagentje aan wiebelen, met achter zich aan, over hobbels en kuilen hotsend en deinend, de complete mobiele eerstehulp-unit die de afgelopen dagen aan de voet van het stadje dienst had gedaan.
Anderhalf uur geleden had ze beneden het toezicht gehad op het inpakken van de instrumenten en medicamenten, het controleren en afsluiten van de kastjes, terwijl de medics de brancard, behandeltafel, stoelen en computers ontmantelden en in de wagentjes legden die werden meegestuurd achter de log waggelende trailer aan die het containergebouw de berg op trok. De optocht ging over de ruwe keien van het stadje en toen ze de ingang van de burcht bereikt hadden waren ze eerst samen gaan middageten. Een lange tafel in de schaduw met Paola, de technische dienst en de medics, en ook Andrés was even aangeschoven.
Daarna was ze voor hen uit naar boven gelopen. Het materieel volgde in zijn eigen slakkentempo. Na de klus zou er voor iedereen waterijs zijn en dan was het officieel siësta.
De grote eerstehulppost bij de burcht was volledig in bedrijf gebleven. De mobiele post moest vanavond paraat zijn voor het grote feest dat boven gevierd zou worden en min of meer de afsluiting van het festival betekende. De voorschriften vereisten dit. Zoveel mensen gedurende langere tijd op meer dan een kwartier afstand en door bergachtige paden gescheiden van de grote eerste hulp betekende dat ter plaatse een mobiele voorziening bij de hand moest zijn. En dus werd die van beneden naar boven gesleept.
‘Ik zal er bij zijn als we dadelijk kunnen gaan opbouwen.’ had ze aan tafel nog gezegd.
‘Paola, fijn. Maar je hoeft niets te doen, hè? Wij bouwen op. Als je wel nog even in de buurt wil blijven. Dan mag je ons werk afzegenen als we klaar zijn. Of niet natuurlijk, als we er een rommeltje van maken.’
‘Oh, dus vandaag ben ik jullie priester?’ lachte ze.
‘Je bent onze medische hogepriesteres! En doe je witte jas toch uit! Veel te warm!’
Er werd langzaam en voorzichtig gereden. Zo waggelde de hele santenkraam nu op haar af. Het gebouwtje werd geplaatst, verankerd en waterpas gezet zodat straks de patiënten netjes op de behandeltafel zouden blijven liggen en niet eraf zeilden. Stroomkabels en waterslangen werden uitgerold en struikelbestendig weggewerkt, op afstand van de voetweg gehouden en veilig gemarkeerd. De antennes voor de dataverbinding werden weer uitgeklapt. Twintig minuten na aankomst op de bergweide was de inrichting weer compleet.
Paola werd gevraagd om de inspectie doen. De zegening mocht vormloos, zeiden de helpers, en natuurlijk zonder witte jas. Een bedankje volstond.
‘Wel even hier je paraafje zetten graag. En daar ook nog eentje. Obrigado, Paola.’
Het gebouwtje keek uit op de ingang naar de hoge kasteeltuin. Het hek daarvan was met rood-witte linten afgezet, die geduldig telkens werden losgemaakt en opnieuw bevestigd als weer eens een elektrisch karretje passeerde met achter zich hoog opgeladen aanhangers De voorbereidingen voor het feest van vanavond waren in volle gang, maar pottenkijkers waren nu niet welkom.
Ze pakte haar telefoon.
‘Androtschka?’
‘Si, Paola?’
‘Klaar!’
‘Mooi! Wat ga je nu doen?’
‘Niets.’
‘Huh, niets?’
Ze moest lachen.
‘Misschien nog even wandelen. Of mijmeren. Ik weet nog niet. Ik ben nu toch boven. Het is hier zo mooi.’
‘Wil je dat ik ook kom?’
‘Nee, eigenlijk niet.’
‘Hou van je, mijn lief. Even met jezelf zijn, hè?’
‘Ja, en met deze zomermiddag,’ zei ze. ‘Je ziet me straks weer!’
Ze liep langs de paden en door het hoge gras, zat onder bomen, liep weer verder.
Ik ben zo gelukkig.
Ze rook kruiden en bloemen. Af en toe waren er passanten. Maar zonder haar witte jas lieten ze haar met rust.
Ze dacht aan vele andere werkpauzes. Vaak in ingewikkelde, pijnlijke en door natuur- of menselijke catastrofes verwoeste gebieden waar ze hun humanitaire hulpverlening deden. Tijdens je zogenaamde verlof maakte je rondes buiten. Dan leerde je beter begrijpen waarom je het op je behandelplek zo druk had met alle ziektes of het behandelen van verwondingen. Je leerde inschatten of je al over het ergste heen was, of dat dat nog moest komen. Ontwikkelingshulp. Humanitaire hulp.
En hier vredig, en zo totaal anders. Toch was ook dit een plaats van ontwikkeling. Een bijzondere zelfs. Wat een genadige plek was dit hier! Ze kon er geen ander woord voor bedenken. Kon de hele mensheid zich maar zo vredig en enthousiast en met zoveel plezier en vertrouwen ontwikkelen.
‘Wishful thinking, Paola?’
‘Nou én?’ zei ze half hardop, een beetje kribbig. En even later, alsof ze op iets antwoordde:
‘Goed, goed. Ik dokter me wel door alles heen. Ontwikkeling doet vaak pijn. Dat weet ik ook wel.’
Met wie was ze eigenlijk in gesprek? Het gesprek ging verder.
‘Je kunt trots zijn op je santenkraam.’
Ze antwoordde opnieuw op haar innerlijke gesprekspartner.
‘Ja, het betekent verbandjes kunnen leggen, en oplappen maar weer. Maar weet je wat? Ik hou er ook gewoon van!’
‘Paloma..’
‘Vengas weet dat niet. Dat patiënten, die mijn naam niet goed verstaan me ook regelmatig Paloma noemen. Dr. Paloma, of La Paloma. De duif.’
‘Si! Eres una paloma de la paz..’
‘Vrede? Huh? Ben ik een vredesduif?’
Het ontroerde haar ineens. Haar verborgen gesprekspartner was hiermee kennelijk tevreden. Want ineens eindigde de interne monoloog. Of misschien dialoog.
Ze ging onder een olijfboom zitten. Ze verfrommelde haar witte jas tot een kussentje. Paola sliep haar vredige, zomerse siësta.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:



