ZE WAREN LAAT gaan slapen want ze hadden elkaar veel te vertellen gehad.
John was aan het begin van de vorige avond teruggekeerd uit Lissabon.
En Sheila…
Sheila was gisteren de hele middag aan het wandelen en mijmeren geweest, langs voetwegen rondom het stadje, door de bossen, langs de hellingen omlaag, het water van de beek volgend. Ze had zich beneden in één van de dorpjes gesterkt met warme soep van broccoli en room met geroosterde stukjes brood, gebakken tomaten en garnaaltjes. Ze was traag de weg naar boven terug gelopen.
In het zachte land onderweg zijn. De harde bodem in het zachte land. Het heldere water van het beekje en de droogte, je kunt ze allebei ruiken. Wat is er nou eigenlijk zacht aan dit land? De mensen? Die kan je niet over één kam scheren. En het land en dit volk hebben ook hun duistere en tragische kanten in de geschiedenis laten zien. En toch, en toch..Wat is er zacht? Zacht kan onverzettelijk zijn, als een moeder.
Hoe zou het zijn om hier te wonen? En zou ze dan ook nog in de Verenigde Staten wonen? En wanneer dan, en hoe dan? En wat zou John gaan doen? En wie was Denise eigenlijk?
Sheila had zo haar ideeën hierover. Ze stelde zich voor dat haar man de adelaarsvleugels aan het uitslaan was die hij volgens haar bezat en die hij vaak kleiner en zwakker deed voorkomen dan ze waren. Ze wist dat zij er beiden goed in waren geworden in een veilig nestje te zitten en van daaruit op de wereld uit te kijken en die wereld mooi en boeiend te vinden. Maar wel vanuit dat veilige nest. Ze wist dat zij zo ongeveer de enige hoedster was van dit geheim. Hun vrienden vonden hen allebei erg dynamisch en ondernemend. Maar zij wist beter. Dynamisch waren ze in ontmoetingen en gesprekken. Maar hun leven zelf hielden ze geborgen en veilig. En misschien wel té geborgen.
En nu kwamen ze allebei dus tevoorschijn. Hadden ze dat dan gewild, gewenst? Hadden ze dit gepland? Of gebeurde het gewoon? Overkwam het hen gewoon? Maar.. allebei tegelijk? Dat was opmerkelijk. Dan was er toch meer aan de hand.
Ze voelde haar vleugels. Ze was die aan het uitslaan. Kort geleden waren het nog technische paraglider-vleugels geweest. Dat was ook al zo ontroerend en onverwacht. Wat had ze gehuild toen Devin haar na de verrassende wijde vlucht door de bergen in de zon en de hoge lucht weer veilig aan de grond had gezet! Wat was dat? Ontroering? Er was meer aan de hand. Er was iets losgescheurd in haar ziel, en het had ook zeer gedaan. Hartverscheurend hoefde niet alleen tragisch te zijn of verdrietig. Het wakker worden van het goede kon dus pijn doen.
Eerst had ze nog gedacht dat ze in de dagen erna vaker zou vliegen. Maar dat was er nooit van gekomen. En nu had ze het dan toch gedaan. Alleen waren er nu andere vleugels, veel sterkere, hele wijde. Waren dit nou haar eigen vleugels? Of waren het vleugels van een maat groter dan zijzelf? Of was het allebei? Ze werd door vleugels gedragen. Maar was ze niet zelf als een vogel die ineens haar wieken spreidde en opsteeg en kon vliegen en de wereld buiten dat veilige nest ontdekte? Wat een raadsel was de timing van dat paragliden geweest. Op vleugels in de zon, schijnbaar zonder connectie en losstaand. En een paar dagen later dit!
Sheila was natuurlijk benieuwd hoe de dag van haar man en zijn ontmoeting met Denise zou zijn gegaan. Maar eigenlijk wist ze dat al. De ontmoeting zou waarschijnlijk een enorme klapper zijn. En ja, ook bij hem een vleugelkwestie. John de adelaar. Ze moest erom glimlachen. Ja, John zou worden aangesproken op zijn adelaarsvleugels. Ze had zijdelingse indrukken van de vibe tussen hem en Denise. Adieu piepkuikenpose van haar man. Wat verheugend! Sheila wist het gewoon. En het was prima. Echt helemaal prima. En zijzelf? Ready for take off?
Natuurlijk zou zij het doen! Dit waren geen van elkaar afgezonderde onderdelen die ineens op haar af kwamen. Het was de precieze combinatie van ontmoetingen, nieuwe ontmoetingen, en herinneringen aan gebeurtenissen op een sensitieve leeftijd, lang geleden. Het greep zinvol en wijs in elkaar en wekte iets in haar. Nee, niet in haar. Haarzelf. Met hulp van mensen hier. Dank je wel, Down-under-Devin. Iets mogen geven en betekenen. Dank je wel, Felipe-met-je-bootje-op- de-Guadalquivir.. Herkend en gezien worden, ook als je nog zo meent dat je dat niet nodig hebt. Dank je wel, Alicia en Lady Catherine. En zo serieus aangesproken worden in je sluimerende ziel die op iets op lag te wachten en wakker werd en voelde: nu is het moment. Dank je wel, Jorge. Dat jij dat alles zakelijk noemt! Je hebt geen idee hoe je me innerlijk daarmee sterkt. Ik was daar zelf nooit opgekomen…...
En dus zouden John en zij allebei op een bepaalde manier hun nest gaan verlaten en de veiligheid ervan opgeven. En er zou blijken wat er uit voort zou komen. Aan hun liefde twijfelde ze geen moment. Het zou vanzelf blijken wat eruit zou ontstaan en hoe dat voor hen beiden zou zijn. Het ging er dus om, je nu over te geven aan al dat wat echt groter is dan jezelf. Het gold voor allebei. En het had helemaal met de wereld te maken, en hun bereidheid, hun liefde, die met het klimmen der jaren nooit getaand was. Ready for take-off. Ze had het een week geleden eigenlijk meteen gemerkt: hoe haar man tot op het bot getroffen raakte, zodra ze hier geland waren. Het was niet te duiden geweest. Maar het was voor hem hier ook de grote wereld. Wonderlijk toch? Je komt vanaf de Oostkust van de Verenigde Staten aanvliegen en landt in Zuid-Europa. En het is alsof het lot jou aanwijst waar de wereld voor jou groot is en waar niet. En toch zouden zij nog steeds ergens hun eigen plek houden. En ook hun gezamenlijkheid. Maar hoe en waar? Het zou wel blijken hoe. En waar.
Ze was dankbaar voor de eenzaamheid. Ze voelde zich diep gedragen door het warme zomerlandschap waar ze doorheen liep. Op geen enkele manier was ze afgeleid door waar ze juist zo goed in was: menselijke interactie.
In de eenzaamheid traden de wevingen en verwikkelingen van het lot uit de coulissen en hoe zij daarmee verweven was kwam des te helderder in de onschuldige natuurbeelden naar voren. Alsof je midden op de dag in de stralende zonneschijn tegelijk de sterren kunt zien en hun plaatsen ziet in de fijne draden van het weefgetouw van het lot.
En dan al die grote beelden en samenhangen toch ook weer loslaten, en je overgeven aan het pad, je voetstappen, het murmelende water van het beekje, je eigen stroomopwaarts tegen de waterloop in gaan, richting de bronnen ervan, de hellingen beklimmen, en daarbij je spieren, je hartslag, je ademteugen, je warmte en je zweet voelen. Af en toe stoppen om koel water uit de beek te drinken, vogels en dansende insecten horen en zien, wederom vruchten van onderweg plukken en ze eten, en dan onder de al laagstaande en geeloranje wordende zon ineens boven aangekomen zijn, door de straten van het stadje lopen, de wereld voelen verkleinen door het plaveisel, de namen van straten en voorbijgangers die je groeten. En even later in je hotelkamer staan en daar je man, daar John in een stoel zien zitten met een glas water in zijn hand.
Ze kussen elkaar. Ze nemen de tijd. Ze hebben allebei al gegeten. Hun gesprekken ontvouwen in weldadige langzaamheid en ook met tedere behoedzaamheid in het aftasten van elkaars zielen in woorden. Ze zijn er allebei op voorbereid dat er uitgebreide gesprekken zullen komen. Maar in feite heeft iedereen zijn innerlijke werk allang gedaan. Hun verbale uitwisseling blijkt vederlicht. Want het is zo evident.
Niet één maar twee adelaars, cirkelend op de wijde thermiek van de zomeravond die de warmte van de aarde nog eens doet stijgen en teruggeeft aan de hemel totdat zij vervliegt. En dan komt de aarde nabij als een bed.
De aarde, oh, de aarde!
‘Ik ben zó benieuwd naar Vengas!’ had Sheila gezegd.
‘Heb je hem nog gebeld?’
‘Nee,’ had zij gezegd, ‘bellen kun je overal. Ik wil hem zien! Niet bellen.’
Ze waren arm in arm aan de avondwandel gegaan, een klein stukje maar. Hun groeiende adelaarsvleugels maakten hen stil maar vervuld, zonder spanning naar elkaar. Ze kwamen toch weer uit in de burcht op de binnenplaats. Daar had Paola haar broertje inmiddels ertoe aangezet om naar voren te gaan, het podium op, om met zijn luit hoorbaar en zichtbaar te worden.
Zo zag en hoorde Sheila haar zoon: zijn tedere innerlijkheid van minstreel bloeide op in de avond, na al zijn daagse daadkracht. Ze was direct gerustgesteld, hoe hij aanwezig was in de tere oude klanken van zijn instrument. Zij en John luisterden samen naar zijn muziek. Ze liepen onopvallend in het optochtje mee naar buiten. In de rozentuin gaf zij hem een lichte kus op zijn stoppelwang. Niet te nadrukkelijk. Niet teveel als moeder, meer als fan. Zo kleed je dat in bij je volwassen zoon. Maar je kunt wel moederlijk tot hem spreken, vond ze. Want ieder mens heeft altijd maar één moeder.
‘Oh, lieve zoon, ik ben zo trots op je. Je bent zo sterk en gevoelig! Wat speel je toch mooi, hartenbreker van me. Want dat doe je vast heel vaak.’
‘Geen idee!’ had hij gelachen. Hij had haar ook gekust.
‘Nee, dat weet ik wel!’ had zij gegiecheld.
En toen was het de beurt aan de beide mannen geweest om met andere innigheid, die bijzondere stevigheid, op het pijnlijk harde af, de welbekende Knuffel, The Hug, weer eens te voltrekken, zoals zij het noemden. Hun eigen mannelijke manier. En John en Sheila hadden daarna afscheid van hem genomen.
Dat het gisteren zo laat geworden was lag daaraan, dat ze weer voor de geopende balkondeur waren gaan zitten en dat nu pas alle details van de dag los kwamen. John zijn dag in Lissabon met Denise. Bij Sheila alle details van het landgoed, de ene bijzonderheid na de andere. John vroeg en vroeg maar door, nieuwsgierig naar elk detail. Hij wilde ook bijzonderheden over de ezels weten die hem erg fascineerden. Maar die kon zij hem niet geven. Hij vroeg zich tenslotte af of er bij het landgoed misschien ook een ezeljongen hoorde.
John maakte Sheila vaak blij met goed getimede luchtigheid. Als ze bijna bezweken onder de lading van zoveel moois op één dag, kwam de clown te voorschijn.
‘Bedoel je of die ezels ook veulentjes hebben?’ begreep Sheila hem opzettelijk verkeerd.
‘Nee, ben ik nou zó onduidelijk? Ik bedoel een ezeljongen. Dat is een jongen die voor de ezels zorgt. Dat is tevens zijn grootste taak in dit leven. In Italiaanse films heet de knul meestal Pepe of Giuseppe. Ik weet niet hoe hij in het Portugees zou heten. En of ze hier bestaan, of ooit bestaan hebben.’
’Ik ook niet,’ mijmerde ze, ‘Ik heb hem niet gezien. Maar ik heb ineens een vermoeden.’ voegde ze eraan toe, met pretogen.
‘Oh, wat dan?’
‘Dat jij eigenlijk een ezeljongen bent. Deep down inside.’
’Oh, daar moet ik even goed over nadenken.’
‘Ja, doe dat. Dat kan nooit kwaad. Het lijkt me een prachtig beroep.’
‘Sheila, ben ik niet een beetje te oud daarvoor?’
‘Liefste, ik heb niet het gevoel dat jij ooit ergens te oud voor bent. Niet voor Denise, niet voor Sao Paulo, en dus ook niet voor ezeljongen.’
‘Van jouw ezels.’
‘Nee, zover is het nog niet.’
‘Maar straks wel.’
‘Ja, daar draait het waarschijnlijk wel op uit.’ zuchtte ze.
Ze zag er heel tevreden uit.
In die trant hadden ze het nog een tijdje volgehouden. Daarna was hun gesprek geleidelijk verstild. Toen het al licht aan het worden was hadden ze gemerkt dat ze allebei in hun stoelen in slaap gevallen waren. Ze wankelden naar het bed, stroopten hun kleren af en belandden in elkaars armen.
‘Even praktisch, John’ zei Sheila toen ze niet zoveel later alweer aan een ontbijt zaten, ‘Er is een meeting geregeld. Vanmiddag om één uur. Heel erg on-Iberisch-schiereiland qua siësta, omdat die er dus niet is. Maar dit bleek het handigste voor iedereen. Ik heb jou er graag bij. En men weet dat. Ik heb ook Jorge bij me en Jerome. Alicia brengt Felipe mee, die zich door zijn kleindochter hier naartoe laat rijden en al een poosje onderweg is. Felipe neemt nog een andere vriend mee, die geloof ik zoiets als de familienotaris is.’
‘Denk je dat er vandaag getekend gaat worden?’
‘Ze zeggen van niet,’ zei Sheila, ‘omdat het om iets groots gaat en je daarin niet moet overhaasten. Dat heb ik van Jorge, maar ook Alicia zei het, en Felipe vond dat ook.’
‘Heb je contact met Felipe gehad?’
‘Geen direct contact. Ik zag hem voor het laatst toen hij ons bij de parador afzette na de avond op het bootje en in de tuin. Je was erbij.’
‘Ongelooflijk hè?’
‘Ja, ongelooflijk. En John? Alicia en ik zouden graag willen dat je het landgoed zou zien. We dachten aan zondag overdag. En ik vroeg me af of ook Felipe een uitnodiging op prijs zou stellen. Dat zou dan waarschijnlijk wel van Alicia moeten komen. Enfin, we breien het wel rond. En, John?’
‘Ja?’
‘Na de bespreking vanmiddag wil ik samen met Alicia taartjes gaan eten.’
John moest erom lachen.
‘Oh, zonder mij dus’
‘Ja, zonder jou.’
‘Natuurlijk.’ zei hij, ‘ladies celebration, célébrer la féminité. Vanzelfsprekend, my She-Ila. Laten we zeggen,’ besloot hij zonnig, ‘dat je mij als je roommate gewoon informeert waar je straks denkt uit te hangen. Of alleen maar hoe lang. Of nee: me belt zodra je uitgehangen bent en helemaal vol taartjes zit.’
‘Ja, graag!’ zei ze dankbaar.
‘En waar is die meeting? En hoe laat?’
‘Om één uur, dat had ik je al gezegd. Het vindt plaats in iets dat De Bungalow schijnt te heten.’
‘Daar heb ik al eens over gehoord.’ zei haar man, ‘Voorwaar een mythische locatie, Sheila. Daar worden de belangrijke besprekingen gevoerd. Hoe komen we daar?’
‘Jorge,’ zei ze, ‘als je hier iets niet weet, kom je altijd weer uit bij Jorge. Er kwam vervoer. Dat zei hij.’
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:



