EVEN LATER ZATEN Francesca en Agnes op twee leunstoelen in de poppendokterspraktijk, met een karaf water en twee glazen op een tafeltje tussen hen in.
‘Wat ontroerend!’ zei Agnes, die nieuwsgierig rondkeek.
‘Wacht maar tot u dadelijk een klantje van me ontmoet.’ zei Francesca, ‘Daarom zitten we nu hier. Ik kan nu even niet weg. Om die reden valt de locatie die we ons voorgenomen hadden uit. Meestal is het hier rustig, zo op het eind van de festivalweek. En deze week was ik ook niet vaak aanwezig. Ik had weinig van doen met de popjes. Maar er was dus wel dat éne, zware spoedgeval. Dadelijk komt die familie langs. Het was echt nood. Ik kijk naar popjes als naar patiënten, met het verschil dat het bij een poppendokter vooral de kinderen zijn die alle schrik en pijn hebben. En daar was ik dus druk mee in de weer. Het kind was ontroostbaar en er moest echt iets gebeuren.’
Ze vertelde over Fabiola en Janina. Ze liet de doos zien met daarin het popje dat weer helemaal heel was.
‘Je bent een echte arts!’ zei Agnes bewonderend.
‘Kijk, daar komen ze al!’ zei Francesca, die de opmerking van de andere vrouw schijnbaar negeerde, misschien juist omdat die heel diep bij haar binnenkwam. Ze keek op haar horloge.
‘En natuurlijk precies op tijd’ vervolgde ze, ‘Het meiske heeft vannacht waarschijnlijk nauwelijks geslapen. Ik heb afgeleerd om kinderen iets lekkers aan te bieden wanneer ze hun popjes afhalen. Ze zijn meestal veel te opgewonden en kunnen geen hap door hun keel krijgen.’
Het belletje van de winkeldeur ging over. De familie kwam binnen. Het kind liep rechtop tussen haar ouders. Haar vader oogde verlegen en eerbiedig. Hij vond blijkbaar dat de situatie vereiste dat hij het woord moest voeren en schraapte zijn keel.
‘Senhora, ah… medica… perdão, ah.. hier zijn we dan weer. U weet wel, voor het popje van mijn ah.. mijn..mijn dochter. Hebt u nog iets kunnen redden? Janina, schatje, geef jij die mevrouw ah…. de medica, en ook de andere senhora medica even een handje?’
Ze kregen allebei een klam, uitermate zweterig handje van het meisje, dat ondertussen schichtig rondkeek of ze misschien haar popje ergens kon ontdekken.
Francesca hurkte neer zodat ze op ooghoogte was met het meisje.
‘Dag Janina! Wat fijn dat je er bent! Jij komt dus om Fabiola weer op te halen?’
Het kind knikte en keek Francesca aan, met grote, bange kijkers.
‘Heppu…… heppu haar kunne helpe?’
‘Fabiola bedoel je?
Ze knikte weer en keek vragend naar de poppendokter.
‘J-ja, mfrou, F-fabiola. Of.. of wat er nog van haar over is.’ Bibberende lipjes. Francesca ging op een stoel zitten en nam opnieuw het klamme handje van het meisje in de hare.
‘Nou Janina, dat zal ik je dan maar gauw vertellen! Jouw popje? Die is me er eentje, zeg! Het was niet niks, en ze kon natuurlijk ook niet meer praten. Dat had jij ook al gemerkt. Nou, maar jij hebt een sterk poppenkind, hoor. Ik zal je niet langer in spanning laten! Ik heb goed nieuws voor je. Stel je toch voor, Janina, ze is weer helemaal beter. Ze ligt wel nog in een bedje. Dat geef ik je ook mee, maar daar mag ze gewoon al uit, hoor! Fabiola vond het zelf reuze spannend en keek al uit naar je. Ze heeft dus vannacht niet veel geslapen. En jij? Jij wel?’
‘Nee.’ zei het kind ernstig, ‘Mefrou, ik hep helemaal niet geslapen.’
‘Nou, nou toch,’ zei Francesca, ‘wat zul je dan moe zijn! Maar straks is alles anders. Want nu is alles weer goed. Vanavond lig jij veilig in je bedje. En je popje ook. In dit reisbedje, of waar je haar ook hebt ‘s nachts.’
‘Ik heb voor haar een echt eigen poppenbed.’ zei het kind, ‘Pappa heeft het voor haar getimmerd. Pappa kan alles. En mamma heeft de lakentjes en het hemeltje genaaid. Mamma kan ook alles. En waar is nu Fabiola?’
Francesca wenkte haar. Ze nam haar mee naar de afdeling voor herstelde patiëntjes. Ze had Fabiola zo gedrapeerd dat het popje rechtop in bed zat, met mooi gekamde haren en het strooien hoedje op het dekentje. Het kind naderde eerbiedig en bleef diep verwonderd staan.
‘Toe maar, Janina! Ga maar naar haar toe! Kijk eens? Ze is wakker!’
Janina liep naar het bedje en nam heel voorzichtig het popje van onder het dekentje. Ze voelde verwonderd aan het hoofdje. Ze draaide aan de armpjes en de beentjes. Ze kantelde haar even naar achteren en zag dat Fabiola’s slaapogen het goed deden. Ze sloot haar poppenkind in haar armen. Het popje kwam er vervolgens niet meer vandaan.
Francesca legde haar uit dat het patiëntje helemaal beter was en dus uit het ziekenhuis ontslagen kon worden. De formaliteit bestond erin het bedje mee te geven en een cadeautje te overhandigen. Ze riep de moeder van het kind, die de hele tijd nog niets had gezegd en met grote ogen had rondgekeken. Een beetje alsof ze zelf weer kind was. Zou ze zelf vroeger veel met poppen hebben gespeeld? Francesca vond haar vertederend. Ze besloot de hulp van de zwijgende vrouw in te schakelen.
‘Beste mama van Janina, neemt u het bedje dan mee? En ik heb nog een klein cadeautje voor jullie, omdat ik zelf óók zo opgelucht ben dat Fabiola echt beter is. Ik heb het ingepakt maar kan jullie alvast verklappen wat er in het pakje zit. Het is een blauw zomerjurkje en kousjes en schoentjes. In Fabiola’s maat. Thuis maar lekker uitproberen en passen, wat jij, Janina? Je mama neemt het even voor je aan. Want jij hebt je handen nu helemaal vol! Zeg, ben je ook zo blij dat het goed afgelopen is? Kijk eens, ook de roosjes op haar jurkje zijn weer fris!’
Het kind had haar duim in haar mond gedaan, waardoor Fabiola scheef kwam te hangen in haar klemmende omhelzing. Het popje vond het allemaal best en glimlachte als altijd.
De duim ging de mond weer uit.
Ineens verschijnt een ernstige, leeftijdloze blik. Tegelijk de kinderblik. Maar recht, kaarsrecht, de ogen van Francesca in. De blik van mens tot mens, met het reine van een kind.
‘Ik wist het!’ zegt Janina, ‘Ik wist het meteen toen ik u zag na het ongeluk van Fabiola. Ik wist dat u het kon. Dat u haar beter wilde maken en dat u dat ook zou doen. Dag mevrouw de dokter, u bent écht lief. Ik wens u geluk. En een mooi en lang leven.’
Ze gaf Francesca met pop en al een hand. Ze gaf Agnes ook een hand. Ze aarzelde even en gaf toen Fabiola aan haar moeder, zodat ze beide handen vrij had om vervolgens Francesca uit alle macht te omhelzen. Ze reikte hoog met haar beide armpjes en kreeg die maar net om het middel van de jonge vrouw heen.
Francesca hield zich goed. Maar de liefkozing van dit kind en wat Janina ineens gezegd had ontroerde haar intens.
De vader stond met zijn portemonnee in zijn hand, een beetje onhandig.
Ze legde hem uit dat de behandeling zelf niets kostte maar dat vrije giften welkom waren.
‘Ik leef er niet van, senhor. Ik gebruik opbrengsten om deze praktijk verder aan te kleden.’
‘Hebt u bankgegevens?’
‘Ja. Alstublieft.’
‘Er komt een schenking,’ zei hij, ‘Vanwege het popje. Maar vooral vanwege wat u mijn dochter eigenlijk hebt gegeven. U hebt haar vertrouwen gegeven dat het goed komt. En dat er hulp bestaat en liefde. Wat een geschenk, senhora! We zijn u diep dankbaar.’
En toen was de familie verdwenen.
‘Pfff,’ zei Francesca, toen de auto de straat uit was, ‘Agnes, ik loop nu even naar de bakker aan de overkant en haal wat. Ik moet echt bijkomen. Wat een schatjes! Wilt u ook? Zoet en fout en lekker? Of hartig? En ook fout en lekker?’
‘Graag! Wat mij betreft zoet!’
Francesca kwam even later terug met wat zakjes met verleidelijke bakwaren die ze op een paar schaaltjes uitstalde. Ze maakte thee erbij.
‘Beetje Engels van me misschien, om nu thee te maken? Wilt u liever koffie?’
‘Nee hoor, Francesca, ik heb genoeg koffie gehad. En zeg toch niet de hele tijd “u” tegen me!’
Ze deden zich tegoed.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:
ZATERDAG 24 JUNI



