ZATERDAG 24 JUNI
DR. AGNES WAS in alle vroegte van huis vertrokken. Ze had vlot doorgereden.
Halverwege de ochtend arriveerde ze in het stadje. Ze wurmde haar auto door de nauwe stadspoort en parkeerde langs de stadsmuur. Ze zette de motor af en haalde diep adem. Wat bijzonder om hier weer eens te zijn! Zo lang geleden maar nog steeds vertrouwd.
Ze had met Francesca afgesproken om elf uur de ochtend. Ze had dus nog tijd voor een wandelingetje, even de benen strekken en de sfeer van de plek weer eens te proeven. Al lopend schoven de herinneringsbeelden en het straatbeeld van deze ochtend over elkaar heen. Toen was het stil en dromerig, en nu was het druk en levendig. Op dit tijdstip waren de vele festivalgangers alweer in alle richtingen onderweg. Ze hoorde gesprekken in veel verschillende talen met maar af en toe Portugees.
Ze liep door de straatjes naar het haar bekende huis en belde aan. Tot haar blije verrassing deed Denise open.
Denise zag er goed uit. De jaren hadden haar op een mooie manier getekend, vond Agnes. De twee vrouwen begroetten en omhelsden elkaar innig.
Denise had Francesca gevraagd of het goed was dat zij en Agnes samen door de vertrekken gingen. En zo ging de vroedvrouw ontroerd en verwonderd door het huis waar ze Denise lang geleden tijdens haar bevalling had bijgestaan. Ze liepen van kamer tot kamer en praatten honderduit.
Agnes zei dat ze benieuwd was hoe het met Anthony ging. Die was vroeg op geweest, zei Denise, maar rustte nu even. Ondertussen had haar zoon lucht gekregen van Agnes’ aanwezigheid en riep luidkeels vanuit de slaapkamer boven dat de dokter wat hem betreft meer dan welkom was.
‘Twee trappen op,’ zei Denise, ‘moet ik je even voorgaan?’
‘Ik weet het natuurlijk nog!’ zei Agnes, 'Maar als je met me meeloopt zie ik jou ook nog een keer daar in die kamer. Die was het toch?’
Denise knikte, plots ontroerd.
Ze liepen de trap op en kwamen op de plek waar Anthony ter wereld was gekomen. Hij zat op het bed met een groot kussen in de rug. Francesca zat ernaast en stond meteen op om te groeten. Agnes gaf het echtpaar met haar beide handen tegelijk een warm kneepje.
‘Wat fijn jullie te zien! Ik ken deze kamer natuurlijk! Het is een poos geleden…’
Anthony haakte er direct op in.
‘Welkom dan in mijn kraamkamer van weleer, vroedvrouwe Agnes.’ zei hij.
‘Dag lieve patiënt van me.’ zei Agnes, en drukte nog eens beide handen van hem, ‘Echt bijzonder, Anthony! Ik kom niet vaak in kraamkamers van drie en dertig jaar geleden.’
‘Des te hoger de eer,’ zei hij, ‘en nu is hier een ander soort kraamkamer. De ingreep was niet zomaar wat. Er is echt wat gebeurd. Niet alleen medisch.’
‘Ik laat jullie even,’ zei Francesca, ‘Agnes, tot zo, hè? Anthony, niet té formeel gaan doen, hè?’
‘Ik laat jullie ook.’ zei Denise. Zij en Francesca gingen naar beneden.
Agnes keek rond.
‘Dit was dus ook de plek van de stamcellen.’ zei ze, ‘De navelstreng. We waren nog niet zo handig in dit soort dingen als nu. De placenta zou beter zijn geweest. Maar wisten wij veel in die jaren! Zeg, vertel op. Je hebt wat meegemaakt, zei je. Het had impact. Vertel me alsjeblieft.’
Anthony vertelde over de dag van gisteren. Agnes luisterde.
‘Fijn!’ zei ze, ‘Dat klinkt heel goed! En wat een fijne arts daar in het Santa Maria in Lissabon. Mendes? Ik moet die naam onthouden. Alleen al om wat hij jullie zei over de tijdreis van de stamcellen. Dat is een beeld dat me aanspreekt. En mooi dat hij dat aan jou, zijn patiënt, meegeeft. Ach, Anthony, en kijk hoe wij hier nu zitten! Ook een tijdreis. In elk geval voor mij.’
‘Gebruikt u zelf vaak beeldspraak bij bevallingen?’ vroeg hij.
‘Reken maar!’ zei Agnes, ‘Verloskunde is een heel speciaal en oeroud gebied van de geneeskunst. Daar leer je dat wel. Hoe je innerlijke beelden inzet om de vrouwen door de geweldige crisis heen te helpen die elke bevalling is. En die komen dan vanzelf. Zeg, maar jongen, doe je het wel nog even rustig aan?’
‘Ik probeer het.’ zei hij, ‘Maar we hebben hier vandaag wel ons grote slotfestijn. En straks is er een bespreking waar ik bij wil zijn. Wat me al gelukt is: ik heb voor vanavond mijn rol kunnen verkleinen. Die zou oorspronkelijk nogal centraal zijn geweest, en nu houd ik me op de achtergrond. Verder ben en blijf ik onverbeterlijk, vrees ik.’
Hij grijnsde.
‘Je reduceert.’ zei Agnes ernstig, ‘Daar gaat het om. Dat geeft ruimte voor heling. En ontwikkeling.’
‘Dokter Agnes, de bespreking van dadelijk gaat daar ook over. Mijn rol structureel verkleinen. Ik was het toch al van plan. Maar de ziekte, en gek genoeg vooral de genezing, gaf me het zetje. Plus hoe dit hele festival gelopen is. Ineens zie ik geschikte opvolgers. Ik wil de leiding over dit festival aan hen overdragen. Is dat niet verstandig, dokter?’
‘Anthony, daar kan ik, ondanks mijn medische, alwetende bril, niets op te zeggen. Dus kan ik de vraag alleen teruggeven. Vertel me, is het verstandig?’
Hij ging rechtop zitten.
‘Voorzover zoiets zaak van het verstand is. Eigenlijk is vooral de weg van het hart. Het blijkt wel dat je daarvoor je kop nodig hebt. Daar weet u natuurlijk alles van. Van deze combinatie, bedoel ik.’
‘Ach, Anthony, toch!’ giechelde Agnes, ‘Dit is nou echt het karma van mijn beroep. Ik weet per definitie altijd alles! Hihi! Want zo doen patiënten dat met hun artsen: ze alwetend en vooral perfect maken. Tot je er een keer helemaal naast zit, en dan worden ze ontzettend boos op je. Ach jongen, je moest eens weten. En wat heeft jouw hart je verder gezegd?’
‘Dat wat het ook zei toen ik in uw spreekkamer dat prachtige schilderij zag hangen! Het komt niet daardoor, hoor. Ik zie wel vaker prachtige schilderijen. Maar ik wist ineens heel zeker dat er nog heel veel schilderijen bijgemaakt kunnen worden. In de wereld, bedoel ik.’
‘Anthony, wat bedoel jij precies? Waarom zeg je dat over schilderijen?’
‘Omdat ik weer wil gaan schilderen!’ zei hij., ‘Ik heb dat vroeger veel gedaan. Toen een lange poos niet. En nu ga ik het weer doen. Kent u het Santa Maria Hospital van binnen?’
‘Jazeker!’ zei ze, ‘dat ken ik heel goed. Ik heb daar gewerkt.’
‘Nou? Hoe is het daar qua schilderijen? Gewoon een voorbeeldje hoor. Kan daar nog wat bij?’
Ze moest lachen.
‘O zeker wel!’ zei ze, ‘Anthony, als je het Santa Maria als klant krijgt dan zul je heel wat schilderijen kunnen maken voor ze. Er is beslist veel plek voor. Alleen hebben ze weinig geld.’
‘Dat weet ik. Zo is dat nu eenmaal, Agnes. Er wordt weinig geld vrijgemaakt voor kunst en schoonheid. Maar daar vinden we wel wat op. We richten wel een of ander fonds op of zo. Tja, want zo simpel is dat eigenlijk. Dit zegt dus mijn hart. Schilderijen maken. En ervoor zorgen dat die op plekken komen waar die nodig zijn. Ook schilderijen van anderen, hoor! Er zijn gelukkig veel goede schilders!’
Agnes keek hem peinzend aan.
‘Je lijkt op je moeder,’ zei de vroedvrouw, ‘op Denise met haar diepe impuls van educatie en verheffing. Maar ook op je vader: met zijn praktische ondernemersgeest. Fijn om te horen. Jouw hart praat mooie en sterke taal!’
‘Dank u. Hebt u trouwens mijn moeder al ontmoet? Behalve daarnet toen ze u hier binnenliet?’
‘In de kraamkamer van weleer!’ knikte ze, ‘Dank jullie wel dat jullie dit geregeld hebben! Ik kan niet in woorden zeggen hoeveel het voor mij betekent. En om na al die jaren je moeder weer te zien.’
‘Blijft u nog?’
‘Je vrouw was daar heel beslist over! Ze zei dat ik moest blijven! Ook morgen, vond ze. Ze zei dat ik erbij hoorde. Zeker hoe het festival nu gelopen is. Ik heb me graag laten overhalen.’
‘Zo is Francesca,’ glimlachte Anthony, ‘Duidelijk en direct. En soms bazig.’
‘Jij boft ontzettend met haar. Anthony. Ik heb nu eerst met haar afgesproken. Blij dat het goed met je gaat. Je moeder en ik gaan daarna bijpraten. Jou zie ik dan later weer. Zeg, en een beetje rustig aan doen, jij! Althans proberen?’
Ze namen lachend afscheid. Agnes liep naar beneden.
‘Het gaat goed met hem, volgens mij,’ zei ze tegen de beide vrouwen, ‘maar ik denk dat het nuttig is als jullie nog een beetje op hem passen. Hij oogt breekbaarder dan woensdag toen ik hem zag. Ik zie wel een kleurtje bij hem dat in elk geval niet van koorts komt. En dat is dus een goed kleurtje. Toch oppassen. Maar dat weten jullie zelf wel. Denise, ik heb nu mijn afspraak met je schoondochter. We zijn even aan de wandel.’
‘Goed, dokter,’ zei Denise, ‘dan ben ik nu de oppas. Dat zal niet erg lang zijn. Want zoonlief heeft straks zijn meeting. En daar eindigt mijn moederlijke macht. Blijven jullie hier? O nee, jullie gingen aan de wandel!’
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:
ZATERDAG 24 JUNI



