LATER OP DE avond was het rustig. De kampvuurtjes van de kinderen smeulden nog na. Vaders en moeders waren in de weer met hun kinderen die het laat gemaakt hadden. De binnenplaats van het kasteel was halfleeg. Hier en daar zaten kleine groepjes of maakten wandelingen langs de muren en kantelen.
Alsof iedereen behoefte had aan rust, voordat morgen de laatste volledige programmadag van het festival zou beginnen.
Vengas zat met zijn luit aan de achterkant van het podium op de binnenplaats. Hij speelde voor zichzelf. De fijne, zachte klanken van het oude instrument klonken in de grote ruimte ijl, als een windharp. Hij speelde oude muziek uit de renaissancetijd. Na alle inzet die dag dacht hij niet aan optreden. Het was puur voor ontspanning.
Vanaf de zijkant van het podium naderde Paola. Ze ging op een krukje zitten en luisterde naar hem. Toen hij klaar was met zijn muzieknummer liep ze naar hem toe en omhelsde hem, met luit en al.
‘Hi, little brother’, zei ze.
Dit soort momenten waren schaars. Niet omdat ze geen innige band met elkaar hadden, maar gewoon omdat ze elkaar bijna nooit zagen. Ze waren in biologische zin geen broer en zus, en zelfs geen halfbroer of halfzus. Ze waren allebei afkomstig uit de eerdere verbindingen van John en Sheila, en hadden geen gemeenschappelijke kinderherinneringen. Toch waren ze in de loop der jaren familie van elkaar geworden en was hun diepe verbinding gegroeid. Alleen was er zo weinig gelegenheid om die fysiek te uiten.
Dit was nu zo’n gelegenheid en meestal ging het ook zo. Ze spraken zelden direct met elkaar af, maar maakten gebruik van de golven van de tijd wanneer die hen als vanzelf samen brachten. Zoals nu.
‘Hi, big sister’, antwoordde hij, niet zonder humor, want hij was meer dan een hoofd groter dan zij, ‘had je geen dienst vanavond?’
‘Gelukkig niet. En ook niet opgetreden. Veng, weet je wel hoe mooi je speelt?’
‘Paloma,’ zei hij. Hij gebruikte de naam waarmee hij haar in zijn kindertijd had genoemd. Hij had toen gedacht dat ze echt zo heette en wist niet dat hij haar naam verhaspelde. Paola was daar zo vertederd door dat wanneer ze hem schreef, ze altijd deze duifnaam gebruikte, ‘Dank je wel, Paloma.’
’Vengissimo,’ want zij had ook haar koosnaampje voor hem, ‘Maar jij? Zit jij niet aan de verkeerde kant van het podium? Hier, neem toch mijn stoeltje! Ga maar aan de voorkant zitten! Er zijn nog wat mensen en vanavond past de intieme klank van jouw luitmuziek zo mooi in de stemming.’
‘Ik weet niet of ik zo’n zin heb in optreden,’ weifelde hij, ‘In Boston trad ik meestal op met e-gitaar. Dat is toch wel even wat anders.’
‘Maar je luit is zo mooi! En jij ook, broertje van me Toe, speel dan voor mij. Ik heb echt behoefte aan die zachte oude klanken, na alle dynamiek van de afgelopen dagen. Weet je wat? Ik pak nóg een stoeltje. Dan zitten we samen daar aan de voorkant.
Hij liet zich overhalen. Natuurlijk had zijn spel in de kortste keren publiek verzameld. Een heel andere kant van de getalenteerde jongeman kwam voor de mensen van het festival naar voren. Het leek alsof zijn luit eerder stilte produceerde dan klank. Een soort beweeglijke, gevoelige stilte, en toch bestond die uit muziek. Tijdloos leek die wel. En zó ontzettend mooi verfijnd. Was dat echt dezelfde jongen die zo krachtig voor hun kinderen een hele middeleeuwse toverwereld had neergezet? Die onvermoeibaar leek en alles leek te kunnen? En die hun kleintjes aanspoorde, bemoedigde maar ze ook zo lief troostte als er weer eens iets mis ging of ze zich bezeerden? Was de jonge held dan niet alleen een tovenaar en prins? Maar ook nog eens minstreel?
Vengas zat over zijn instrument gebogen. Hij lette helemaal niet op zijn omgeving. Juist daardoor golfde de magische cirkel van muziek die zich uitbreidde in de ruimte. Toen hij vier nummers later voor het eerst weer opkeek zag hij dat de binnenplaats helemaal gevuld was met festivaldeelnemers. Het was gebeurd zonder enig geroezemoes. Het ging duidelijk niet om muziek als entertainment. Het was de innerlijkheid en bezieldheid. Alsof je in de binnenkant van een sprookje was.
Zijn spelen duurde een half uur. Hij stond op. Mensen wilden gaan klappen maar Paola legde snel een vinger voor haar lippen en doofde het applaus uit. Ze nam Vengas mee naar de uitgang en liep naast hem. Ze droeg zijn luitkoffer. Al lopend begon hij opnieuw te spelen. De mensen weken uiteen en vormden een corridor waar Paloma en Vengissimo tussendoor schreden, een beetje plechtig vanwege de langzame gedragen muziek. Daarmee nam hij ze allemaal mee: de sterrennacht in, in deze wereld van oude hofdansen en minstrelen. Hun tocht over de kruidig geurende paden eindigde in de rozentuin. Daar zweeg de luit. Na enige tijd gingen de mensen uiteen en werd het stil. Alleen de nachtwind suisde.
Daar stonden ze, samen onder de sterren.
‘Dat was zo mooi, lief broertje van me.’
‘Paloma, zustertje.’
‘Wil jij miisschien nog wat drinken, Vengas? Ik haal het zó voor je!’
‘Nee,’ zei hij, ‘want ik heb dadelijk nog een afspraak. Daar ga ik nu heen. Dag lieve, lieve Paloma van me!’
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:
ZATERDAG 24 JUNI



