ZE BESTELT THEE, mineraalwater, een paar hartige en een paar zoete broodjes.
Hij denkt ondertussen: wat een ontmoeting!
Maar die bevalt hem goed. Hij denkt terug aan de diffuse mijmeringen van een week geleden toen hij net was aangekomen van de vlucht uit Boston. Een week later, en hij is weer in de stad. Iets wat hem toen al sterk raakte, maar nog zo ongrijpbaar was, is er ook nu weer. Maar nu concreet. Het heeft vorm, kleur en inhoud gekregen. Hij zit midden in de stad, hier in dit café, intensief in gesprek met deze Portugees-Braziliaanse vrouw waarvan hij zich inmiddels niet meer kan voorstellen dat hij haar ooit niet heeft ontmoet.
Het lijkt op de weerswisseling van vanochtend. Eerst was de stad grijs, nevelig en onbestemd. Toen klaarde het op en werd het zonnig.
Denise merkt dat hij in zijn eigen wereld vertoeft. Ze wacht rustig af. Ze weet hoe snel ze de paarden van haar temperament kan laten draven en dan is er wel eens adempauze nodig. Ze diept uit haar handtasje een lippenstift en een oogpotlood op en werkt haar gezicht ondertussen bij. Ze realiseert zich totaal niet hoe deze eenvoudige, vrouwelijke routinehandeling voor hem een nieuwe toevoeging betekent aan alle couleur locale en -om het in parfumtermen uit te drukken- l‘air du temps, waarin ze zich bevinden. De kleur van de plek en de gelaagde atmosfeer van verschillende tijden die hen omgeven. De tijd en historie van het literaire café zelf. De vervlogen studietijd van Denise. John’s eigen aankomst een week geleden met de daarmee verbonden mystiek. En deze ontmoeting nu. Op de een of andere manier worden al die verschillende tijden bijna magisch geaccentueerd door haar tijdloze, archetypisch vrouwelijke gebaar. In dit uur is Lissabon voor hem voorgoed veranderd.
Denise buigt zich weer naar hem toe. Of het door die oude plek komt waar ze zich nu bevindt? Haar Engels heeft de neutraliteit, die ze op de luchthaven nog had, verloren. Er zingt inmiddels Zuid-Europees accent doorheen en haar stemtimbre is lager geworden. Hij wordt zich bewust van een vleugje parfum dat ze draagt en voorziet die zelf van een naam die zomaar zijn gemoed binnenwaait. L’air du temps. Niet wetend, dat dit weer zo’n onbewuste voltreffer van hem is. Denise draagt inderdaad het vintage parfum met die naam. Het blijkt snel. Hij begint er zelf over.
‘Denise, onbescheiden vraag van me, je parfum..’
Ze kijkt op. ‘Oh, John, is het te sterk? Ik was even met mijn make-up bezig en had er wat van opgedaan..’
‘Nee nee, helemaal niet! Het past zo bij je. Maar ook bij deze plek. Bij alles eigenlijk.’
‘Thank you, mister charming. Waar doet het je dan aan denken?’
‘Iets wat aanwaait uit de mix van tijden die ons en onze gesprekken omgeeft.’
Ze kijkt op, met iets samengeknepen ogen.
‘Ken je de naam van het parfum?’
‘Nee, hoezo?’
’Oh, my goodness. Jij bent dus ofwel geschift..’ zucht ze en diept ondertussen uit haar handtas het flesje op, ‘..of geniaal! Vermoedelijk allebei. Of je moeder droeg het en je was het alleen vergeten.’
‘Mijn moeder droeg altijd hetzelfde parfum. Ik weet niet wat. Maar het was niet dit.’
’Kijk maar’ zegt ze en laat hem het flesje zien, ‘dit parfum bestaat al heel lang. Kijk hoe het heet.’
Hij leest het. L’Air du Temps.
’Wow.’ zegt hij, en voelt het langs zijn rug naar beneden kriebelen.
’Wow’ beaamt Denise, ‘maar voor we nu allemaal bedwelmd raken door de betoveringen van de Franse parfumhuizen en de genadeloze intuïtie van het Huis Carpenter, en door al deze lekkernijen op tafel: kunnen we verder gaan?’
’Ik ben er weer.’ zegt hij, ‘Je zei daarnet: Now you’re talking.’
’Yep!’ bevestigt ze energiek en Amerikaans, ‘John, ik ga jou wat vertellen. Dat laatste, wat je zei, over de ontwikkeling en daarop vertrouwen: dát is dus de rode draad in mijn werk. Maar ik voel me daar erg alleen in!’
Hij vraagt:‘Hoezo?’
Zij zegt: ‘Het heeft te maken met mijn idealisme. Het is hoe ik steeds ergens naartoe werk. Ik weet natuurlijk dat een resultaat er in die zin nooit zal komen. Dat heb je zo met grote idealen. Ik heb alleen te weinig vrede met de status quo. Daardoor word ik fanatiek en streberig. En dat maakt me erg moe.’
‘Dan zou je meer vertrouwen kunnen ontwikkelen’ zegt hij.
‘Ja, dat zou goed zijn.’ zegt zij, ‘maar weet je: ik ben echt een Streber. Daar ligt mijn kracht, maar ook mijn valkuil. Dus zo’n opmerking is voor mij gevaarlijk. want dan wil ik alweer iets ontwikkelen wat er naar mijn oordeel niet genoeg is. Dit streberige hoort bij me. Ik ben daar ook een heel eind mee gekomen. Maar het maakt eenzaam en soms nodeloos ontevreden. Ben jij eigenlijk vredig van aard, John?’
‘Dat lijkt zo.’ zegt hij, ‘Mensen denken dat vaak. Een beetje is het ook zo. Maar ik denk dat het ook weer zo’n pose van me is. Misschien is dat wel de eigenlijke pose. Die van daarstraks is slechts een onderdeeltje daarvan.’
‘Wat verberg jij dan met jouw pose?’ vraagt zij.
‘Niet echt in de stroom gaan maar het anderen laten doen. En stilletjes daaronder lijden.’
‘Aha. Dus die katalysator die jij zo mooi representeert niet in jouzelf laten werken?’
‘Hard, maar raak gezegd,’ zegt hij, ‘De meeste mensen om me heen zullen dat tegenspreken. Maar dit klopt natuurlijk weer.’
‘Hoe komt dat?’
‘Omdat je me doorziet, Denise.’
’Je ontroert me, John. Misschien komt het daardoor.Maar de vraag is hoe het komt dat je..’
‘Denise, wat een gouden vraag!’ zegt hij ineens, ‘Sorry voor de onderbreking! Ik zie nu iets wat me ineens helemaal helder wordt maar wat ik nog nooit eerder heb gezien. Omdat ik niet zelf in verbinding met duidelijk hoger doelen. Terwijl die er wel zijn. Ik ben daar ook sensitief voor. Maar mij overkomt meestal het doel van iemand anders. En dan kom ik, al slaapwandelend, in beweging. Op zich niks mis mee. Ik bedoel, anders zaten wij hier nu niet. Jouw zoon..Ik vind het prima om instrument te zijn. Maar ik heb ook zelf de verbinding met een doel nodig. Heel persoonlijk. Gewoon óók voor mijzelf! Anders wordt mij alles te waterig.’
‘My dear, heb jij teveel harmonie om je heen?’
‘Wow, Denise,’ zegt hij, ‘Ja! Ik krijg dat op de een of andere manier telkens weer voor elkaar. Maar waarom zou ik afgeven op harmonie? In deze wereld met strijd, oorlog, ruzie en geweld?’
‘Verstikt het je? ‘ vraagt Denise kalm.
‘Ergens wel, denk ik. Eh.. ik bedoel ja. It’s killing me.’
Hij kijkt haar aan en ze ziet dat zijn ogen weer glanzen, weer die zweem van tranen.
‘Nu zeg ik opnieuw iets riskants.’ zegt ze, fermer, dan ze zich voelt, want de breekbaarheid van het moment overheerst, ‘Dan zou jij misschien gebaat zijn met een omgeving waarin het meer erop of eronder is. In het klein was dit zo bij mijn zoon. Bij Anthony begon het erop of eronder te zijn. Maar ik bedoel nu iets anders, iets groters. Meer structureel misschien. Ja, zo.’
‘Zeker…’ zegt hij. Hij merkt dat hij aan haar lippen hangt en goed wil luisteren.
‘John, het is bijzonder,’ zegt Denise, ‘echt bijzonder! Ik kan echt niet zeggen dat ik dit wist toen ik gisteren aan de telefoon zei dat ik ergens met je over wilde praten. Maar nu wordt het me ineens duidelijk. Jij kan, behalve de intuïtieveling uithangen, mensen op hun spoor zetten. En wat jij er ook zelf van vindt: je bent daarbij toch vredig van aard. Toch ben je bereid daarvoor te gaan als je het nodig vindt en er ook voor te vechten. Door risico’s te nemen. Want dat heb jij met mijn zoon gedaan. Heb jij eigenlijk wel enig idee hoe dankbaar ik je daarvoor ben? Maar nu gaat het even om jouzelf. Je zei daarnet iets. Je bewondert je dochter zo, zei je. Dat zal zij zonder meer waard zijn. Maar ik vraag verder door, John. Vanwege jou. Waarin precies bewonder je haar zo?’
‘Om haar heldere geest en haar moraliteit, zegt hij. En omdat ze een keus heeft gemaakt hoe ze die in wil zetten.’
’Ontwikkelingswerk?’
‘Ja, daarom.’
’En als zij nou een minder heldere geest zou hebben? Als ze wat minder flitsend zou zijn? Zou je haar dan minder bewonderen?’
‘Nee!’ zegt hij verrast, ‘Natuurlijk niet! Je hebt gelijk. ik bewonder haar dus om haar keuzes! Hoe zij zichzelf inzet!’
’Okay. Haar inzet dus. Is dit een bingo, mister?’
’Bingo, milady. And thank you. Very much!’
‘Lieve John,’ zegt Denise, ‘Mag ik “lieve John” zeggen? Ik wil jou niet overvallen. Vandaag ben ik geloof ik van ons tweeën meer de intuïtieveling, die van te voren niet wist wat ze jou wilde vragen maar dat nu geleidelijk begint te ontdekken. Ik ben jou diep, diep dankbaar voor al je openheid die je daarnet hebt getoond en eigenlijk in heel onze ontmoeting die we hebben. Hier, op dit moment, maar daarstraks ook al. Ik wil nu ook open zijn. Al vind ik dat ook spannend.
Je hebt misschien al iets geraden, maar ik moet het toch zelf zeggen. Het is echt een kwetsbaar gebied voor me. Ik heb een schreeuwende behoefte aan een intellectuele en spirituele evenknie. Liefst iemand die me op die gebieden regelmatig de baas is. En ik heb glans, maar vooral vredigheid nodig om mijn levenslange ontwikkelingswerk vol te kunnen houden. Hou je vast. Ik ga je nu wat vragen. Een echte vraag, eentje met impact. Mag ik je wel wat vragen?’
Hij voelt de diepe ernst bij haar. En dat het er nu écht op aan kwam. Even was de omgeving van A Brasileira voor hem weer duidelijk aanwezig. met alle mensen, kleuren, geuren, en geluiden. Zijzelf leken bijna op een soort stille, ingemonteerde personages. Als een gefotoshopte opname. Wonderlijk. Deze traditionele, nostalgische belle-epoque omgeving, waar de dagen op elkaar leken door telkens de routine waarop een grand-café door de tijd dreef, versus zijzelf, in een sterk geladen moment, helemaal nu. Eenmalig en niet herhaalbaar. En tegelijk tijdlozer dan de plek waar zij zitten. Soms wordt even het stramien zichtbaar waarop de draden van het lot worden geweven.
Dit is nu, en tegelijk is het van een andere dimensie, buiten de tijd.
Nu komt haar eigenlijke vraag, weet hij, de vraag waar ik zonder meer op in zal gaan en ja op zal zeggen.
‘John,’ zegt ze, en raakt met haar linkerhand licht zijn onderarm aan, heel even maar, ‘ik wil graag dat je bij mij cursussen komt geven. Of TED talks. Het maakt me niet uit hoe je het wilt noemen. Als je maar komt en dat doet. Daardoor kom jij in één klap in contact met het leergierige maar onderontwikkelde en enigszins hopeloze deel van de mensheid voor wie ik al jaren werk. End of suffocating harmony. Maar dat is aan jou. Daar ga ik niet over. Mijn vraag is: geef ze cursussen, workshops of iets dergelijks. Over de wisselwerking tussen de plek waar je je bevindt en wie je bent. En hoe je dat in beweging en ontwikkeling brengt. Of je laat brengen. Over jullie katalysator dus. Zoals jij naar je dochter luisterde toen ze kind was. Ze komen wel naar je toe. Ze zullen je het ene tragische en gruwelijke verhaal na het andere vertellen, waarop jij geen antwoord hebt. Ze zijn meestal heel jong. En nu al muurvast, lijkt het, en gevangen. Sommigen van hen hebben al voor misdaden gezeten en zijn gruwelijk over de schreef gegaan. Maar het feit dat ze komen en verder willen, dat is wat telt. Daarom doe ik wat ik te doen heb. En daarom houd ik het vol.
Maar, lieverd, ik heb versterking nodig, echt broodnodig! Ik wist dat helemaal niet, en toen kreeg ik ineens jou aan de lijn. En toen wist ik het. I need you.
Mister John, are you up to this?’
Ze schuift haar stoel naar achteren zodat de metalen dopjes onder de stoelpoten de tegelvloer jankend en schurend mishandelen. Ze veegt met haar rechterhand door haar haren. Ze gooit ze naar achteren. Ze ziet er tevreden uit maar ook gespannen. Ze kijkt nerveus rond in het café en vestigt dan weer haar blik en concentratie op haar tafelgenoot.
’Ja,’ zegt John.
’Ja? Ja, wat?’
‘Ik bedoel ja. Denise, ik geef je antwoord op je vraag! Mijn antwoord is ja. Ik vind dat natuurlijk spannend, en ook best wel eng, en..’ hij lacht, ‘en dat op mijn leeftijd! Maar ik hoef er eigenlijk niet over na te denken. Het is een goede vraag. En een reële vraag. En nog van alles meer, maar dat hoef ik nu niet in woorden te vatten. Ik zal dat doen. Ik zal er natuurlijk nog heel braaf over nadenken en er eens een nachtje over slapen, want zo hoort dat nu eenmaal. Ik zal het ook met mijn vrouw bespreken. Maar je weet het antwoord al. Ik ook. En dat is dus een ja.’
‘Wat gaat jouw vrouw ervan zeggen? Sheila toch?’
‘Ja,.Sheila. Oh, dat weet ik al. Die zal zeggen: Eindelijk! Finally.
‘Is zij net zo intuïtief als jij?’
‘Intuïtief? Bij Sheila valt dat buiten iedere meetbare categorie. De instrumenten slaan eenvoudig op hol of branden door. Dat is soms lastig voor haar want daardoor wordt zij meestal onderschat, hoewel zij een heel geleerd meisje is, met veel titels, diploma;’s en certificaten. Zeer professioneel. Je gaat haar gauw ontmoeten.’
‘Maar John, laat ik wat directer vragen, en ik wil me nergens mee bemoeien: denk je dat ze het goed zal vinden als haar man gaat samenwerken met deze Portugees-Braziliaanse vrouw?’
‘Ze zal dat goedvinden, Denise. Het zal zeker wat met haar doen. Dat merkte ik gisteren al, toen ik zei dat ik jou vandaag op zou halen. Maar dit is, hoe zij en ik leven. Wij zijn heel hecht. Maar Sheila en ik willen geen kunstmatige eilandjes. Nooit. Wij willen het leven. Je zult haar ontmoeten en tegenkomen. En Denise, mag ik dan op mijn beurt jou ook vragen? Hoe is dat bij jou? Is er iemand die jij om toestemming of instemming moet vragen?’
Hij ziet haar blik naar binnen keren. Iets wordt blijkbaar op een weegschaal gelegd. Ze kijkt hem peinzend aan. Tussen haar wenkbrauwen is spanning, een lichte frons die afwisselend komt en gaat.
‘Ik heb een vriend,’ zegt ze, ‘Hij is van Sao Paolo. Hij heet Caël.’
Ze wordt diep ernstig.
‘Hij is niet mijn man. Maar tegelijk is hij ook wel mijn man. Althans nu.’
Ze bijt op haar lip en vervolgt:
‘Het zal moeilijk liggen bij hem. Hoewel ik dat eigenlijk ook niet precies weet. Je kent het Spaanse begrip machismo?’
‘Ja, ik weet ongeveer wat het inhoudt.’
‘Dat.’ zegt Denise, ‘Dat zal het moeilijk maken. Hij zal direct voelen dat mijn verlangen naar de evenknie iets man-vrouw achtigs heeft. Ook zonder dat ik op zoek ben naar een relatie, John.’
‘Zal hij zich bedreigd voelen?’
‘Hij voelt nu al, dat hij mij mijn gang moet laten gaan. Maar het doet hem pijn, dat weet ik zeker. We kunnen dat niet voor hem oplossen. Het is zijn pijn. Maar dan weet je dat. Hij heeft geen formele rechten over mij. Een machismo man maakt echter sommige onderscheidingen niet. Maar komt het puntje bij het paaltje, dan kan Caël ook heel verrassend zijn. Ik bedoel dat in goede zin. Terwijl hij bepaald geen lieverdje is. Dat hoeft hij van mij ook helemaal niet te zijn. John, ik wil je er niet mee belasten eigenlijk, hoewel ik weet dat ik dat nu toch doe.’
‘Heeft hij een vrouw? Ik bedoel, is hij getrouwd? Heeft hij kinderen?’
‘Ik weet het niet John. Maar ik denk van wel. Mogelijk zelfs verschillende. Vrouwen bedoel ik. Kinderen sowieso.’
‘Je wéét dat niet?’
‘Nee,’ zegt ze, ‘dat hoort erbij. Het is de wereld waarin hij leeft. Die is voor hem gewoon, maar aan een buitenstaander eigenlijk niet uit te leggen. Maar het is zijn wereld van Sao Paulo. Daar zijn voor hem geen buitenstaanders. Iedereen is er deel van. En tegelijk zijn er overal waterdichte schotten.’
‘Try me.’
‘Het is een vermogen en tegelijk is het onmacht. Mensen leren te berusten in het niet-maakbare. Je hebt verschillende lagen van bestaan. En die passen niet op elkaar. Je kunt in meerdere lagen tegelijk zijn, en dat gaat meestal best goed. Zolang je die lagen maar uit elkaar houdt. Maar soms doe je dat niet of er gebeurt iets waardoor die lagen met elkaar in contact komen. Maar omdat dat helemaal niet kan of mag gebeurt er dan meestal iets verschrikkelijks. Je weet dat, want dat gebeurt aan de lopende band. En dat moet je dus vermijden. En daar zijn de mensen heel goed in.’
‘Als je dat zo zegt, Denise, moet ik denken aan iets science-fiction-achtigs dat echt bestaat. Dat is antimaterie. Materie en antimaterie kunnen naast elkaar bestaan. Ze doen dat ook. Maar ook weer niet. Want ze mogen nóóit, maar dan ook nóóit met elkaar in direct contact komen. Als ze dat toch doen vernietigen ze elkaar wederzijds. Helemaal. Met een enorme hoop energie die vrijkomt. Die is dan gevaarlijk en verwoestend.’
‘Ja,’ bevestigt ze, ‘Dat is een goed beeld. Zo is het ongeveer. Caël leeft in deze verschillende lagen. Hij kent ze en houdt ze met alle macht uit elkaar. En daarom zou hij best ook getrouwd kunnen zijn. Maar ik zal dat nooit te weten komen. En denk niet dat hij bedriegt. Dat doet hij niet. Hij is zorgvuldig en heel zorgzaam. Het is niet te begrijpen maar hij is ook veilig en tegelijk spannend.’
‘Tja, bij spannende vrouwen horen spannende mannen.’
‘Are you flirting with me again, mister Carpenter?’
‘Nee hoor, mevrouw Machintão,’ grinnikt John, ‘Ik? Flirten? Stel je voor! Wij maken gewoon gebruik van wat levenservaring, en constateren wat objectieve feiten enne.. een zekere wetmatigheid. Meer niet.’
John kijkt gemaakt onschuldig. Ze barsten allebei in lachen uit.
‘Nou,’ zegt Denise, ‘dat is dan ook weer duidelijk. Flirten dus. Maar laat ik dan ook maar naar mezelf kijken, hè? Charmante man? Weet je wat? Ik doe nu expres heel braaf en droog. Dus begin ik nu netjes een gepaste, formele uitnodiging te doen aan ene professor Carpenter.. Zeg John, ben jij eigenlijk wel een professor?’
‘Lieve Denise, ik heb ondertussen geleerd dat in de Romaans-talige wereld iedereen die ook maar iets onderwijst aan iemand anders een professor is. Ja dus.’
‘Goed. Mooi zo. Dus professor Carpenter, ik nodig u hierbij uit voor, voor…. eh….tja, voor wat eigenlijk? Weet je wat ? Ik verzin nog wel wat en waarvoor. Maar wel komen dan, alsjeblieft, wanneer ik je uitnodig! Stel je bij het honorarium niet teveel voor. Maar neem het alsjeblieft aan. Anders krijgen we meteen daarna problemen met de verdere subsidiëring van ons programma.’
‘Denise, moet ik wat je allemaal zegt snappen? Is dat belangrijk?’
‘Nee. Je hoeft niets te snappen. Want het ís ook niet te snappen.’ zegt Denise, ‘Dat zijn de duistere kronkels van een goedbedoelde, of misschien wel helemaal niet goedbedoelde, ondoorgrondelijke, Braziliaanse bureaucratie. Deels op wonderlijke manier gefinancierd. Cael snapt het beter dan ik, maar weigert mij de finesses uit te leggen. Don’t worry, zegt hij dan in het Engels en vergeet dat ik Portugese ben. Dus ook voor jou geldt: niets om je druk over te maken. Niet jouw probleem. Aannemen dus. Beter niet in dollars omwisselen. Gewoon meteen ervan uit eten gaan. Dat is het beste. Wij samen als het even kan, want dat zou ik leuk vinden. Het blijkt dan meestal vrij snel weer op te zijn. Dat is ook normaal. Nou, mooi. Dat is dan geregeld. Niet schrikken als jij binnenkort een echte uitnodiging van me krijgt!’
Denise blaast uit. Ze heeft het ineens warm en oogt verlegen. John is vertederd. Hij buigt zich voorover over het tafeltje, heel langzaam en voorzichtig. Haar gezicht opent en klaart op. Ze sluit haar ogen. Hij kust haar heel licht, op haar nauwelijks geopende lippen. Zij kust terug, iets steviger dan hij. Het moment is kort.
Haar ogen zijn weer open en kijken in de zijne.
‘Deal.’ zucht ze, ‘So now we are in business. Oh my..’
Ze pakt heel even zijn rechterhand met de hare. Er is een kneepje. Dan kijkt ze in haar tasje en haalt haar telefoon tevoorschijn.
‘Ik ga nu maar even proberen Francesca te bellen.’
Ze probeert maar er wordt niet opgenomen.
‘Ik probeer straks nog een keer. Ik denk dat ze echt even tijd en rust genomen hebben. Als er iets niet goed zou zijn, hadden ze mij allang gebeld.’
John mijmert voor zich uit. Hij probeert zich voor te stellen hoe het is om een soort college te geven in….. ja in wat eigenlijk? En waar? De ontmoeting is vele malen intenser verlopen dan hij vooraf gedacht had. Hoewel hij met intensiteit rekening gehouden had. Toch is het anders. Directer. Veel intensiever. Een échte ontmoeting. Toch nog een paar dingen vragen. Van die praktische, die eigenlijk niet zo belangrijk zijn…
‘Denise?’
‘Si?’
‘Waar is het? Wat moet ik me erbij voorstellen?’
‘Ben je ooit in Sao Paulo geweest?’
‘Nee nooit.’
‘Dan kun je je het niet voorstellen,’ zegt ze, ‘Dus doe geen moeite. Je moet er heen gaan en er zijn. Maar ik stuur je nog wel wat links toe, video’s, documentaires en wat over mijn school. Dat helpt. Het is altijd heftig. Je krijgt ook security. Dat went wel. Dat hoort erbij.’
‘Is je zoon er geweest?’
‘Natuurlijk. Anthony is er vaak geweest. Maar het is niets voor hem. Hij is veel te Europees daarvoor. En te fijnzinnig. Mijn zoon,’ ze lacht weer, ‘is een soort prachtige Engelse roos. Hij is best sterk maar fijnzinnig. Zelf ben ik meer een wilde bloem van de bergen. Dat heeft Caël me ook gezegd. En daarmee krijgt hij mij aan het huilen.’
‘Oh, maar dan is hij een fijne man dus!’
‘Als je hem ontmoet, en je dàt in hem herkent? En dat echt meent? Wacht maar af. Dan zie je iets van hem dat maar heel weinig mensen zien.’
‘Maar daar heeft hij jou dus voor. Ik bedoel: je kunt zoiets toch alleen zeggen, van een wilde bloem van de bergen en zo, wanneer je die vrouw ook voor je hebt. En haar ook echt ziet!’
‘Ja, daarvoor heeft hij mij. Hij is trouwens ook mijn security.’
‘Wacht eens? Is het zo tussen jullie begonnen?’
‘Ja, hij was mijn bodyguard. Nou, eh..’ giechelt ze, ‘dat is hij dus nog steeds. Maar nu anders.’
‘Wow,’ zegt John, ‘dat klinkt echt ontzettend sexy’
‘En ik ben vijftien jaar ouder dan hij,’ voegt ze er koket aan toe, ‘tenminste..’
‘Tenminste dat dénk je? Zou het ook meer kunnen zijn?’
‘Jij leert heel snel, John! Zo is het. Het kan ook meer, maar ook minder zijn. En we zien wel hoe het allemaal verder zal gaan. Want, let me tell you this: ik heb de leeftijd van de vrijheid bereikt!’
Ze rekenen alles af wat ze gegeten en gedronken hebben en verlaten het café. Ze haakt haar arm weer in de zijne.
‘Nu krijg je nog een blik op de Taag, ’ zegt ze, ‘want anders ben je niet in Lissabon geweest. Ik heb je er ook niet veel kans toe gegeven met al mijn vragen en indringende gesprekken. Dus ik heb wat goed te maken. Kijk, deze bus nemen we. Of nee, nee, de tram. Natuurlijk nemen we de tram. Je kunt niet downtown Lissabon zijn geweest en niet in die gele tram hebben gezeten. Daar is de halte. Ik beloof je dat ik je alle plekken bespaar waar ik verder nog als serveerster heb gewerkt. Dus de tram in, en dan de Taag zien. En daarna stel ik voor dat we teruggaan en eindelijk aan onze afgesproken autorit beginnen, voordat het donker wordt.’
Ze gaven zich over aan de indrukken van de stad. Tenslotte kropen ze de ondergrondse ingewanden van de metrolijnen in. Daar lieten ze zich in snelle, rechte lijn terugrijden naar de luchthaven waar Denise’s koffer en de huurauto stonden te wachten.Kort daarna lag Lissabon achter hen.
Tijdens de lange rit terug zaten ze naast elkaar. De lange statige Portugese en de vriendelijke gevoelige Noord-Amerikaan. Ze beseften allebei hoe ze in een ander leven en in andere omstandigheden heel goed man en vrouw hadden kunnen zijn of misschien waren geweest. Het uitte zich in af en toe weer een aandachtige blik en de ander even op de hand of de arm aanraken als iets in hun gesprekken om nadruk of gevoelswaarde vroeg. En een soort kalmte.
Het land waar ze doorheen reden werd bergachtiger en droger.
‘Oh, het is zomer..’ zuchtte Denise, ‘En ik begin het land van mijn kindertijd alweer te ruiken!’
Ze belde Francesca weer en kreeg haar nu aan de lijn. De beide vrouwen waren na korte tijd samen aan het lachen. Denise oogde opgelucht.
‘En naast mij aan het stuur een spannende Amerikaanse man. Die heb ik even geregeld, helemaal voor mij alleen..’
‘..?’
‘Si, si, goed geraden. El senhor Juan, Cesca.’
‘…….’
‘Wat fijn om te horen, liefje. Dus uiteindelijk een flinke reactie. Maar goed doorstaan?’
‘…….’
‘Fijn, oh, ik verheug me ook zo! Zeg, mignonne, je wilt persé zelf mijn bed opmaken voor me? Nou nou, wat een luxe! Maar ik ben er eerder dan jij. Dus dat wordt lastig!’
‘…..’
‘Goed! Dan ga ik er bovenop liggen. Want het was een kort nachtje, door het tijdsverschil. Ik beloof je plechtig dat ik het niet zal opmaken!’
‘…….’
‘Ja, dat landgoed.. Oh? Huh? Wat? Alicia Moraves? Maar natuurlijk ken ik die! Heb ik samen mee op school gezeten. Nee, ik bedoel Lissabon. We studeerden daar samen. Oh? Dan weet ik zelfs waar het is. Ik ben daar wel eens geweest. Denk ik tenminste.’
‘…….’
‘Ja, zal ik doen. Nou, dag hoor! Ik laat het aan jou wanneer je mijn zoon aan het schrikken maakt. Dat ik eraan kom.’
Ze legde de telefoon weg en keek John aan, met nog de glans van het gesprek in haar ogen. ‘Francesca is mijn engeltje,’ zei ze, ‘Maar dat mag ze niet weten. Want ze denkt dan aan Italiaanse putti’s op schilderijen. Je weet wel, van die kleine, meestal blote ondeugerikjes, met vleugeltjes. En zo bedoel ik het niet als ik dat zeg. Zij is een ferme, sterke engel. Of heeft er zo eentje bij haar. Het gaat goed met Anthony, zei ze. Vanavond zijn ze terug. Oh, en ik weet ook al welk landgoed jouw vrouw toebedeeld krijgt. Dat is niet mis. Ongelooflijk. Maar Alicia weet altijd wat ze doet. Echt bijzonder.’
Ze zweeg en verzonk kennelijk in mijmeringen, misschien herinneringen.
Ze merkten dat niet praten met elkaar ook prettig was. Ze gaven zich allebei over aan de indrukken van het toenemend bergachtige landschap en het gouden zomerlicht.
Toen ze bij de poorten van het stadje aankwamen vroeg ze hem te stoppen.
‘John? Dank je wel. Ik vond het heel innig en fijn met je. Ik ben zo blij dat we elkaar ontmoet hebben. We zien elkaar gauw. Ik wil Sheila graag ontmoeten als dat kan. Ik wil nu graag uitstappen. Het is heel wat voor mij om hier na zo lange tijd weer te zijn. Ik wil alleen en te voet door de poort gaan. En dan ga ik door de straten lopen naar het huis waar ik ooit gewoond heb, en waar mijn kinderen nu wonen. Begrijp je?’
‘Natuurlijk, Denise, tot gauw. Wat wil je met je koffer?’
‘Nu aan mij geven. Ik loop vanaf hier met mijn koffer door de poort. Hij heeft goede wieltjes, dus geen probleem. Ze zullen herrie maken op de keien. Maar dat zijn ze hier wel gewend.’
‘Geen sprake van. Zal ik die voor de deur van het huis zetten?’
’Niks ervan! Nou, weet je wat? Rijd door en zet die dan even bij Jorge neer. Dat zijn maar enkele meters tot aan het huis. Jorge weet sowieso altijd alles. Dus dat hindert niet. Nou, dag hoor! En heel erg bedankt!’
Ze reikte naar hem en gaf hem een lichte, maar lange kus, op zijn mond. Hij rook haar warme parfum en voelde zich ineens warm en verlegen worden.
‘Charmeur!’ zei ze, volkomen irrationeel.
‘Huh, wat?’
‘Jaja. Maar het is wel goed. Dag John!’
Hij keek haar na. Ze verdween door de stadspoort. Bijna zoals ze vanochtend op de luchthaven verscheen: energiek, rechtop, haar jas over haar arm, elegant, door de jaren getekend en mooi, met de wolk charme om zich heen die ze waarschijnlijk ook als meisje had. En waarvoor Rory indertijd viel.
Hij besloot dat hij haar niet met de auto zou inhalen. Hij wachtte en mijmerde nog een poos voor de ingang van de stad voor hij de wagen opnieuw startte, door de nauwe poort manoeuvreerde en haar rolkoffer zoals afgesproken bij Jorge afgaf.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:



