HOEWEL ZE RUIM in de tijd zaten, wilden ze toch snel naar het universiteitsziekenhuis. Voor Anthony en Francesca betekende dit een rit naar een locatie die ze goed kenden. De chauffeur kende sowieso, uit hoofde van zijn beroep, alle locaties van de hele wereld. Hij zei dat met een innemende grijns. En Andrés herinnerde zich ineens dat hij daar ook al eens was geweest.
Het drietal zat achterin op de ruime zitplaatsen van de limousine. Het ruitje naar het chauffeursgedeelte was open blijven staan. Dat deed Anthony vaak wanneer er geen privacy nodig was voor henzelf of de chauffeur die hen reed.
Ribeiro reed vanavond. Anthony en Francesca waren al vaak door senhor Ribeiro ergens heen gereden. Hij was een gezette, vriendelijke man van middelbare leeftijd, in het bezit van een uitstraling die op de een of andere manier belette ooit zijn voornaam te gebruiken. Daardoor bleef die onbekend. De aanspreektitels over en weer waren dus “senhor Ribeiro”, soms “Ribeiro,” en omgekeerd “sir Anthony” en “lady Francesca”, of kortweg “sir” en “milady.” Het stel had inmiddels opgegeven Ribeiro uit te leggen dat ze geen Britse aristocraten waren en dat “Mr. & Ms.” ruim voldoende eer was. Die moeite was vergeefs. En zo hadden ze alle drie een zeer respectvolle, maar tegelijk hartelijke verhouding tot elkaar.
‘Naar de gewone plek alstublieft, senhor Ribeiro.’
‘De gewone plek, sir Anthony. Ik hoop maar dat ze u goed zullen helpen, als u mij toestaat.’
‘Dank u. Ik ook, senhor Ribeiro. Heeft Jorge u een adres gegeven voor erna?’
‘Zeker, sir Anthony.’
’Ribeiro, en blijft u zelf over vannacht in Lissabon? Of rijdt u terug?’
‘Er is een kamer voor mij geregeld, sir Anthony. Dus ik blijf hier. Mijn vrouw gaat vanavond bridgen met haar vriendinnen.’
‘Oh, dan is iedereen dus tevreden?’
‘Zeer tevreden, sir Anthony. U begrijpt het. Er is ook een grote voetbalwedstrijd vanavond. Die kijk ik dan in een café vlakbij het hotel.’
‘Weet u dat u daar vlak aan zee bent?’ vroeg Francesca, ‘Ik bedoel: u kunt langs het strand lopen of zelfs het water in gaan. Het is er vast erg mooi. U kunt misschien wel een spectaculaire zonsondergang zien.’
Even een korte blik naar achteren. Dan gingen Ribeiro’s ogen weer op de weg. Vanuit de achteruitkijkspiegel vervolgens weer een innemende, wat vaderlijke blik naar haar.
‘U hebt een poëtische ziel, lady Francesca. Sir Anthony heeft het toch maar met u getroffen! Milady, zoiets is natuurlijk niets voor mij! Ik ben in mijn werk al voortdurend aan het kijken en opletten. Als ik vrij ben ben ik het liefst thuis, of in het café met mijn vrienden. Of straks met vreemden in een sportcafé en verbonden door de sport. Toch vind ik het vriendelijk dat u aan mij gedacht hebt. U heeft immers op dit moment echt genoeg aan uw hoofd. Zo, nog een heel klein stukje. En dan zijn we er al weer. Ik zet u direct bij de hoofdingang af. Ik krijg van u wel een seintje wanneer ik u weer op kan halen?’
‘We weten helaas niet precies, senhor Ribeiro….’
‘Gun mij toch mijn beroepstrots, sir Anthony! Natuurlijk weet u dat niet precies! Dat hoeft ook niet. Terwijl ik juist altijd probeer er precies te zijn, zodra u vervoer nodig heeft. Ieder zijn vak, zeg ik maar. Zo, we zijn er! Senhora, senhores..’
Ze waren tijdens dit gesprek bijna ongemerkt door het zeer drukke avondverkeer gegleden. De limousine stond stil voor de hoofdingang van het Centro Hospitalar Universitário Lisboa Norte, oftewel het Santa Maria. Ze stapten uit. Senhor Ribeiro reed door.
‘Loop maar met ons mee, Andrès.’ zei Francesca, ‘We kennen hier de weg. Hematologie en transplantatie van de oncologische afdeling. We zijn daar al vaker geweest voor bloedtransfusies. Het zou goed kunnen dat we de arts kennen die ons vanavond is toegewezen.’
Andrès liet zich meevoeren terwijl het echtpaar zich snel door de wirwar van gangen, borden, patiënten, artsen, verplegers, personeel en bezoekers heenwurmde. De omgeving was functioneel en gedateerd. Ieder hoekje en gaatje van het gebouw was voor iets benut. Schoonheid in de zin van esthetiek stond hier duidelijk niet bovenaan de prioriteitenlijst. Properheid daarentegen wel. Overal werd gedweild, geveegd en gepoetst. Door drukte en de steeds wisselende afslagen op weg naar de afdeling was het voor Andrés moeilijk te zeggen of de weg lang of kort was. Het leek eerder lang. Er waren vooral veel mensen. Overal heel veel mensen. Naarmate ze vorderden werd het geleidelijk rustiger. Er stonden minder wegwijzers en ook de geluiden werden minder. Ze kwamen bij de balie van hematologie.
‘Nu jij, Andrès...’
Hij noemde de naam van zijn patiënt en legde uit wie ze waren. Ze werden gevraagd plaats te nemen in de wachtruimte. Ze zaten daar in het gezelschap van een zielige vingerplant, met vooral gele en bruine bladeren en een enkele groene. Andrès kreeg voor de tweede maal die dag medelijden met de creatuur, net als met die roosjes in de witte wereld van daarstraks Hij tapte een glaasje water en goot het leeg over de uitgedroogde aarde in de pot. Die zoog het vocht zó gretig op, dat hij meteen opnieuw opstond en er nog twee glazen achteraan kieperde, ondertussen in de gaten houdend of zijn actie ongezien bleef. Uit ervaring wist hij dat meestal strenge taakverdelingen van kracht waren die spontane reddingen verboden, waardoor een weerloze vingerplant in een wachtkamer met kunstlicht gemakkelijk ḱon bezwijken in de wurgende bureaucratie van een universiteitsziekenhuis.
Hij voelde nog een keer met zijn vingers in de aarde en er verscheen een vaag glimlachje op zijn gezicht. Kennelijk was hij tevreden over het resultaat. Hij ging op een ongemakkelijk plastic stoeltje tegenover het echtpaar zitten en probeerde verschillende houdingen uit, die geen van alle succes hadden. Hij stond weer op en bladerde in wat verouderde tijdschriften. Het echtpaar zat ondertussen stil op soortgelijke stoeltjes en leek niet met zitcomfort of het gebrek eraan bezig te zijn. Vanuit het systeemplafond braakten de fluorescentiebuizen hun fotonenstralen genadeloos over alles heen, iedere aanduiding van dag, nacht, het weer of de seizoenen uitwissend. Er waren geen ramen.
Na tien minuten wachten kwam een energiek uitziende man met een hoog voorhoofd en gemillimeterd haar aan weerszijden op hen af.
‘Ha, Anthony, ha, Francesca, fijn jullie te zien! En u bent Andrés Valentes, neem ik aan? Mag ik jij zeggen? Ik ben Santiago Mendes. Komen jullie mee?’
Onberispelijk Engels. Mendes had in Londen gestudeerd en was een paar jaar ouder dan Anthony. Ze hadden elkaar daar wel eens ontmoet, nog voor Anthony patiënt bij hem geworden was. Ze liepen naar zijn onooglijke spreekkamertje in een zijgang.
‘Ik haal even een extra stoel..’
Even later zaten ze opgepropt om een stalen schrijftafel met een ouderwetse vergeelde monitor en een telefoon met een krulsnoer erop.
‘Vind je het spannend, Anthony?’
‘Ja, eerlijk gezegd wel.’
‘Ik doe nu onprofessioneel tegen je. We kennen elkaar ook al een hele tijd, uit andere settingen. Al die feesten in Londen! Tom, ik vind het ook spannend! Niet de behandeling van vanavond. De toediening is het tegendeel van spannend. Maar of het aanslaat! En ik moet jullie zeggen: dit is nu wel goed nieuws!’
Hij wreef zich in de handen.
’Echt goed nieuws! En het komt ook helemaal niet zo vaak voor, weet je? Dat we lichaamseigen stamcellen inzetten, afkomstig uit de tijd dat de patiënt geboren werd. Ik ben zo benieuwd naar het resultaat! Anthony, dat die navelstreng er nog was! Wie had dat nou kunnen denken? Je leest erover. Tegenwoordig wordt het meer gedaan. De placenta eigenlijk. Maar de meeste mensen van wie die stamcellen worden bewaard zijn nu nog kinderen. En jouw moeder heeft dus indertijd..’
‘Eigenlijk was het vooral een ingeving van mijn vader..’
‘Oh ja! Da’s waar. Dr. Cortez de Rosario heeft me kort iets daarover verteld. Bijzonder, zeg!’
‘Heel bijzonder,’ zei Anthony, ‘en dr. Valentes hier, ik bedoel Andrès, heeft haar teruggevonden, na die drieëndertig jaar.’
‘Andrès, ben jij daar goed in? In dat soort research?’ vroeg Mendes.
Andrès glimlachte haast verontschuldigend.
’Ja, mijn vrouw’ zei hij en voelde de trots waarmee hij dat zei, ‘eh.. Paola, ze is ook arts. Zij zegt dat ik een bloedhond met een speurneus ben. Maar het idee zelf kwam van nog iemand anders. Het is een heel verhaal. Ik heb daarin eigenlijk maar een klein rolletje gespeeld.’
‘Het klinkt dus, alsof jij ineens van allerlei kanten hulp kreeg, Anthony!’ zei Mendes, ‘En het komt goed uit. Want zoals je weet begon het langzaamaan toch wel moeizaam te worden met je kwaal. Nou, we gaan meteen aan de slag! Je wordt hier eventjes opgenomen, maar dat is maar voor een uur of twee. Je wordt naar een behandelkamer gebracht. Jij gaat natuurlijk gewoon mee, Francesca. Ondertussen geef ik Dr. Valentes hier een briefing. Waar hij naderhand op moet letten. Het adres waar jullie vannacht verblijven heb ik ook graag. Dan zijn we allemaal voorbereid, voor het geval dat. Ik weet dat ik bij jullie altijd heel rechtstreeks kan zijn en niet alleen maar geruststellende taal hoef uit te slaan. Wat trouwens vaak wel belangrijk is. Zal ik jullie nog vertellen hoe het in zijn werk gaat?’
‘Ja, graag!’ zeiden ze allemaal min of meer tegelijk.
‘We hebben het materiaal netjes binnen gekregen. Op dit moment wordt het ontdooid. Voor de veiligheid gebruiken we daarbij de helft. De andere helft laten we zoals die is, dus koud. We doen nu de minst ingrijpende behandeling omdat we denken dat die voldoende zou kunnen zijn. Het gaat bij jou om volstrekt lichaamseigen cellen. En stamcellen zijn echt bijzonder. Ik bedoel daarmee: ze zijn én heel erg slim én tegelijkertijd volstrekt dienend. Altijd bereid zich in een geheel te voegen en de taak te volbrengen die in dat geheel het beste is. In die zin zijn ze dus zo’n beetje het tegendeel van kankercellen. Denk daar maar aan, Anthony, wanneer je ze toegediend krijgt. Denk er ook maar aan hoe jij zelf, met alle onvoorstelbare gecompliceerdheid van je levende organisme, bent uitstaan uit deze schijnbaar simpele, ongedifferentieerde cellen die bereid zijn geweest om jou te worden, helemaal jou, en jou te dienen om hier te mogen zijn.’
‘Oh, Santiago, wat zeg je dat mooi!’ zei Anthony.
‘Tja, het ís mooi. Niet omdat ik het zeg. Maar omdat het zo is. De veel ingrijpender variant heb ik je al eens uitgelegd. Die lijkt op een complete reset. Dat kan een uitkomst zijn. Ik heb er patiënten van zien genezen die al opgegeven waren. Maar dat heeft veel meer voeten in de aarde. Dat houden we achter de hand voor het geval deze behandeling niet zou werken. Daarom de andere helft in reserve. Maar als het goed is zal die echter nooit nodig zijn en..’
Hij keek zijn patiënt even indringend aan.
‘… en zul jij hierdoor genezen. Ideetje van je vader, zei je?’
‘Ja. Mijn moeder was het ook vergeten, bijna in elk geval. De bevalling was indertijd nogal heftig.’
‘Nou ja, Anthony, iemand als jou ter wereld brengen,’ grapte Mendes, ‘natuurlijk is dat heftig. Maar dan héb je ook wat, hè? Even nog wat info voor jullie. De stamcellen zijn bewaard op een temperatuur tegen de honderdtachtig graden onder nul en worden dus op dit moment nog ontdooid. Dat is een kunst op zich. Het pakje is iets langer dan een uur geleden bezorgd door een koerier van dat imposante instituut, waar jullie geweest zijn.’
‘Ja.’ zei Francesca, ‘Wij waren daar. Santiago, het was er echt dolgezellig.’
Mendes moest lachen.
‘Gezellig! Die is goed! Dat moet ik onthouden! Maar ze zijn wel erg goed en zorgvuldig! Nou, we zijn dus bezig met ontdooien. Dat gebeurt natuurlijk niet in een steelpannetje op een fornuis, maar heel voorzichtig en gecontroleerd. Dan wordt gecheckt of ze hun tijdreis van drieëndertig jaar goed hebben doorstaan.’
’Wat een beeld!’ zei Anthony, ‘Het wordt steeds geheimzinniger!’
’Ja’ antwoordde Mendes, ‘Ik hou wel van de mystiek ervan. Ze waren bevroren en toen stond de tijd stil. Voor hen is het eigenlijk nog steeds jouw geboortemoment, terwijl jij hier in het nu bent. Bijzonder hè? En nu gaan jullie elkaar ontmoeten! Of liever gezegd: de jij van toen en de jij van nu. Dat gebeurt door een bloedtransfusie. Die heb je hier al een paar keer gehad. Dus dat ken je. De behandeling begint zodra alles klaar is en ze in orde blijken. Na afloop blijf je nog een half uurtje bij ons. Dat ken je ook van eerdere transfusies. En dan wandel je onder de hoede van je vrouw en je vindingrijke dokter de wijde wereld in. Maar jullie blijven vannacht in de stad, zoals afgesproken. Nog vragen?’
Ze schudden van nee.
‘Dan ga ik nu richting de cellen. En jullie richting je kamer. En zeer geachte dokter Valentes: hier heb ik voor jou een witte jas. Ik laat ook nog even een identiteitskaartje voor je aanmaken. Een echte. Dat is zo gebeurd. En loop je dan met me mee? Het is interessant. Dan heb je dat ook eens een keer gezien en dan kan ik je even inpraten. Bij de toediening zal ik er zelf bij zijn. Is dat akkoord? Niemand tegen?’
Niemand was tegen.
Andrès had de hem aangereikte witte jas aangetrokken. Die was hem wel een beetje te wijd maar paste verder zonder zijn waardigheid al teveel aan te tasten. De twee artsen verdwenen door de deur.
‘Amore mio, ik vind het zó fijn dat dit gebeurt.’ zei Francesca.
Ze ging achter de stoel van Anthony staan en legde haar armen om zijn hals.
‘En dat ik niet hoef te dokteren.’ vervolgde ze, ‘Ik ben zo blij met alle hulp.’
‘En ik met jou!’ antwoordde hij. Hij draaide zich om, reikte omhoog en kuste haar.
Een verpleger haalde ze op.
Een uur later waren de stamcellen toegediend. Weer een half uur later was de patiënt ontslagen uit het ziekenhuis en toevertrouwd aan de zorgen van Francesca, Dr. Andrès Valentes en natuurlijk senhor Ribeiro, die precies op tijd voor de deur van de hoofdingang stond met de limousine.
De behandeling zelf was volledig onspectaculair geweest. Daarmee dus het tegendeel van hoe het tot stand gekomen was. Geen avonturen. Alleen protocollen. Maar ze waren diep tevreden over deze anticlimax.
Ze spraken niet veel in de auto. Iedereen was min of meer in eigen gedachten. Ze keken naar de avondgloed die over de stad glansde in de ondergaande zon boven het deinende wateroppervlak van de oceaan.
Anthony dacht aan zijn vader. Hoe die ooit voor het eerst naar Portugal was gekomen nog voor hij zijn moeder had leren kennen.
En uit die liefde kom je dan voort.
Hij was ontroerd.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:
VRIJDAG 23 JUNI



