KLOKSLAG HALF ZEVEN waren ze er. Anthony, Francesca en Andrès.
Ze liepen door de draaideur van een buitengewoon strak en recht gebouw. Van binnen was het nog strakker dan buiten, met witte muren, plafonds en matglazen ramen met verticale zonwering. De ontvangstbalie was wit en clean. De receptionist erachter was ook in het wit gekleed, tot en met een wit petje dat zijn haren- voor zover aanwezig- bedekte. De matglazen ramen waren deels blauw getint waardoor er een onwerkelijke sfeer hing, alsof ze een of andere science-fiction serie waren binnengelopen en in een andere eeuw verdwaald waren geraakt. Geen bijster gezellige eeuw. De plafondverlichting was wat al in de good old 20th century daglichtkleur werd genoemd. Totaal anders dus dan welk natuurlijk daglicht ook, en zeker niet Zuid-Europees.
‘Welcome,’ zei de receptionist in neutraal Engels, ‘Waarmee kan ik u helpen?’
‘We hebben een afspraak.’ zei Anthony, eveneens in neutraal Engels, maar dan menselijk getint.
‘Mag ik uw identiteitsgegevens inzien? Van u alle drie alstublieft. Dat wil zeggen: hm…er is een probleem. Er waren voor 6.30 pm vier personen aangemeld. Het is nu 6.30. Ik tel echter maar drie personen. Dat klopt dus niet. Waar is uw vierde persoon?’
‘Mijn collega-arts.’ Andrés probeerde uit alle macht net zo neutraal als Anthony te antwoorden, maar had erg last van geïrriteerdheid, ‘Zij, eh. ik bedoel: de vierde persoon is verhinderd. Deze eh.. vierde persoon moest met spoed een dienst overnemen.’
’Daardoor bevindt die persoon zich dus elders,’ legde Anthony behulpzaam uit, ‘en derhalve niet hier. Het is allemaal een kwestie van overmacht.’
Andres knikte dankbaar: ‘Ja, ja, overmacht! Heel vervelend. Dat hebben wij nu eenmaal als artsen. Plicht roept. Mensenlevens op het spel. U weet wel..’
Hij probeerde daarbij een tragische zucht te slaken. Die lukte hem goed. Andrés zei er maar niet bij dat het zijn eigen dienst was die Paola van hem overnam. of dat die eigenlijk gewoon die van haarzelf was. Allemal irrelevant en niet behulpzaam in een zó witte omgeving.
Het werd met een opgetrokken wenkbrauw ter kennisgeving aangenomen, maar leverde gelukkig, behalve wat onderhuidse afkeuring, geen onoverkomelijke hindernissen op. Hun identiteitsgegevens werden vervolgens gecheckt. Hun paspoorten werden daartoe ingenomen. Er werd getelefoneerd. Het telefoongesprek vond plaats in een ander wit kamertje met de glazen deur dicht, zodat ze niets konden zien of horen. Andrès dacht onwillekeurig aan grensovergangen van totalitaire staten, waar je paspoort eveneens ingenomen werd en dan ook in een glazen hokje gesprekken plaatsvonden. Die zag je dan wél, maar horen deed je die evenmin. Meestal stonden politiemensen met bovenmaatse petten met enorme kleppen op met superieuren of de geheime dienst te oreren.
Er klonk een zoemtoon. De baliemedewerker stond op en liep naar de glazen deur. Een gehandschoende hand verscheen. Hij nam de paspoorten weer in ontvangst. Nu werden de kopieën gemaakt van de identiteitsdocumenten. Er werd vooraf netjes om toestemming gevraagd. Die moest schriftelijk worden gegeven. Vervolgens kreeg Anthony een verklaring te ondertekenen, Andrès ook en Francesca ook. Francesca weigerde. Ze zei dat ze hier niet als arts aanwezig was maar als liefhebbende echtgenote van de patiënt. Dat kwam haar op een paar verwonderde blikken te staan en kwam haar status duidelijk niet ten goede. Francesca compenseerde dit door nog rechter op te gaan staan en bij haar man een denkbeeldig stofje van zijn jasje te verwijderen. De getekende papieren werden ingenomen, gecontroleerd en vergeleken met de inmiddels vervaardigde gewaarmerkte kopieën van de paspoorten. Daarvan werd weer aantekening gemaakt. Francesca kreeg een nieuw document te ondertekenen waarin zij haar status van echtgenote/ begeleidend persoon aangaf ( kopie van huwelijksakte was niet nodig) en - uitdrukkelijk- géén behandelend arts, maar op verzoek van de patiënt en diens arts aanwezig. De accreditatie van Andrés werd vervolgens opgevraagd en online gecontroleerd.
Anthony vroeg zich onderhand stiekem af welke accreditatie Andrés vandaag zou gebruiken, er stellig van overtuigd dat een mens als hij er waarschijnlijk vele bezat, voor uiteenlopende omstandigheden, en dat wat vandaag online vindbaar was, waarschijnlijk door hemzelf gemanipuleerd was. Natuurlijk was deze handelswijze verre van legaal, maar een rondreizend arts moet tenslotte zijn werk kunnen doen. Ze moesten zelfs nog bevestigen dat Professora MD Agnes Cortez Rosario, Ginecologo y Matrona het oorspronkelijke verzoek had ingediend en dat ze daarmee akkoord waren. Opnieuw een document, twee exemplaren, te ondertekenen door de patiënt en de begeleidend arts Dr. A.Valentes. Niet door de begeleidende persoon Mrs. Francesca McIntyre. De begeleidende persoon knikte als teken dat ze dit aanvaardde.
Een vraag nog aan Anthony:
‘En Professora Cortez Rosario is dus uw behandelend arts in Sevilla?’
Anthony slikte de opmerking in, dat dat weliswaar zo was, maar dat dat vooral rondom zijn geboorte was geweest. Hij zei dus zo neutraal mogelijk ja. Francesca onderdrukte uit alle macht ieder gevoel voor humor, dat de behandelend arts van haar man dus gynaecoloog en verloskundige bleek te zijn. Anthony zag wel hoe krampachtig zijn vrouw met een giechel worstelde en besloot haar beter niet openlijk aan te kijken. Andrès had ondertussen een speciale lege professionele blik opgezet die ze nog niet van hem kenden. Anthony slikte verdere, vriendelijke opmerkingen over de onberispelijke staat van het gebouw en de zorgvuldigheid van de procedures in, omdat hij vreesde dat er wellicht iets onoprechts in zijn stem zou doorklinken, of erger nog: de nerveuze spanning zich in een fataal verkeerd lachje zou ontladen. Daar is ook geen aanleiding toe, sprak hij zichzelf inwendig toe. Want deze instelling probeert alleen maar zorgvuldig te zijn en ze doen dus reuze hun best. Hij hield zichzelf voor dat tenslotte vanochtend nog onbekenden hadden geprobeerd de stamcellen te stelen, om hem nog altijd volstrekt duistere redenen.
En toch werkte het geheel natuurlijk toenemend op de lachspieren van hen alle drie. Wat het nog erger maakte voor het echtpaar was om te zien hoe Andrès met deernis in zijn donkere ogen naar een zielig bosje bloemen keek dat in een wit vaasje ergens op de balie gevangen stond. Het bestond uit vijf tere, witte roosjes. Het groen van hun blaadjes leek bijna heiligschennis. Anthony zag hem kijken en kreeg zelf spontaan medelijden met de arme schepseltjes. Hij dacht aan de uitbundige witte rozen in het stadje die hij zo graag plukte. Ook deze gedachte borg hij snel weg omdat het niet in de situatie paste. Hij voelde dat ook de opmerking “wat een mooie rozen heeft u daar staan!” vals en ongepast zou klinken. Francesca had het bij één korte blik op het boeketje gelaten en de kramp van haar lippen verwijderd door zich op het logo van de instelling- wit in reliëf op wit stucwerk- te storten en dat aandachtig te bestuderen.
Kortom: hoewel alles helemaal in orde was, en ze iets kwamen ophalen waarop ze het volste recht hadden, waren ze gespannen om al die verschillende redenen. Daardoor zagen ze er alle drie ontzettend verdacht uit. Iedere douanebeambte zou deze mensen aan een nader onderzoek hebben onderworpen.
Maar hier was gelukkig niet de douane. Het was maar een stamcellenbank.
‘Moment, alstublieft.’
Dit keer verdween de receptionist door een andere witte deur. Hij bleef enige tijd zowel onhoorbaar als onzichtbaar. Het drietal wachtte zonder iets te zeggen en durfden elkaar niet aan te kijken. Vervolgens verscheen de medewerker weer. Hij nam plaats achter de balie, op zijn gewone plek.
‘Dat was het dan, senhora, senhores. Alles is geregeld. Goedenavond.’
Andrès keek hem vragend aan.
‘Eh, en hoe gaat het nu verder?’
‘Ah, senhor médico, het bestelde is vrijgegeven. Het wordt overgebracht naar de afgesproken locatie. U bent hier klaar.’
Een blik naar Anthony en Francesca.
‘Senhora, senhor, u ook. U bent óók klaar. Tot ziens.’
‘Obrigado.’
Klaar dus.
Eenmaal buiten stormde de wereld van kleuren, geluiden en geuren op ze af. Ze liepen beheerst over straat totdat ze de hoek om sloegen. Op honderd meter afstand stond de limousine op ze te wachten. Instinctief holden ze het laatste stuk uit alle macht. Giechelend als kinderen kwamen ze bij de auto tot stilstand. De chauffeur sloeg hen geamuseerd gade.
‘Nou, dat is echt goed geregeld daar!’ wist Anthony uit te brengen.
‘Ja, perfekt, zeg!’ proestte Francesca, ‘Sjonge jonge!’
‘Heel perfect!’ beaamde Andrès.
Ze moesten alle drie gierend lachen.
‘Kom! riep Anthony, ‘Op naar de volgende etappe! En hoe laat is het? Hebben jullie ook zo’n honger? Is hier misschien ergens een niet al te schoon eettentje, zonder witte tegels? Is er misschien op straat iets te krijgen?’
Hij keek de chauffeur vragend aan.
‘Hier zeker niet,’ meende deze droogjes, ‘Geen idee, mister Anthony, waar de mensen hier op leven. Maar ik rij wel even een stukje. Ik heb al een idee. Iets heel gewoons, toch?’
’Graag’ zei Francesca, ‘we zijn daar erg aan toe.’
Ze vonden iets wat prettig smoezelig, maar niet al te groezelig was. Ze aten kleine gebakken visjes met geroosterde aubergines en gefrituurde aardappeltjes.
De chauffeur at gezellig met ze mee.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:
VRIJDAG 23 JUNI



