SHEILA HAD GEDACHT dat de ezels misschien vlakbij het huis zouden staan. Maar dat was niet zo. Ze liepen samen door de tuin, kwamen bij de rand van een klein bos, gingen verder over beschaduwde paden, passeerden daarna een olijfboomgaard met oeroude knoestige bomen en kwamen uit op een droge weide met geelgroen gras die naar boven glooide en uitkwam op de top van een heuvel. Daar was een stal.
Dichtbij de stal stonden onder een paar platanen vier ezels bijeen. Toen ze Alicia zagen liepen ze naar haar toe. Ze snuffelden nieuwsgierig aan de uitgestoken handen van Sheila die ze gras toestak dat ze goedig tussen hun kaken vermaalden.
‘Pepe, Bapo, Rosa en Ila,’ wees Alicia. Toen wees ze de dieren op Sheila en noemde haar naam.
Sheila keek in hun zachte ogen. Ze voelde iets traags in hun blik stromen dat op melancholie leek, maar tegelijk rust en vrede uitstraalde. Daarnaast was er iets wat ze niet kon beschrijven maar onthutsend lief en wijs vond aan deze dieren. Haar eigen ogen vulden zich met tranen. Meteen schuifelde één van de dieren dichter naar haar toe en liet zich door haar aanraken.
’Dat is Pepe,’ zei Alicia, ‘die voelt altijd alles.’
‘Nu weet ik het zeker,’ zuchtte Sheila, ‘Dit wordt mijn plek.’
Pepe duwde zachtjes met zijn neus tegen haar handen.
Alicia stond naast haar en zweeg. Het geluid van de ezels die op het droge gras af en toe met hun hoeven schraapten en op hooi kauwden vermengde zich met het ruisen van een zachte wind die langs de hoge halmen streek. Weer klonk in de verte het gemurmel van water. De andere ezels kwamen ook in beweging. Èén voor eén gingen ze bij Sheila langs, terwijl Pepe plaats maakte. Misschien was er een onderlinge rangorde. Het leek bijna alsof buiten een receptie plaats vond of een begroetingsceremonieel. Het voelde tegelijk als een keuring waarbij haar ziel gewogen werd. De grote gevoelige neuzen van de dieren werden door haar aangeraakt en ze werd verder besnuffeld. Ze boden de textuur van hun vacht aan om van verschillende kanten beaaid te worden. De dieren hadden alle tijd en namen alle tijd. Tenslotte draaide Sheila weg, vol van de betovering van het moment. De ezels reageerden ogenblikkelijk door terug te slenteren naar hun plek onder de platanen, zonder verder nog om te kijken.
‘Wow..’ was alles wat Sheila uiteindelijk kon uitbrengen. Ze keek Alicia van opzij aan. Ze zuchtte opnieuw.
‘Zo is het,’ antwoordde deze na enige tijd, ‘Je hebt met ze kennisgemaakt. We hebben nog steeds veel te bespreken maar dat komt wel een andere keer. Ik heb mijn ovengerecht inmiddels klaar, denk ik. We kunnen eten. Ik stel voor dat we dan je terugreis plannen. Zoals ik al aanduidde ga ik niet mee terug maar blijf vandaag hier. Uiterlijk zaterdag ben ik op het festival terug, al was het maar om onze Rocio te zien dansen, die ook een beetje kleindochter van mij is. Zullen we gaan?’
Ze liepen de weg terug.
Even later zaten ze weer in de keuken aan de tafel voor het open venster. Ze aten een kruidige pastei en dronken gekoelde rode wijn.
Plannen bleek niet nodig. De limousine van McIntyre stond al te wachten. De chauffeur zat binnen op een stoeltje in de gang en las de krant. Alicia maakte een bica voor hem. De vrouwen namen afscheid.
Twee uur later was Sheila weer terug op het festivalterrein. Ze heeft zich nooit kunnen herinneren hoe de terugreis was en waar ze onderweg aan dacht. Ze sliep niet. Ze mijmerde. Maar waarover kon ze niet zeggen. Ze bevond zich in een soort betovering.
Eenmaal terug ging ze direct naar hun hotelkamer, viel neer op het bed en sliep in. Ze werd pas wakker toen het al avond geworden was. Toen ze haar ogen opende zag ze John zitten in een stoel voor de geopende balkondeuren. Hij keek haar aan en zat met zijn rug naar het landschap buiten. Het avondlicht streek over zijn gezicht. Hij keek op toen hij merkte dat ze wakker geworden was.
‘Hello there, mo Sheelagh.’ zei hij.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:



