DE AVOND DAARVOOR, in Sevilla.
Rocio woonde op dit moment samen met haar jongere broer en met haar vriend weer in het huis van haar moeder. Ze hadden trouwplannen. Zij en haar vriend waren bezig met renoveren van een appartement in Triana waar ze wilden gaan wonen. Alles was overhoop gehaald voor de verbouwing zodat ze tijdelijk onderdak hadden in het huis waarin Rocio was opgegroeid.
Na haar laatste optreden op de lange werkdag deed ze eindelijk de voordeur achter zich dicht. Het was al laat. Haar moeder was naar bed gegaan. Haar broer was ergens de midzomernacht aan het vieren met vrienden. Ook haar vriend was nog op pad.
Rocio belde vaak laat in de avond met haar grootvader met wie ze een innige band had. Deze was trots op zijn mooie, begaafde, flamencodansende kleindochter. Ze deelden allebei graag hun verhalen met elkaar.
‘Abuelo..’
‘Buenas tardes, mi nieta! Hoe was je dag?’
‘Bijzonder,’ mijmerde zijn kleindochter, ‘echt bijzonder. Op het laatste moment kwam er nog een extra optreden bij vandaag. Ik heb keihard gewerkt vandaag. Maar het was fijn. Het extraatje was op de middag!’
‘Waar was het?’
‘Gewoon. In tablao Fuentes.’
‘Mi nieta, wat je gewoon noemt! Ik vind die plek zo schitterend. En wie waren dit keer de gelukkigen?’
‘Een interessant gezelschap. Leuke mensen ook. Van over de hele wereld leek het wel. Ze waren deels familie van elkaar. Amerikaans, Braziliaans, Portugees, Italiaans ook geloof ik, en Brits. Met z’n achten, en ze waren heel aandachtig. Het was echt fijn om voor ze te dansen! Er was ook een wat ouder stel, nou ja, leeftijd van mijn ouders denk ik…’
‘Oh, dus niet écht oud. Zoals ik.’
‘Abuelo, jij bent toch niet echt oud?’
‘Dat ben ik wel, Rocio. En dat is ook prima. Maar toch dank ik je, want je geeft me geloof ik een compliment. Maar je mag me ook complimenten maken over mijn ouderdom hoor! Zelf ben ik dankbaar voor al mijn jaren.’
‘Abuelo, ik ook! Ik wil alleen maar dat het er nog veel meer zullen worden. Puur egoïsme. Ik wil jou niet kwijt! Luister. Ik sprak eerst met de man van dat stel. Hij heette John en was echt hoffelijk. En we maakten na afloop veel plezier met de vrouwen onder elkaar. We hadden nogal wat taalproblemen, maar dat gaf niet. Dat maakte het alleen maar leuker. Er was een slim en kunstzinnig meisje waar ik erg op gesteld raakte. Een Amerikaanse. En de vrouw van het oudere stel, die vond ik echt bijzonder. Heel lief en gevoelig, maar ook sterk. En geestig. Ze heette Sheila. Mooie naam vond ik dat.’
Het werd even helemaal stil aan de andere kant van de lijn. Rocio voelde dat haar grootvader innerlijk met iets bezig was.
’Abuelo, ben je er nog?’
‘Eh, wat zeg je?’
‘Ben je er nog?’
‘Si. Si, ma nieta. Ik ben er nog. Ik moet je nu wat vertellen. Ik heb vanavond één van mijn boottochtjes gemaakt. Langs de oever stond een Amerikaanse vrouw te zwaaien, met haar man naast zich. We legden contact en ze zijn met me meegevaren. We hebben op ons eigen picknickplekje, je weet wel, in de ondergaande zon samen wat gegeten en gedronken. Ik heb ze naderhand afgezet bij de parador om de hoek. Die van het feest van je oom vorig jaar. Het was een leuke, maar ook een erg bijzondere ontmoeting. Eentje die me echt wat deed.’
‘Wacht eens, abuelo! Waarom vertel je me dit nu? Amerikanen? Ze heetten toch niet Sheila en John?’
’Ja, Rocio. Dat waren hun namen.’
‘Maar dat moeten ze zijn geweest! En heb je ze wat over jezelf verteld?’
‘Nee. Zie je, dat is het hem juist Ik heb ze niets over mijzelf verteld. En zij deden dat ook niet. Wel dat ze die dag iets belangrijks hadden gedaan in onze stad. Iets met familie, leek me. Ze zeiden niet wat. Maar we hadden heel goed contact. Heel wezenlijk en ook innig eigenlijk.’
‘Wat bijzonder, abuelo! Wat bijzonder dat we hen dus allebei hebben ontmoet.’
‘Heel bijzonder ma nieta! Ik ben pas net terug van ze. Het doet me wat, dat jij over ze vertelt. Dat ze je flamenco mooi vonden en dat jij het ook al zo goed met ze kon vinden.’
‘Het gaat nog verder, abuelo. Vanavond tussen twee optredens door werd ik gebeld. Uit Portugal. Dezelfde mensen. Niet die John en Sheila, maar mensen van de organisatie waar ze mee waren. Of misschien andere mensen, dat weet ik allemaal niet precies. Want ik moest ook meteen weer optreden. Het ging erg snel. Ze hebben daar in Portugal een soort festival. Niet ver van hier. De man van de organisatie vroeg of ik op hun laatste avond, op een groot feest, flamenco bij ze zou willen dansen. Op een groot podium in een kasteeltuin op een berg. En weet je wat? Hij zei: “En doet u dat dan alstublieft helemaal naar eigen inzicht. Alle techniek is aanwezig. Belichting, audio, effecten… wat u maar wilt.”
‘Had je ze verteld dat je eigen choreografie maakt en moderne muziek gebruikt?’
‘Die middag, ja. Na mijn optreden voor ze, abuelo. Het kwam ter sprake. Gewoon zo tussendoor. Ze waren zo belangstellend. En nu zijn ze daar in Portugal dus ook benieuwd naar. Het is voor minstens een paar honderd mensen. Ik word heen en terug gevlogen, maar kan daar ook overnachten als ik wil. Ze hebben, geloof ik, een heel goede organisatie.’
‘Ja.’ mijmerde Felipe aan de andere kant, ‘Ja, lieverd, die hebben ze. Dat heb ik ondertussen ook al gemerkt. Rocio, ik ben trots op je. Dat was ik al, maar dit vind ik geweldig voor je. Voor de mensen van dat festival daar ook. Want die gaan grote kwaliteit krijgen. Ik vind persoonlijk dat je dit toekomt. Je hebt er hard voor gewerkt, En gaat je verloofde..gaat Mano ook mee?’
‘Natuurlijk gaat hij mee. Mano is ook heel benieuwd!’
‘Ik moet nu gaan slapen, kindje. Het is laat en ik wil morgen weer op tijd op. Wat een goed nieuws allemaal. Daar zal ik goed van slapen.’
‘Slaap diep en lekker, abuelo! Ik hou van je!
Maar Felipe kon die nacht niet goed slapen.
De beelden van de boottocht bleven bij hem. Hij hoorde Sheila zingen terwijl ze de vruchten sneed en dacht aan de vriendelijke ernst van John. En hoe Rocio hen ook had ontmoet, een paar uur eerder dan hij.
‘Wat is de wereld toch klein!’ bromde hij in zichzelf en woelde heen en weer. Uiteindelijk viel hij toch in slaap.
Vroeg in de ochtend was hij alweer wakker. Ineens wist hij wat hem te doen stond. Plotseling zag hij de oplossing voor een kwestie waar hij al jaren mee worstelde.
‘Zie je,’ zei Alicia tegen Sheila, nadat ze haar dit verteld had, ‘Don Felipe is namelijk mijn oudere broer. Hij is de feitelijke beheerder van onze familiebezittingen. Hij belde mij vanochtend vroeg en zei: Zusje, hermana, we hebben misschien je opvolger gevonden. Ik heb haar ontmoet. En als zij is teruggekeerd waarheen ik denk dat ze is teruggekeerd, bevinden jullie je op dit moment op dezelfde plek. Je bent toch op dat festival? Ga eens met haar praten. En maak haar meteen duidelijk dat in dit geval geld geen rol speelt. Echt geen enkele rol!’
Ze keek Sheila aan en spreidde de palmen van haar handen in een berustend gebaar naar boven.
‘Als mijn zakelijke broer zoiets zegt? Hij zegt nooit zomaar wat!’
Sheila pendelde heen en weer tussen verbluft zijn, en dat vreemde gevoel dat haar vaker bekroop als ze weer eens iets gevonden of ontdekt had waarnaar ze niet op zoek was geweest. Misschien was het eigenlijk andersom. Misschien waren de mensen en dingen en omstandigheden wel naar haar op zoek, en was het helemaal niet zo belangrijk wat voor ideeën zij daarover had, als het maar klopte. En ze bij haar aanklopten. Haar werk ging ook altijd zo.
Ze haalde diep adem. Ze aarzelde tussen een derde glas cider of een bodempje van de sterke koffie, maar koos uiteindelijk voor bronwater.
‘Het is allemaal waar.’ bevestigde ze, ‘We hebben gisteren inderdaad Rocio ontmoet. We waren zwaar van haar onder de indruk. We waren met een heel gezelschap in Sevilla. Er moest iets geregeld worden en dat was ons gelukt. Toen hadden we vrij en kwam die middag bij de tablao. Na de voorstelling gingen mijn man en ik wat wandelen en zaten even later ineens in het bootje met Felipe. Jouw broer dus, begrijp ik. Ik heb dit zelf gedaan. Ik was het die naar hem zwaaide vanaf de oever. Hij meerde aan, en nam ons mee. Maar Alicia, echt. Ik had geen idee! Geen enkel idee!’
De andere vrouw giechelde.
‘Maar wat fijn dat je dat gedaan hebt! Want daardoor ben je nu hier. Ik heb, toen hij jou noemde, nog vlug-vlug research over je gedaan, in alle gauwigheid, maar toch. Je bleek online vindbaar en ik heb een beetje een beeld van wat jij doet. Nu weet je de aanleiding van mijn vraag. Een boottochtje met mijn broer. En nu ik vraag je nog een keer: wil je mijn huis bewonen en het van me kopen? En wil je mijn praktijk overnemen? Ook geen geldkwestie trouwens. Onze familie heeft echt geld genoeg. Wil je dat? Je bent toch psychologe?’
De peinzende blik van Sheila was op haar gericht maar er schoten al lichtjes doorheen, sprankelende zonnestraaltjes doorheen het iriserende blauw-grijs-groen van haar ogen. Daar was het antwoord al voor het in haar woorden kwam.
‘Alicia, je blijft me verbazen. Je broer Felipe ook.’ zei Sheila, ‘Maar mezelf nu het meest. Ja, dat wil ik. Allemaal. Ik kom nog wel een keer bij je op de bank liggen. Dan vertel ik je mijn dromen en mijn geschiedenis. Dan zul je weten dat wat nu gebeurt op de een of andere manier klopt.’
‘Oh, maar dat vermoedde ik al, meteen toen ik je zag. Zonder feiten of achtergronden. Die is het, dacht ik. Dan is dat dus geregeld. De juristen komen binnenkort aan bod en komen dan met hun papieren. En als je het daarna nog steeds wilt, en jouw hulptroepen alles hebben doorgelezen, doen we de akte. En dan is dit hier allemaal voor jou. Zeg, en vindt jouw John dit goed, denk je?’
‘Ik heb daarnet met hem gepraat. Ik weet inmiddels aardig hoe mijn man in elkaar steekt. Natuurlijk vindt John het goed. Maar de beslissing laat hij aan mij. Dat zei hij ook. Natuurlijk zei hij dat. Zo is dat tussen ons.’
‘Kom,’ zei Alicia, ‘Ik doe de oven aan. Dan hebben we straks een schotel voor ons tweeën. Of moet je nu direct eten?’
‘Nee, hoor, het kan nog wel even.’
‘Zullen we dadelijk naar buiten gaan? Naar de ezels?’
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:



