SHEILA EN JOHN waren opgestaan na hun ochtenddutje en zaten op hun kleine balkonnetje met elk een grote karaf ijskoud water en een longdrinkglas.
‘Zeg, ik..’ zeiden ze ineens na een uitvoerige stilte, min of meer tegelijk en moesten erom lachen.
‘Toe maar John.’
‘Nee, toe maar Sheila.’
Hun synergie bleek helemaal op orde. Toch waren ze daar na al hun jaren samen soms nog verbaasd over. Zoals nu weer.
‘Nee, jij. Maar ik ga in ieder geval vandaag wandelen!’
‘Nou zeg!’ riep haar man uit, ‘Dat was ik ook van plan!’
‘Dat geloof ik graag.’ zei Sheila bedachtzaam en nam ondertussen een langzame teug uit haar glas dat beslagen was door het koele water, ‘Maar ik ga zonder jou. Alleen dus.’
‘Ik ook!’ zei hij geamuseerd, ‘Nu geloof je me natuurlijk niet, omdat ik nu eenmaal netjes ben opgevoed. Maar ik wilde ook alleen gaan wandelen.’
‘Dit heeft niets met je opvoeding te maken,’ zei Sheila, ‘Ik ken jou onderhand een beetje. Ik weet ongeveer wanneer jij de benen moet nemen en je eenzame tochten moet maken.’
‘Alleen al om in deze overvloedige week geen kilo’s aan te komen,’ zei hij.
‘Stil! Dat is mijn tekst. Dat mag jij niet zeggen! Je hebt er ook geen aanleiding toe!’
‘Jij ook niet, woman of my heart.’
‘Nou, John, dat is fysiek toch wel een beetje anders bij deze woman, na de overgang. Maar daarom gaat het me niet. De kilo’s bedoel ik.’
‘Je hoeft me niet te zeggen waarom het je gaat.’
‘Nee dat weet ik. Dat is juist zo fijn. Zeg, wat denk je? Hebben we vandaag dus vrij?’
‘Vrij?’ John aarzelde even en dacht na.
‘Ja, ik geloof van wel. Onze kinderen en hun aanhang zijn druk en zinvol bezig. We hoeven vandaag ook niemand te redden geloof ik. Maar ik moet wel flink bijkomen van alles.’
‘Pas maar op, jij!’ zei Sheila met een guitige blik in haar ogen, ‘Ik vind het net iets voor jou om heel onnozel te gaan wandelen. Zogenaamd om bij te komen en dan weer iets ongelooflijks te beleven of tegen te komen. En voor je het weet ben je weer de spil van iets.’
‘Ik doe een petje op, en een zonnebril. Dan ben ik vermomd. En ik ben echt alleen maar van plan om lang te lopen, misschien wel naar een dorp verder, en daar ergens een biertje te gaan drinken. En dan weer helemaal terug naar boven te klimmen want daar komt de tocht dan op neer. Maar jij, Sheila, doe maar niet of jij zo onschuldig bent en nooit wat meemaakt! Jij loopt ook maar wat rond. Maar als je geen spannende paragliders tegenkomt of iets eetbaars, altijd net als je trek begint te krijgen is er wel iets dat je ergens ziet staan wat van niemand is en waarvan je duidelijk wordt dat dat beslist mee moet en dan is de vraag of dat wel in het vliegtuig kan. Omdat het vaak eh…een beetje groot en zwaar is.’
‘McIntyre kan alles,’ mijmerde Sheila, ‘Dus dat is altijd oplosbaar. Fijn dat ze er zijn. Maar ik ben zoiets niet van plan eigenlijk.’
‘Maar dat ben je nooit! Het gebeurt gewoon. En ik ben ook niets van plan.’
‘Daar drinken we dan op. Ik ben benieuwd. Zweren heeft geen zin, lieve man van me, want jij kunt er meestal ook niets aan doen. Ik vind dat trouwens wel een mooi opschrift voor op jouw grafsteen: Hier ligt John Carpenter. Hij kon er echt niets aan doen. Jaja, maar ondertussen!’
‘Jij ook niet. Rare mensen zijn we, hè?’
‘Heel raar!’ lachte Sheila.
Ze dronken water uit de karaffen.
Nog geen kwartier later waren ze allebei onderweg. Elk in een andere richting.
Sheila liep in haar zandgele jurk door de straatjes. De katten lagen weer te soezen op traptreden, in zon- en schaduwplekjes en op vensterbanken . Het was al bezig warm te worden. Ze kronkelden in de zon en Sheila kronkelde met de bochten van de wegen mee. De steegjes waren verlaten. De meeste festivalgangers waren waarschijnlijk met iets van het programma bezig. Uit de huizen stegen etensgeuren op. Soms stond een raam open achter de geloken houten jaloezieën en hoorde ze stemmen of de klanken van een radio.
Ze liep het stadje in de lengte door. Ze kwam als vanzelf steeds hoger tot bij de burcht. Met enige vastberadenheid vermeed ze een kijkje te gaan nemen bij de kinderburcht waar haar zoon waarschijnlijk aan het werk was. Ze dacht even terug aan verkleedpartijen toen hij zelf kind was en zij hem omtoverde tot magiër, tot prins, tot zeerover en ook een keer tot een bruine beer, waarvoor ze een heel berenpak voor hem had genaaid, compleet met onzichtbare ventilatiegaten zodat het kind het niet te warm zou krijgen.
Ze verwierp tegelijkertijd de andere voor de hand liggende opties, te kijken hoe Lytara het deed daarboven op de weide onder de hemel en natuurlijk de paragliders. Vandaag niet.
Prompt kwam ze Devin tegen, die haar tegemoet kwam.
Ze merkte hoe haar hart direct een sprongetje maakte.
Deze man doet mij ontegenzeggelijk iets. Maar dat wil niet betekenen dat…
Hij zwaaide al naar haar en kwam dichterbij. Ze raakten elkaar even heel licht aan.
Ja, hij doet me iets. John wist dat ook meteen, maar werd niet jaloers.De mannen waren ook direct gesteld op elkaar. Interessant..
Dit alles had zich in een fractie van een seconde afgespeeld.
’Hi, Sheila! Wat leuk om je te zien! Ik had je gemist. Waar was je? Kom je nog eens paragliden bij ons?’
‘Hi, Devin! Fijn je tegen te komen. En wat bijzonder, helemaal feet on the ground! Niet in de lucht vandaag?’
‘In de lucht zijn is voor mij vooral feet on the ground, ‘ antwoordde hij ernstig, ‘vanwege al die checklisten en veiligheidsprotocollen. Maar dat heb je zelf al meegemaakt. Nee, ik ben nu even vrij. Wanneer kom je nog eens bij ons?’
‘Ik kom heel graag nog eens, echt. Maar vandaag niet. We hadden een erg intensieve dag gisteren, en we waren niet hier.’
‘Toch niet ernstigs hoop ik?’
‘Jawel,’ zei Sheila, ‘iets ernstigs maar tegelijk iets prachtigs. Ik kan er geen details over vertellen. Laat ik maar zeggen beroepsgeheim. Of eh.. zoiets.’
‘Dat had ik al gedacht,’ zei Devin, ‘dat je iemand bent met een beroepsgeheim en ernstige en mooie ontmoetingen hebt met mensen. Ik zie het in jouw ogen.’
Sheila kreeg er meteen tranen van.
‘Devin toch! Je maakt me nu al voor de tweede keer mee dat ik moet huilen en alweer niet van verdriet. Hoe kun je dat nou toch zo zeggen!’
‘Oh, sorry!’
‘Nee, juist niet. Niet sorry zeggen! Het is juist zo mooi, net zoals,’ ze slikte even en voelde nog een paar extra tranen komen, ‘net als een paar dagen geleden in de lucht. Nu denk je natuurlijk dat ik een huilebalk ben.’
‘Dat denk ik helemaal niet.’ zei Devin, ‘Huilebalken zijn vol met zelfmedelijden. Maar dat heb jij helemaal niet. Ik vind jou één en al compassie voor anderen. O jee, heb ik het nu alweer gedaan?’
Sheila lachte door al haar tranen heen.
‘Laten we maar zeggen, dat het allemaal from down under komt, mooie Australiër met je vleugels in de zon!’
‘Sheila, even een hele droge vraag dan maar. Goed tegen het huilen trouwens als jij daar al last van hebt. Ik heb er geen last van. Ik had deze vraag al en wilde je die stellen. Sheila, heb jij werk wat je overal kunt doen?’
‘Wat een interessante vraag Devin! Eh, ja, ik geloof van wel. Ik heb van allerlei diploma’s maar het werk dat ik doe heeft eigenlijk geen diploma’s nodig.’
‘Wat doe je dan?’
Ze dacht een hele poos na.
‘Je verdient een eerlijk antwoord, Devin’ zei ze toen, Wil je het echt weten? Ik doe eigenlijk maar wat.’
‘Net als je man?’
‘Een beetje als mijn man. Maar ook totaal anders. Waarom vraag je dat?’
‘Dat weet ik niet,’ zei hij ernstig, 'maar ik wilde het wel graag weten. En de details komen misschien wel eens. Ik vind jullie op een wonderlijke manier ontzettend gefocust. Maar in disguise van dromerigheid. Schijn bedriegt echter.’
‘Wow, dank je. Het klopt wel, hoor. Devin, en jij? Wat is jouw beroep en wat doe je? Eigenlijk bedoel ik.’
Hij lachte breed en bijzonder aantrekkelijk.
‘Nou, dit. Dit is mijn beroep. Ik doe niets anders. Als het hier winter wordt ga ik naar down under. En daar is het dan zomer. Ik fladder dus door de wereld. Dat doe ik dus.’
Sheila keek hem scherp aan en er verschenen geamuseerde lichtjes in haar grijze ogen.
‘Niet waar, zei ze. Je fladdert helemaal niet maar wat.’
‘Nee,’ gaf hij toe.
‘Het fladderen is misschien je toko. Maar het is niet wat je doet.’
‘Nee,’ zei hij, ‘het is wèl wat ik doe. Maar of mijn toko nu om fladderen gaat of om porselein of verfblikken maakt niet zoveel uit.’
‘Of violen.’ zei Sheila om aan te geven dat ze hem volgde.
‘Of violen.’ herhaalde hij, ‘Hoe weet je eigenlijk dat ik viool speel?’
‘Dat weet ik niet.’ zei ze verrast.
‘Nu wel dus.’ zei hij, ‘Het is zo. Ik speel viool. En niet slecht. En ik fladder dus. Dat laatste doe ik professioneel, zal ik maar zeggen. Ik ben dus een professionele fladderaar.’
‘Ik heb mogen ervaren wat dat met mensen doet, Devin. Met deze mens in elk geval.’
Ze glimlachte naar hem. Hij keek met lachende ogen terug.
‘Zie je? Nou, daar gaat het om. Dat doe ik dus.’
‘Ja, dat doe je. En dat doe je goed.’
‘Het kan altijd beter,’ zei hij, ‘maar dat geldt voor alles. Sheila, wat ga je doen vandaag?’
‘Alleen zijn en lopen denk ik.’
‘Wat een fijn plan! Ik ga een espresso drinken bij Jorge en dan weer terug.’
‘Fladderen?’
‘No. Feet on the ground. Dag lieve Sheila!’
‘Dag Devin, ik kom je gauw weer bezoeken.’
‘Oh, heel graag. Zeg, vindt jouw John dat allemaal wel goed?’
‘Wij kennen elkaar uitdrukkelijk het recht toe, door andere mensen diep geraakt te worden, Devin. John weet dat wel dat jij me raakt.’
‘Jij mij ook Sheila, dat weet jij ook.’
‘Ik weet dat. En het is goed zo. So long, my dear fellow.’
‘So long, mate.’
Ze liep verder. Ze koos het pad dat links om de muren van de burcht heen leidde. Het gesprek van daarnet zinderde nog wat na maar niet meer dan de zon die al begon te branden op haar huid, de geuren van kruiden langs het pad, de geluiden van vogels in het dal onder haar. Indrukken die groot zijn maar waarvan je tegelijkertijd niet ondersteboven bent omdat ze gewoon het leven zelf zijn.
Toen gebeurde het ineens.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:


