LATER IN DE NACHT wordt Andrès wakker. Buiten staan de sterren aan de hemel en het licht van de nieuwe dag is nog toekomst.
Hij pakt een groot kussen op dat op de grond gevallen is en doet het achter zich. Hij zit half rechtop in het grote hemelbed. En ineens weet hij.
Hij vindt dat hij dat eigenlijk niet kan weten. Hij heeft er ook geen eerdere ervaring mee. Hij denkt dat dit niet kan. Maar het weten trekt zich van zijn beoordelingen niets aan. Hij weet.
Sneller dan het licht is de gedachte tot hem gekomen en heeft zich in hem genesteld. De gedachte brengt geen zekerheid, maar gewisheid. Die twee verschillen subtiel van elkaar. Gewisheid kan met geheimen omgaan. En het gaat om een geheim.
We zijn in verwachting van ons eerste kind. Paola draagt onze dochter.
Hij wil haar niet wakker maken. Ze is diep in slaap. Maar dan wordt ze vanzelf een klein beetje wakker. Half bij de sterren buiten, nog in slaap, en half hier.
‘Mm..?’ murmelt ze.
‘Paola..’, begint Andrès behoedzaam.
‘Mm? Wat is er, mijn liefste?’
‘Paola, we zijn.. nee, jij bent..nee, wij zijn in.., in verwachting geraakt van jouw, ik bedoel: ons eerste kind.’
Ze is maar half wakker. Ze reageert net zo on-verbaasd als je in dromen kunt doen waarin je alles accepteert zoals het zich voordoet.
‘O, maar dat is fijn,’ murmelt ze, ‘het werd eigenlijk ook wel tijd. Mooi hoe je dat zegt: dat wij in verwachting zijn. Je bent mijn lieverd. Is het onze zoon of onze dochter die komt?’
Heeft hij het goed gehoord? Heeft zij dat gevraagd?’
‘Een dochter,’ zegt hij. ‘Het is onze dochter.’
‘Fijn dat ze komt.’ zegt ze zachtjes en alweer bijna in slaap, ‘nou, het heeft nog wel even tijd. Dan weet ik dat. Ik slaap nu weer verder, lieverd. Dank je wel.’
En ze is alweer ingeslapen, Andrès diep verwonderd achterlatend.
Hij is bijna nog meer verwonderd over haar reactie als over zijn eigen ingeving.
Op de een of andere manier past dit inzicht. Het is heilig en tegelijk alledaags. Heel gewoon en toch heel bijzonder. Hij heeft er geen verklaring voor dat hij het weet. Hij beseft vaag dat dat ongebruikelijk is En het voegt zich irrationeel bij de toverachtige ervaringen van eerder die avond, toen het laatste daglicht verdwenen was. Ze hadden kaarsen aangestoken en waren ineens helemaal klaar om de hun toevertrouwde schatten te bewonderen.
Maar nu realiseert hij zich, dat daaraan vooraf was gegaan het liefdesmysterie. En het eerste zich op weg naar hen toe begeven van hun kindje.
Ze hadden zich nederig gevoeld toen ze begonnen waren het blauwe pakje te openen. Direct daarvoor was de humor nog even klaterend op bezoek geweest. En toen zaten ze daar. Aan tafel met het pakje tussen hen in.
‘Nou Andrès: heeft jouw Paola gelijk gekregen of niet?’
‘Vaak heb jij dat wel, maar wat bedoel je precies?’
‘Nou, jij was toch’ ze giechelt, ‘zo heel nadrukkelijk in een Niet Romantische Stemming? We waren aan het werk, weet je nog?’
Hij giechelt nu ook, een beetje hinnikend, zoals zij dat van hem kent.
‘Hrgg, hrgg, ja, alleen serieuze zaken, niets voor de lol.’
‘Ja. En daarvoor wilde je naar een bibliotheek! Nou? Hoe liep dat af?’
‘Ik geef het toe. We zijn op dit moment in een bibliotheek. Die bestaat uit twee boeken en een kopietje!’
‘Hoho, sweetheart! Én een hemelbed! Met gouden gordijnen. En niet zomaar twee boeken, maar precies de twee boeken die je zocht! En? Hoe zit het met de sluitingstijd? Is het ons gelukt? Zijn we binnen en nog steeds bij de boeken?’
‘Ja, tot morgenochtend vroeg.’
‘En je weet wat ik je nu zal vragen! Wat ik je moet vragen. Wat ik verplicht ben je te vragen! Is het dan héél misschien, ondanks jouw edele voornemens, ondanks jouw mooie serieuze instelling, ondanks jouw verheven werkmoraal, misschien in deze midzomernacht tóch een heel klein beetje, een ietsiepietsie - oh, je begrijpt niet, hoe het kan! - een microscopisch klein beetje.. Het woord begint met een “r”. Nou?’
Ze begon met vriendelijk aaien, maar het ontaardde snel in porren en knijpen.
‘H-hou op, Paola! Anders krijg ik d-de slappe lach als je zo doorgaat. Nu niet ook nog mij k-kietelen alsjeblieft. Genade, genade!’
‘Nou? Zeg me dan? Geef toe! Dat het, tegen ieders verwachting in, toch wel..?’
‘Okay, okay! Goed dan! Romantisch is geworden! Met bed en baldakijn en een rozenprinses in kanten nachthemd en de zomeravond onder de sterren.’
‘Wat dacht je van ons lichte souper bij maanlicht?’
‘Heerlijk! Gevolgd door limoen ijsparfait met mintblaadjes..
’Precies. Met als gevolg dat wij nu hier zitten, geurend naar badoliën, de mintblaadjes en de liefde, inmiddels weer gehuld in zachte witte badjassen, in kaarslicht, en nu eindelijk met de werklampen in de aanslag!’
Dat laatste voegde ze er quasi dreigend aan toe.
‘Jaja,’ zei haar geliefde, ‘omdat de plicht toch roept. En wij nu onze operatie gaan doen. Oh gunst! We moeten onze bibliofiele handschoentjes nog aandoen!’
‘Nee lieverd, dat kan niet. Want die horen in het pakje zelf te zitten.’
‘O ja. Ik dacht al: waar hebben we die toch gelaten?’
En toen was het klatergoud en de luxe van de hotelsuite om hen heen weggevallen. Hun verbeeldingskracht nam ze mee buiten hun eigen tijd. Ze zaten bovenin een middeleeuws huis in de Joodse wijk van Ishbiliya, de oude Arabische naam van Sevilla, om een tafel in het licht van flakkerende kaarsen. Ze hadden eerbiedig de handschoenen aangetrokken die ze bovenin het pakketje aantroffen. Op de een of andere manier hadden ze zich latex voorgesteld. Maar dat kwam misschien doordat ze artsen waren. De handschoentjes waren van grijsgroen fluweel en roken vaag naar een mengeling van iets kruidigs en vanille-achtigs wat in de verte een beetje op pijptabak leek. Ze legden het chamois-kleurige vloeipapier opzij en hielden een leren cassette in hun handen. Deze openden ze als een boek door de messing vergrendelingen om te zetten waardoor voor- en achterkant uiteenscharnierden.
De cassette was niet meer dan een transportmiddel. Zowel de voor- als de achterkant bevatten van binnen stevige kartonnen bladen die wederom met veters vergrendeld waren, ongeveer zoals de deksels van een ouderwetse reiskoffer. Toen de beide kanten van de cassette op de tafel lagen, maakten ze de vergrendelingen los. Uit het ene deksel kwam een in goudbruinleer gebonden boek tevoorschijn, het andere deksel bevatte een moderne map met daarin enkele perkamentvellen die beschreven waren.
Het boek had de vertrouwde boekvorm. Het bleek verrassend sterk en soepel. De perkamenten vellen waren duidelijk dikker dan modern papier zodat ze begrepen dat dit boek qua inhoud inderdaad niet omvangrijk zou zijn. Ze zetten zich over hun verwondering heen dat ze deze kostbaarheid zomaar voor zich hadden liggen in een hotelkamer en onderdrukten de gedachte dat het misschien ook wel niet helemaal legaal was. Ze zagen de titel in het Latijn:
de Differentia Animae et Spiritus liber, translatus a Johanne Hispalensi.
Ze bladerden voorzichtig. Aanvankelijk waren ze bang dat het perkament zó onder hun gehandschoende handen zou verbrokkelen. Maar hoewel enigszins bros, bleek het verrassend sterk. Ze zagen gekalligrafeerde letters die meer getekend dan geschreven leken.
‘Zo helemaal het tegendeel van het doktershandschrift, dat, door al het haastig neerpennen van recepten, terwijl de wachtkamer vol met patiënten zit, onleesbaar is geworden.’ zei Paola bewonderend, ‘Wat ontzettend mooi!’
De bladspiegel, de overvloedige versieringen van de majuskels, de hoofdletters.. Het geheel ademde de sfeer van eindeloze tijd en ruimte waarin de inhoud tot stand was gekomen, en ook het geduld waarmee de oude Arabische tekst vertaald was. Misschien wel op een bovenverdieping als deze. Of in één van de huizen in deze wijk. Andrès had er diep bij gezucht.
‘Is het wat je ervan verwacht hebt?’ vroeg Paola hem.
‘Het is vooral het perkament, het uiterlijk, het handgeschrevene, en de lange tijd die tussen het moment van opschrijven en het moment waar wij ons nu bevinden. Ik had je al gezegd: eigenlijk zou door een vitrine hiernaar mogen kijken voor mij al genoeg zijn. De inhoud zelf is toegankelijk. Je moet daar alleen veel geduld voor hebben. Ik heb al een exemplaar besteld. Het komt via print-on-demand naar ons toe, uit India geloof ik. Geweldig toch? Maar dat gaat nog duren.’
‘Heb je die inhoud nodig?’
‘Nee.’ Andrès keek haar aan, ‘Eigenlijk niet. Rosa sloeg de spijker op de kop toen hij het geheel karakteriseerde als een vorm van moral support. Het is het weten dat er bevestiging bestaat uit oude bronnen voor de kwesties die ons bezig houden. En die bronnen dan voor je zien liggen. Ik ga nu proberen wat erin te lezen, maar het is niet van praktisch belang.’
‘Ik wil eigenlijk zo graag naar het andere manuscript kijken.’ zei Paola.
Ze hadden het andere handschrift snel uitgepakt. Het was veel kleiner van omvang. Ook niet zo fraai gekalligrafeerd als Ziel en Geest zoals ze het eerste boek waren gaan noemen. Wel min of meer hetzelfde soort stevig perkament, maar qua formaat smaller.
Het paar verzonk vervolgens in een soort gemurmel: allebei Latijnse teksten zachtjes oplezend en voorzichtig in de geschriften bladerend. Na enige tijd wisselden ze van plek. Nu zat Paola gebogen over Ziel en Geest, en Andrès had Sterking van de Geest door Placebo voor zich. Die titels klopten natuurlijk niet maar de strekking wel. In dat opzicht gebruikten zij vaak hun eigen taal om dingen waar ze mee bezig waren treffend aan te duiden.
Tenslotte had Paola het boek gesloten, en was Andrès rechtop gaan zitten en met zijn handen achter zijn hoofd gevouwen.
‘En?’ vroeg ze, ‘Heb je het gezien?’
‘Ja,’ zei hij, ‘Het staat er echt.. De sterking van de geest. En ook dat kleurrijke voorbeeld met de eh… stierenpis. Urina tauri. Mijn Latijn is niet goed genoeg om het allemaal precies te volgen. Maar de strekking is inderdaad dat de werking van een behandeling wordt versterkt door het geloof erin, ook als de behandeling zelf misschien onbegrijpelijk is. En jij?’
‘Ik heb natuurlijk ook wat moeite met de taal’, zei ze, ‘maar ik zie dat hier met grote stelligheid de ziel als iets geheel anders wordt gezien als de geest. En dat merkwaardig genoeg de geest in vergelijking als substantiëler wordt gezien en de ziel meer als functioneler. Dus meer functie dan een lichaam. Dat verrast me. Ik was zelf geneigd andersom te denken. Dus dat is voor mij opmerkelijk en erg leerzaam. Geest is dus zeer reëel voor Qusta Ibn Luca. Maar dan is er de connectie tussen deze twee geschriften. En Andrès, dát blijft echt jouw grote vondst van vandaag. Gecombineerd is de boodschap: Placebo berust op sterking van de geest en geest is geen illusie, maar reëel.
‘Voor mensen die net gevreeën hebben zijn we best helder, vind je niet?’ meende hij.
‘Ik word altijd helder van vrijen,’ zei ze ernstig, ‘Ik denk dat het met mijn overgave te maken heeft. Overgave aan het lichamelijke of aan het geestelijke zijn voor mij twee aspecten van dezelfde wereld. De overgave zelf is haar religie, zou je kunnen zeggen. Lichamelijke liefde is ook liefde van, of voor het goddelijke en geestelijke. Dat is iets anders dan genot verafgoden. De sleutel is de heiligheid.’
Toen was Andrès opgestaan van tafel en achter zijn geliefde gaan staan. Hij had haar omvat, zijn armen om haar hals , zijn handen rustend op haar boezem, terwijl ze samen naar de opengeslagen werken keken. Daarna zonder een woord te spreken, vouwden zij de boeken dicht, als waren zij in de operatiekamer aan het opruimen na een geslaagde ingreep. Ze werkten gedisciplineerd en aandachtig. Ze hadden de cassette alweer gesloten en op het blauwe inpakpapier gelegd.
‘Nu dat kopietje nog’ zei Andrès. ‘Dat kunnen we gewoon op de bank lezen.’
‘Ja, lieverd, maar ook daar beter geen thee- of wijnvlekken op maken.’
‘Het is maar een kopietje,’ zei hij, ‘ Maar ik ben het met je eens. We zouden het ook in de cassette terugleggen. Dat was ik even vergeten.’
Ze lazen. Het leek meer om een brief te gaan. De stijl was anders. Stugger. En het handschrift ook. Moeilijk leesbaar.
‘Tja, middeleeuws doktershandschrift.’ lachte Paola, ‘dit is best moeilijk.’
‘Toch heeft hij wel zijn best gedaan om netjes te schrijven.’ meende Andrès.
Paola keek hem schuin aan.
‘Wat maakt nou dat jij denkt dat het een hij is?’ vroeg ze.
‘Punt voor jou.’ zei Andrès meteen, ‘Omdat ik dus blijkbaar tóch een seksist ben. Sorry daarvoor.’
‘Maar waarschijnlijk heb je wel gelijk.’ zei Paola.
‘Waarom heb ik gelijk?’
‘Omdat eh.. dat weet ik niet.’
‘Zie je nou? Jij bent dus ook seksist!’ riep Andrès meteen triomfantelijk. ‘Het staat nu 1-1.’
‘Seksiste, niet seksist. Maar okay. We staan quitte.’
Ze puzzelden een tijdje tot ze wat meer aan de schrijfwijze gewend waren. Ze lazen hardop: ad pugnare mortiferum sanguis morbo consociata cum ille pallor saturitate, et successive evanuit ex vitalis vis tolle puerum natum de sanguine et umbilicum ex se si fieri potest statim post nativitate vel ante
‘Zeg, word jij hier wijs uit?’ vroeg hij.
Paola’s Latijn was beter dan het zijne, wist hij.
‘Dit is wat Rosa aanhaalde,’ zei ze. Gelukkig had hij het al voor ons vertaald. Over het bestrijden van dodelijke bloedziekte die met bleekheid gepaard gaat en verdwijnen van de vitaliteit en dat je dan de navelstreng en het navelstrengbloed van een pasgeborene neemt.
Daar heb je dus de mogelijkheid tot misverstand nummer één. Niet het bloed van de pasgeborene zelf maar het navelstrengbloed. Ook als dat eigenlijk bij het kind hoort en niet van de moeder is. Liefste, kijk, en hier had hij het ook over: sanguine infantis in laqueum paraverunt mortario mixta intime tincturam neque malagma quod si forte vel immediate super vulnus venam patientis.
Dat is hoe je het klaarmaakt en inbrengt: in de venam patientis, de ader van de patiënt. Dat klaarmaken klinkt trouwens best wel heftig in dat compacte Latijn,. En die woorden sanguine infantis zijn weer levensgevaarlijk als dit stukje tekst verkeerd of boosaardig wordt gelezen of geïnterpreteerd!’
‘Zeg dat wel.’ zei Andrès, ‘ En dat is dus ook gebeurd.’
Paola had ondertussen verder gelezen.
‘Kijk!’ zei ze, ‘En hier gaat het over de uitwerking van de behandeling: cum possit erit uim temporis caliditas et lipothymia deinde valetudinis perfecisse. Quod est curatio in patientibus proficiebat aetate massa tantum dealbaverunt.
Ze zweeg. Andrès keek haar vragend aan. Paola knikte en gaf de vertaling:
‘Populair gezegd: Don't try this at home! En de te verwachten gevolgen zijn temporis caliditas, tijdelijke koorts. Tja, ze konden ook niet even een paracetamolletje geven in die tijd. Dus het moest dan maar goed gaan, hoopten ze. En die lypothymia, buiten westen zijn: dat lijkt me ook best wel ernstig. Zou dat misschien shock zijn? Geen ambulances in die tijd. En daarna dus valetudinis perdecisse, het intreden van genezing. Nou, gelukkig maar! Gevolgd door allerlei waarschuwingen. Dat je het echt alleen moet doen bij ernstig bleekzuchtigen -alba voor wit. En niet zomaar effe.’
‘Hmm,’ zei Andrès, ‘ Je Latijn is echt geweldig. Dank je wel! Maar de heftige koortsreactie houdt me bezig.En hoewel de techniek van stamcellen per injectie inmiddels veilig is, zou ik er bij Anthony toch alert op zijn. Ik weet niet precies waar ik dat op baseer. Maar hij moet daar volgens mij heel goed in de gaten gehouden worden! Oh, ik weet het al: ik baseer dit op een mengeling van gevoel plus deze tekst.’
‘Serieus nemen dus! ‘ meende Paola, ‘Jou kennende.’
En toen was het artsenpaar ook ineens klaar. Alsof het einde consult was. Ze hadden het explosieve fotokopietje bij de documenten gelegd, het blauwe papier om het geheel gedaan en het dichtgebonden met het touwtje dat ze pas na enig zoeken weer ontdekten, omdat het bij het openen direct op de grond was gevallen. De grijsgroene fluwelen handschoentjes behielden ze als souvenir. Eigenlijk omdat ze vergeten waren ze erbij te doen. En dit lieten ze maar zo. Of dat helemaal in orde was wisten ze niet. Maar het leek hen ook wel passend. En ze waren meteen daarna gaan slapen. Dat was dus een paar uur geleden.
En nu lag hij wakker aan zijn kant van het hemelbed. Hij had deze nacht innerlijk de revue laten passeren. Er verscheen al zachtroze ochtendgloren aan de hemel, toen hij uiteindelijk zijn ogen weer sloot.
In de vroege morgen, slechts enkele uren later werden ze gewekt door de roomservice, met een luisterrijk ontbijt. Tegelijk met het ontbijt werden hun kleren gebracht, die er zó onberispelijk uitzagen alsof ze gloednieuw uit de winkel kwamen. Ze gaven beneden het pakketje af. Het reçu bevatte inderdaad een handgeschreven verzoek om de groeten aan señor John Carpenter te doen. De receptionist nam hun dankwoorden in ontvangst en zei dat ze vooral eens voor langere tijd naar het hotel moesten komen. Er was nog zoveel te zien.
Ze namen afscheid. Om zeven uur namen zij plaats achter in de zwarte limousine, die hen naar de luchthaven bracht. Ze zaten op de achterbank, keken naar buiten en af en toe naar elkaar. Ze glimlachten. Er was door de afgelopen dag definitief iets in hen veranderd. Het was de mengeling van hun liefde, en de compassie, de deernis over al het leed en de lotgevallen uit tijden die niet de hunne waren en waar ze niet bij konden komen. Daarbij kwam de tere vreugde over een kind dat mogelijk op komst was, ver voor een zwangerschapstest hun intuïtie zou kunnen staven. Ze spraken niet. Ze keken uit de autoramen naar de voorbijsnellende stad die ze lief gewonnen hadden en naar het ochtendverkeer.
Ze waren nog steeds niet getrouwd. Maar Andrès en Paola waren definitief man en vrouw geworden.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
EINDE DEEL TWEE.
Volgende hoofdstukken:
DEEL DRIE: “DE NAAM VAN HET LAND”



