ZE HEEFT GESLAPEN. Lang kan dat niet zijn geweest. Want het is nog steeds licht. Het goud is weg. Er is nog purper in de avondhemel dat naar donkerblauw verkleurt. Door het raam ziet ze een paar silhouetten van daken en verder gelegen torens. Omdat ze zo hoog in het gebouw zijn, is er veel van de vrije hemel te zien. De eerste sterren verschijnen.
Ze liggen op een hemelbed. Het avondlicht nog nét sterk genoeg om haar de kleuren in het vertrek te laten zien. De wanden hebben donkerbruine lambrizering en wijnrood behang met goudkleurige, enigszins Arabisch aandoende versieringen. Vanaf deurhoogte begint hemelsblauw pleisterwerk dat overgaat in een plafond met hier en daar cirkelende bladmotieven die lichtgroen en geel aangezet zijn. Alsof ze samen onder een dek van platanen in de nazomer vertoeven. De zijden bedgordijnen zijn goud van kleur.
Een slaapvertrek voor een prins en een prinses, denkt ze. Zo zijn ze tot dusverre eigenlijk ook bejegend, sinds ze hun zoektocht naar de geschriften begonnen waren.
Ze ligt nog in haar kleren op bed. Maar ze ziet op het nachtkastje naast haar iets opgevouwen wits met een blauwe strik erom. Ze maakt het nieuwsgierig los en houdt een linnen nachthemd met kant in haar handen. Ze houdt het hemd voor zich. De stof is prachtig. Ze kan zich niet herinneren ooit zoiets gedragen te hebben en besluit: vanavond is het zover.
Andrès ligt te slapen, met een ontspannen en tevreden uitdrukking op zijn gezicht. Ze luistert naar zijn rustige ademhaling. Zelf wordt zij daar altijd ook rustig van. Voorzichtig, om hem niet wakker te maken, loopt ze met het hemd over haar linkerarm op kousenvoeten naar de badkamer. Daar treft ze een verfijnde luxe aan, waarin de Moorse invloeden duidelijk aanwezig zijn. De badkamer zelf geurt naar oranjebloesems. Ze opent het houten badkamerkastje met spiegeldeurtjes. Ze vindt naast een uitnodigend kaartje van het hotel scheergerei voor haar man, en een complete inventaris van make-up artikelen voor haarzelf. Verder haarborstels, kammen, badoliën, douche-gels, shampoo en kleine probeerverpakkingen van verschillende parfums. Aan alles is gedacht. Ze laat het bad vollopen en verzinkt in kruidig naar vetiver geurend water waaraan ze een paar druppels rozenolie uit een glazen fles toevoegt. Ze wast haar haren die bezweet en stoffig zijn geraakt van de lange en spannende dag. Na het baden gebruikt ze opnieuw de rozenolie. Ze voelt de touch van de olie en de geur van de bloemen als een subtiele wolk over haar heen dalen. Tenslotte trekt zij het linnen kanten nachthemd aan. Ze bekijkt zichzelf in een grote spiegel.
Ze is verwonderd over zichzelf. Waar is de harde werker gebleven met wie ze zich op de een of andere manier altijd zo identificeert? Wat ze nu ziet is ze ook. Maar het is de andere kant van haarzelf, die van haar niet altijd de kans krijgt tot verschijning te komen. Het zien van haarzelf hoe ze nu is maakt dat ze nog zachter en gevoeliger gestemd raakt. In het spiegelbeeld ziet ze de aanzienlijk rondere vrouw dan haar werkverschijning gewoonlijk doet vermoeden, met haar ranke maar ronde borsten waarvan de welvingen in het kant van het hemd benadrukt worden, terwijl het witte linnen de textuur van haar olijfgetinte huid glanzend doet uitkomen. Het ronde in haar contrasteert, zowel met haar lange benen en daarin het fijn getekend driehoek en haar eveneens verfijnde, eveneens driehoekige gezicht waarvan de lippen en wangen weer het volle ronde in haar gestalte herhalen. Haar ogen zijn door de slaap verfrist. Ze kijken haar in de spiegel aan met hun opvallende kleur van helderblauwe saffier. Haar donkere haren glanzen nat. Ze wil ze aanvankelijk zo laten. Voornamelijk om Andrès niet door het lawaai van een föhn te wekken. Maar ze ziet hem ineens de badkamer in komen en hij is dus wakker.
Hij houdt zowel zijn pas als zijn adem in als hij haar zo ziet.
‘Paola! Oh! Wat… wat ben jij mooi!’
‘Liefste, je bent wakker! Heb je goed geslapen? Kom je dadelijk terug in bed?’’
‘Ik kom. Maar ik wil douchen. Ik ben bezweet.’
‘Ik wilde net mijn haren föhnen. Maar kom verder, mi amor.’
Terwijl hij zich uitkleedt kijkt ze met welgevallen naar zijn gespierde lichaam, met daarop enkele littekens waarvan zij tot in detail de spannende verhalen kent, hoe ze tot stand kwamen. Bergen beklimmen en daarbij soms valpartijen maken die sporen achterlaten. Tijdens spannende inzet als arts niet alleen in moeilijke, maar soms ook gevaarlijke omstandigheden terechtkomen, met wisselende afloop, zowel voor de patiënt als de arts zelf. De littekens geven geschiedenis aan haar man en verhogen voor haar zijn mannelijke, op de aarde gerichte maar uit de zon van zijn hooggebergte afkomstige schoonheid.
Ze zucht stilletjes.
Definitely time to make love again. Bij dit soort plannen is ze Amerikaanse Yankee. Let’s get the man into my bed.
Als hij gedoucht heeft en met zijn natte zwarte haren en intensieve stoppelbaard terugkomt is hij in niets gekleed dan een lange witte handdoek. Paola voelt haar verlangen naar hem verder oplaaien. Maar ze weet zich zó archetypisch gekleed in haar prinsessen-nachthemd dat ze vanavond de man-vrouw rollen helemaal klassiek wil hebben. De Yankee stuurt ze met verlof. En dus reikt zij niet naar hem, maar wacht totdat hij naar haar reikt en haar nemen wil en zij zich geven, zich overgeven zal.
En het is alsof al het zoeken, al de zware verantwoordelijkheid van de dag, al de interesse in de mens, de genezing, de ziel, de geest en de lotgevallen van deze stad in haar zich samenballen en nu de vereniging met haar man zoeken.
En hij is nu ook betoverd, of waarschijnlijk juist ont-toverd.
De beelden en herinneringen aan de dag verdwijnen. Ze zijn samen alleen nog huid en zintuigen. De wereld zwijgt en wordt opnieuw geboren. Lichaam, ziel en geest zijn nu in hun spel der zinnen. In aanvatten, strelen, huiveren, kreunen, zuchten, je niet druk maken om eventuele hotelburen, Paola die zich de haven weet voor Andrès die haar vasthoudt en in haar is. En hij zelf ook veilige haven voor haar wanneer hij haar omvat: mannelijk, anders. Het hemelbed zelf is een grote zuidelijke haven voor scheepjesparades van liefkozingen, ook van alle andere minnaars vóór hen en die na hen zullen komen. Liefdes van overal en alle tijden, aankomen, aanmeren, vertoeven, schatten laden en lossen, voedsel en goud door handen laten wisselen, en weer vertrekken, elke dag opnieuw. Steeds opnieuw. De geur van elkaars lichamen in symfonie met de voor hen toebereide frisheid van lakens, handdoeken en de kruiden en het bloesemaroma in het vertrek en de stedelijke geluidscoulisse.
Tenslotte liggen ze na herhaalde vereniging vervuld en uitgeput naast elkaar. De opkomende nachtwind waait door het venster naar binnen en speelt met de bedgordijnen. Hij slaat zijn witte handdoek om zich heen. Zij heeft haar nachtprinsesgewaad weer aan.
En nu komt over hen beiden een grote helderheid. Ze hebben er niet goed woorden voor. Maar het is er. Ze hebben dit nog nooit zo gehad. Kristal- en kristalhelder zijn ze.
Ze laten pepermuntthee komen. Ze drinken uit kommen, terwijl ze in witte hotel badjassen voor het geopende raam zitten.
‘Je bent stil,’ zegt Andrès.
Het is een vaststelling. Iets dat gewoon zo is. Het verstoort de vrede niet.
‘Omdat het woordenloos is!’ antwoordt zij, ‘Het is voorbij de woorden.’
Ze zitten een tijdlang in deze woordeloze sfeer en ondergaan, zonder dat ze zich er ten volle van bewust zijn, de volle magie van midzomernacht in de oude Zuid-Spaanse stad.
Geleidelijk aan keren zij terug tot de gewone wereld van dingen, die van tijd, plaats en handeling. En alsof ze het voor het eerst zien, kijken ze met een schuin oog naar het blauwe pakketje dat nog onaangeroerd op tafel ligt. Even een blikwisseling, met daarin aftasten of het misschien nu aan de tijd is…
Maar Paola is er nog niet helemaal klaar voor. Ze roept haar humor ten tonele en speelt nog kat-en-muis met het pakje.
‘We waren toch geheel vrij te doen wat we wilden? zegt ze. ‘Dus als we het nou gewoon eens dicht laten? En dan lekker gaan zwemmen. Het hotel heeft een eigen zwembad, las ik. Buiten op het dak, onder de sterren!’
‘Prachtig,’ zegt Andrès, ‘maar het één hoeft het ander toch niet uit te sluiten?’
‘Oh, jij bedoelt: de manuscripten meenemen!’ concludeert Paola een beetje malicieus, ‘Dus zitten of liggen wij straks in bikini en zwembroek met onze drinks (allemaal een kwestie van even de roomservice vragen, lieverd!) onder het genot van ontspannende lectuur in Kerklatijn verder van de avond te genieten? Toch, liefje van van me, heb ik ergens het gevoel dat het niet zo verstandig is die handschriften mee te nemen. Zo aan de rand van het zwembad.’
Andrès begint te giechelen. Daar is hij goed in. Vooral als Paola de motor heeft aangezet. Een ijl hinnikend geluid, wat bij hem op grote, maar ingehouden pret duidt. Zijn geliefde fantaseert ondertussen verder:
‘Zie je het al voor je? “Oeps, uit mijn handen gevallen! Waar is het nou? O, in het water gevallen. Dat is dikke pech.” “Snel er achteraan. Gauw weer opvissen! Heb je het, Andrès? Mooi zo.” “Het is helaas een beetje soppig geworden.” “Ja, en best ook wel wat gevlekt. Hier en daar is de tekst een beetje uitgelopen.” “Wat jammer. Zeg, was die kaft daarnet ook al los? Nou eh.. dat zal wel, het is tenslotte een oud boek.” “Op de hotelkamer hebben we gelukkig een föhn liggen. Daarmee maken we het weer mooi droog. Ach, die paar vlekjes horen gewoon bij de ouderdom. Gauw doen, dan zie je er niks meer van.” “Eh, kijk nog even goed, lieverd. Hebben we echt alle bladzijden uit het zwembad gevist?”
Als ze wist dat ze beet bij hem had, kon ze meedogenloos zijn. Andrès kreeg acute zuurstofnood.
‘Hou alsjeblieft op!’ giert hij, naar adem happend, ‘Dit lijkt op een Britse komische film of serie. Erger kàn niet!’
Hij proest het weer uit van het lachen.
‘Maar koffie- thee, wijn- of vetvlekken dan?’ zegt hij, met een fractie van terugkerende ernst, waaraan hij zich als een drenkeling wanhopig vastklampt, ‘Dat kan ons hier in onze suite écht gebeuren. Ik moet er niet aan denken. Zeg, ben je er klaar voor?’
‘Andres, ik ga nog eens te gronde aan jou en aan de veelzijdigheid van het bestaan met jou,’ verzucht zijn aanstaande vrouw, ‘Ik heb net seks gehad met de woest aantrekkelijke man die ik onlangs ten huwelijk heb gevraagd en daarop ook nog ja heeft gezegd. Die loopt hier rond in niets dan een sexy witte handdoek om de gebronsde heupen! En die tegelijkertijd de leider is van een wetenschappelijke expeditie die ons naar deze uiterst herbergzame plaats heeft gebracht. Ik ben een vrouw, Andres! Ik kan zó weer met jou het hemelbed in. Maar dit andere offer wacht. Goed dan, ik ben er klaar voor. Omdat het moet. En omdat ik nu eenmaal het gruwelijke lot heb om deel van jouw expeditie te zijn. Ik kan, als het moet, ook wel weer helder denken. Dus laten we maar beginnen, captain.’
Ze zuchtte. Ze voltrok ergens in haar ziel een reset. Waar dat knopje zich bevond wist ze zelf niet. Misschien de artsentraining. Daar kun je ook plotseling uit bed moeten en in actie komen, voor de lijdende mensheid of zo. Tisnietanders.
Het pakketje verhuisde naar de grote salontafel. Ze maakten het open.
Copyright © 2020 Nina van Immerzeel
Volgende hoofdstukken:
EINDE DEEL TWEE
DEEL DRIE DE NAAM VAN HET LAND



